| |
Over de retraite
Geheel ons leven moest op God zijn gericht. Maar de zorgen van iedere dag - de kleine zorgen meer dan de grote - maken dat we onze arbeid, het welzijn van ons huisgezin, gezondheid en al het andere dat we voortdurend als onderdelen van Gods plan zouden moeten zien, als een doel op zich gaan beschouwen. Allerlei vormen van ontspanning - de overbodige ontspanning tenminste, die in zich niet verkeerd is, maar die ons oppervlakkig en gemakzuchtig maakt - leiden onze aandacht voortdurend af van wat ons in de eerste plaats zou moeten bezig houden: de eer van God en ons eigen heil.
De Kerk heeft gewild dat althans gedurende de vastentijd de zorg voor Gods heerlijkheid en voor zijn heil in ons alle andere zorgen zou verdringen, en dat we althans in die weken van alle overbodige ontspanning afstand zouden doen. De vasten is een tijd van gebed en boetvaardige versterving, waardoor we ons ieder jaar bewust worden, dat de christen niet moet ophouden zich tot God te bekeren.
Buiten deze jaarlijkse retraite der Kerk kennen we nog een andere vorm van retraite: dat we ons voor korte tijd terugtrekken in een retraitehuis, in een klooster, of zelfs - als dit mogelijk is - in onze eigen woning. In de meeste gevallen zullen we ons daarbij onder de leiding stellen van een ervaren priester. Maar dit betekent niet dat de retraite hierin bestaat, dat wij gedurende die dagen naar een ongewoon groot aantal preken en onderrichtingen luisteren, en zelfs dient de retraite er niet voornamelijk voor, dat we ons aan godvruchtige oefeningen wijden waarvoor we in het dagelijkse leven dikwijls geen gelegenheid hebben. De gesloten retraite, zoals men haar meestal noemt, is in wezen hetzelfde wat de Kerk gedurende de vastentijd van ons vraagt: dat we ons in gebed en overweging bezinnen op de plicht van ons leven, dat we geheel ons leven bewust instellen op de dienst van God en op onze eigen heiliging waardoor wij God moeten verheerlijken, en dat wij het vaste en wel omschreven voornemen maken, welke middelen wij hiertoe in het vervolg zullen gebruiken.
| |
| |
Van den christen in de wereld wordt ook tijdens een retraite niet gevraagd ongewone oefeningen te verrichten. Als het hem ernst is een geestelijk leven te leiden, weet hij, dat gebed en overweging, geestelijke lezing en gewetensonderzoek gewone middelen zijn om zijn aandacht op de dingen van God te richten en om zich zelf te zuiveren van al wat met Gods heilige wil in strijd is. Hij weet ook, dat het geestelijke leven innerlijke rust en inkeer vraagt, dat hij in de regel slechts kan mediteren als hij in een kerk is of alleen in een kamer. Om met God te verkeren, zoekt hij zich een eenzaamheid, een plaats waar niet gesproken wordt en waar hij niet voortdurend wordt afgeleid door de talloze middelen waardoor de wereld zich voortdurend aan hem zoekt op te dringen. De kloosterlingen hebben steeds getracht hun woning tot zulk een plaats van bestendige eenzaamheid te maken, door een geregeld stilzwijgen te onderhouden en door het verkeer met de wereld zo veel mogelijk buiten te sluiten. Dat we ons nu voor korte tijd in zulk een kloosterlijke eenzaamheid terugtrekken, in een retraitehuis of in een klooster, is het enige bijzondere middel dat wij tijdens een retraite gebruiken.
Moses, Elias, de apostelen, de heilige kluizenaars en kloosterlingen van alle tijden kunnen ons leren hoe wij in de eenzaamheid tot God kunnen komen. Ieder jaar, in het evangelie van de eerste Vastenzondag, overwegen we hoe Christus zelf ons hiertoe het voorbeeld heeft gegeven, toen Hij Zich veertig dagen en nachten terugtrok in de woestijn om te bidden en te vasten. Niet zonder reden hebben de christenen de herinnering bewaard aan zoveel plaatsen, waar mensen in de eenzaamheid God hebben gezocht en met Hem mochten verkeren: de berg Sinaï, de berg Horeb, de Carmel, de Thabor, de opperzaal in Jerusalem, de woestijn van Thebe, de Monte-Cassino, het dal van Cîteaux, de kluizen van Portiuncula, Manresa. Zelfs de christenen, die in de wereld leven, kennen het heimwee naar deze van God vervulde eenzaamheid en willen althans voor enkele dagen in zulk een plaats leven.
| |
De lof van de eenzaamheid
(door Nicolaas den Fransman)
In de eenzaamheid van het gebergte is het dat Abraham, in gehoorzaamheid aan Gods bevel, is opgegaan, en dat hij, overtuigd in het verre verschiet de vrucht van zijn verwachting te ontvangen, zijn zoon Isaac ten offer heeft willen brengen, de verre voorafbeelding van het lijden van Christus die de ware Isaac is.
