Bezonnen verzen(1931)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Spiegelbeeld Toef niet te lang van komen: De daagraad van een wreed gevaar Houdt de' einder ingenomen Met dreiging onberekenbaar... Op avondstrakke luchten Over uw schouder heen ik zag Verzichtbren en vervluchten, Een balling tusschen nacht en dag, In schimmig onvermogen Als in een bedelmom verheeld, Van uw verheerlijkte oogen Het schrikvervaagde spiegelbeeld... Eerst schuchter en bevangen Herrees het voor mijn eenzaamheid, Als dagverstomd verlangen Dat met den avond zich belijdt. Voorschaduwd door de dagen, Betrok het dan al vroegre wacht, Liet zich niet meer verjagen Door 't sterreduizlen van den nacht. [pagina 25] [p. 25] Nu als een maan in wassen Wint het zijn eigen vaste baan, In immer nieuw verrassen Van voller glorie opgegaan. Het volgt niet meer gevanklijk Achter uw bleeke heugenis; Volgroeid, en onafhanklijk Van alle ding dat was en is, Schoonheid uit schoon geboren, Zichzelven oorsprongloos en vrij, Aleeniglijk verkoren Tot onbetwiste heerschappij, Volgt het, door niets belezen, Zijn eigen godgelijk bestel, En leidt zijn lichte wezen, En drijft zijn onbevangen spel, En dooft de wereld duister, En delgt al schoonheid om zich uit, En vangt in luchtgen kluister Zich hart en ziel tot zaalgen buit... [pagina 26] [p. 26] O kom, keer niet te spade! Handhaaf uw voorrang, opdat weet Mijn hart bij wiens genade Het onderga in lust of leed. Vorige Volgende