Ex toto corde(1964)–Louis de Bourbon– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] Uit Het negende uur Alleen het lied Aan Adriaan Roland Holst Mij is geen ding gebleven dan het lied, de hoop dat het na mijn dood zal duren, al het andere zocht ik, maar ik vond het niet. Want wat is de herinnering aan uren dat bloemen bloeiden in het juichend licht? De zekerheid dat zij niet mochten duren. Niets is bestendig van wat is gericht om naar het lijf te leven en te sterven, het bloeit één dag, het kwijnt bij dalend licht. Wie het één bezit moet al het andere derven, het vlammendst vuur dooft tot een smeulebelt, de witste sneeuw dooit weg in grauwe verven. En ach, haar blik, haar mond, het ongeteld omarmen in de nachtelijke dreven, haar fluisteren, dat mij zoveel heeft verteld. Ook dat ging heen, mij is geen ding gebleven van wat ik had of deed, alleen het lied, het staamlend lied dat ik schreiend heb geschreven. Vorige Volgende