Ex toto corde(1964)–Louis de Bourbon– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] De merel Aan Ko en Bep Dommisse Er was een merel die mij riep en ik die graag in bossen sliep ging heen van waar ik had gerust, gedreven door mijn zwerverslust. Maar 't land waarheen die zang mij riep was eindloos ver en eindloos diep, daar waren doornen ongeteld, ravijnen tussen veld en veld. En ik werd weifel-ziek en bang, verstorven was de vogelzang en 't bloemenbed, waar 'k diep vermoeid ternederlag, was uitgebloeid. Ik zocht en riep, ik zocht, maar vond geen kinderlach, geen vrouwenmond, en langzaam daalt de winternacht waar 'k zon en zomer had verwacht. Verloren is wat ik ooit bezat, verlaten wat ik heb liefgehad, ik ben bedrogen en misleid door schijngeluk en ijdelheid. En toch, ik treur niet om mijn lot, want dieper dan elk aards genot boeit mij het lied - en dat gedijt 't rijkst bij leed en eenzaamheid - Vorige Volgende