| |
| |
| |
Ter ere van het allerheiligst hart van Jesus
En ut superba criminum
EN ut su- pér- ba crími-num
Et sae-va nostró-rum cohors
Cor sauci-á- vit ín-no-cens
Me-réntis haud ta-le De- i!
Zie, hoe 't hoogmoedig roversrot / van onze zonden, zie hoe wreed
het heeft Gods schuld'loos Hart gewond, / dat waarlijk anders had verdiend!
Vibrántis hastam mílitis
peccáta nostra dírigunt,
ferrúmque dirae cúspidis
mortále crimen ácuit. |
De speer, die trilde in 's krijgers hand,
heeft onze zonde 't wit getoond,
en 't ijzer van die wrede punt
heeft onze misdaad scherp gewet. |
Ex Corde scisso Ecclésia,
Christo jugáta, náscitur:
hoc óstium arcae in látere est
genti ad salútem pósitum. |
Geboren uit 't verscheurde Hart,
verschijnt de Kerk als Christus' Bruid;
zij is de zijpoort van de ark,
tot heil van 't volk daar aangebracht. |
Ex hoc perénnis grátia,
ceu septifórmis flúvius,
stolas ut illic sórdidas
lavémus Agni in sánguine. |
Hier vloeit genade eindeloos
als zevenvoudige rivier,
opdat wij ons bevuilde kleed
hier wassen in het bloed van 't Lam. |
Turpe est redíre ad crímina,
quae Cor beátum lácerent:
sed aemulémur córdibus
flammas amóris índices. |
Wat schande, weer te gaan in 't kwaad
dat 't heilig Hart zijn wonde sloeg;
laat liever ons in 't eigen hart
doen branden zulk een liefdegloed. |
Jesu, tibi sit glória,
qui Corde fundis grátiam, |
U, Jesus, zij de eer, die uit
uw Hart genade stromen doet, |
| |
| |
met Vader en met milden Geest,
in ongemeten eeuwigheid. |
cum Patre et almo Spíritu,
in sempitérna sáecula. |
Amen. |
Amen. |
| |
Cor arca legem continens
Cor, ar- ca le-gem cón- ti- nens
Non ser-vi-tú-tis vé-te-ris,
Sed grá-ti-ae, sed vé-ni-ae,
Sed et mi-se-ri-cór- di- ae.
O Hart, ark die de wet bevat, / niet van de oude slavernij,
maar van genade en van heil, / de wet van uw ontferming ook.
O Hart, Gij van het nieuw verbond
het ongeschonden heiligdom,
een heil'ger tempel dan weleer,
en voorhang nieuw en ongescheurd. |
Cor sanctuárium novi
intemerátum fóederis,
templum vetústo sánctius,
velúmque scisso utílius. |
De liefde heeft gewild dat U
zou openen een wrede stoot,
opdat wij eren zo de wond
van liefde die onzichtbaar is. |
Te vulnerátum cáritas
ictu paténti vóluit,
amóris invisëbilis
ut venerémur vúlnera. |
Dit zinnebeeld van liefde leert
hoe Christus, lijdend bloedig en
onbloedig, dubb'le offerand
als hogepriester heeft gebracht. |
Hoc sub amóris symbolo
passus cruénta et mystica,
utrúmque sacrifícium
Christus sacérdos óbtulit. |
Wie zal die zozeer minde niet
beminnen; wie die werd verlost,
zal liefde weig'ren, en dit Hart
niet kiezen als zijn eeuw'ge woon? |
Quis non amántem rédamet?
Quis non redémptus díligat,
et Corde in isto séligat
aetérna tabernácula? |
U, Jesus zij de eer, die uit
uw Hart genade stromen doet,
met Vader en met milden Geest,
in ongemeten eeuwigheid. |
Jesu, tibi sit glória,
qui Corde fundis grátiam,
cum Patre et almo Spíritu,
in sempitérna sáecula. |
Amen. |
Amen. |
| |
| |
| |
Auctor beate saeculi
Auctor be-á-te saé- cu- li,
Christe Redémptor ómni- um,
Lumen Patris de lúmi-ne,
De- úsque ve-rus de De- o:
Heilige Maker van de tijd, / Christus, die allen hebt verlost,
waarachtig Licht van Vaders licht, / en ware God van waren God.
Amor coégit te tuus
mortále corpus súmere,
ut novus Adam rédderes
quod vetus ille abstúlerat. |
Uw liefde heeft U aangezet
om aan te nemen sterf'lijk vlees,
opdat G'als nieuwe Adam geeft
wat d'oude ons ontnomen had. |
Ille amor, almus ártifex
terrae, marísque et síderum,
erráta patrum míserans,
et nostra rumpens víncula; |
Die liefde vruchtbaar, welke schiep
aarde en zee en hemellicht,
der vaadren dwalingen vergaf
en onze ketenen verbrak; |
Non Corde discédat tuo
vis illa amóris ínclyti:
hoc fonte gentes háuriant
remissiónis grátiam. |
Moge niet wijken uit uw Hart
die hoog te roemen liefdekracht;
mogen de volken uit deez' bron
vergeving putten en gena. |
Percússum ad hoc est láncea,
passúmque ad hoc est vúlnera,
ut nos laváret sórdibus
unda fluénte et sánguine. |
Daarom heeft Het de lans doorboord,
daarom heeft lijden Het doorwond,
om ons te reinigen van smet
in stroom van water en van bloed. |
Jesu, tibi sit glória,
qui Corde fundis grátiam,
cum Patre et almo Spíritu,
in sempitérna sáecula. |
U, Jesus, zij de eer, die uit
uw Hart genade stromen doet,
met Vader en met milden Geest,
in ongemeten eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
| |
| |
| |
Antifoon ‘ad jesum autem’
Ad Jesum autem cum ve-níssent,
* ut vi-dé-runt e- um jam mórtu- um,
non fregé-runt e-jus cru-ra:
sed unus mí-li-tum lánce- a la-tus e- jus a-pé-ru- it,
et contínu- o ex-í-vit sanguis et aqua.
Toen zij nu bij Jesus waren gekomen, en zagen dat Hij reeds gestorven was, braken zij zijn beenderen niet, maar één der soldaten opende met een lans zijn zijde, en aanstonds vloeide er bloed en water uit.
|
|