Ex toto corde(1964)–Louis de Bourbon– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Laatste nacht Leid mij nog eenmaal in uw gaard, de nacht is koel, de wind bedaart, dit is de laatste, laatste nacht. Leid mij nog eenmaal tot den pracht van uwen tuin, het heuvelland des zachten boezems, waar mijn hand zo vaak verdwaalde en zwerven bleef, totdat een wilder drift hem dreef naar 't woud der schaamte, 't blond gewas, dat schemert in de gouden plas van 't licht der maan; nachtvogel, zing, straks wordt uw lied herinnering, als 't morgenlicht mij vluchten doet uit deze tuin, voorgoed, voorgoed. Sla uwe armen om mij heen, verleid met leugens mijn verdriet, zeg, dat gij nimmer mij alleen zult laten in dit ver gebied. Hoort gij de droeve gamlang niet, die in de verre rimboe klaagt en klagen zal, tot d'ochtend daagt, zijn onheilspellend afscheidslied? O, wieg mij in uw zachte boot, de koele vijver van uw schoot; de laatste nacht ziet door het raam, wij blijven eeuwig, eeuwig saam. Vorige Volgende