Bezonnen verzen(1931)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Lentemorgen Hoe zult gij gaan, mijn ziel, gekleed Met dezen dag die reikt gereed Zijn morgenweelde van gewaden: Het blankgeplooide linnen van den vliet, De tintelzij van 't blauwe zonverschiet, Het groene keurs van versch ontkreukte bladen, Den malschen mantel van de weî, Der tulpen karmozijne sprei Geboord met malvezwart sameet - Hoe zult gij gaan gekleed? In donkre dagen hebt gij 't wel geleerd: Daar is geen zekerder bezit Van alle schoon dan dit Dat niets versmaadt en niets voor zich begeert... Naakt in hun weêrschijns val Zult gij ze dragen geen en al, En vrij en onbezwaard, Als de avondhemel van den dag zich klaart, En al geleende glans u mede ontglijdt, Verrijkt u strekken En voor den nachtwind en zijn ongenâ In liefdes ragversleten warme wâ Veilig uw leden dekken, En slapend ademen de oneindigheid. Vorige Volgende