Ook Loth, de verwant van Abraham, kreeg opdracht Sodoma te verlaten en haastig naar de eenzaamheid te gaan om zijn ziel te redden.
Aan Moses werd in de eenzaamheid van de berg Sinaï de wet gegeven; hij werd daar door zulk een heerlijkheid omstraald, dat men, toen hij van de berg was afgedaald, de luister van zijn gelaat niet kon aanschouwen.
In de eenzaamheid van haar cel sprak Maria met Gabriël; daar is het Woord des Vaders in haar mens geworden.
In de eenzaamheid van de berg
| |
| |
Thabor heeft de mensgeworden God korte tijd voordat Hij zou worden verheerlijkt, zijn glorie getoond aan hen die in de beide Testamenten de vertrouwden zijner geheimen waren.
En onze Zaligmaker besteeg alleen een eenzame berg om daar te bidden.
In de eenzaamheid van de wildernis vastte Hij veertig dagen en veertig nachten; daar ook stond Hij den duivel toe Hem te bekoren, om ons de meest geschikte plaats te wijzen voor het gebed, voor de boetvaardigheid, en voor de overwinning over de bekoringen.
Ten slotte, niet in de drukte der straten hebben de leerlingen den Geest en Vertrooster ontvangen, maar in de eenzaamheid op de berg Sion; Hij is niet tot hen gekomen toen hun geest vervuld was van onnutte dingen, maar toen hun ziel geheel verzonken was in het gebed.
| |
Hoe wij Christus vinden in de eenzaamheid
(door Joannes Cassianus)
Hoe verder de ziel zich verwijdert van het zien der stoffelijke en aardse dingen, des te meer wordt zij gezuiverd en zal zij inwendig Jesus Christus kunnen beschouwen, hetzij in de nederigheid van zijn vlees, hetzij in de luister van zijn heerlijkheid. Alleen zij schouwen met zuivere ogen zijn Godheid, die van de nietswaardige en aardse werken en gedachten opklimmen en zich met Hem terugtrekken op de hoge berg der eenzaamheid. Bevrijd van de verwarring en het rumoer van alle aardse gedachten, en onberoerd door de bevlekking der hartstochten, worden zij door een levend geloof en een volmaakte deugd omhooggevoerd om zijn onthulde heerlijkheid te zien. Want alleen de reine zielen verdienen het beeld van zijn glorie te aanschouwen.
Weliswaar wordt Jesus ook gezien door hen die in de steden en de dorpen wonen, dit is door hen die in het actieve leven zijn en uitwendige werken van liefde verrichten; maar dezen zien Hem niet in de heerlijkheid waarmee Hij Zich toont aan wie met Petrus, Jacobus en Joannes de bovengenoemde berg der deugden bestijgen. Ook aan Moses is Hij eens in de eenzaamheid verschenen, en in de eenzaamheid heeft Hij gesproken met Elias.
Onze Heer heeft dit willen bevestigen en ons een voorbeeld van volmaakte beschouwing willen nalaten. Want ofschoon Hij als de bron van niet te besmetten heiligheid zelf de uiterlijke hulpmiddelen van teruggetogenheid en eenzaamheid niet nodig had om tot de reinheid te komen - want de reinheid zelve kon door geen omgang van mensen worden besmeurd - heeft Hij Zich toch alleen op de berg teruggetrokken om daar te bidden. Door dit voorbeeld heeft Hij ons geleerd dat ook wij, om ons met een zuiver hart en uit geheel ons gemoed tot God te verheffen, ons eveneens van alle onrust en gewoel moeten terugtrekken. Dan zullen wij reeds tijdens dit leven, tot op zekere hoogte, genieten van de zaligheid welke voor de toekomst beloofd is aan de heiligen; want God zal ons alles in allen zijn.
Dan zal in ons geheel bewaarheid worden dat woord van onzen Zaligmaker toen Hij
| |
| |
voor zijn leerlingen tot den Vader bad en zeide: ‘Moge de liefde waarmede Gij Mij hebt liefgehad, in hen zijn, en zij in Ons’, en eveneens: ‘Mogen zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, het zijt in Mij en Ik in U: mogen zij ook één zijn in Ons’. Dit gebed van onzen Heer zal zeker in vervulling gaan, als wij Hem oprecht zoeken te beminnen met die volmaakte liefde waarmede God ons het eerst heeft liefgehad. Het zal geschieden, wanneer onze liefde, ons verlangen en onze ijver nog slechts God gelden en Hem alleen; wanneer de eenheid waarmee de Vader met den Zoon is verbonden en de Zoon met den Vader, zozeer in onze geest en in ons hart zal binnendringen, dat de liefde welke ons met Hem verbindt, even onafgebroken en onveranderlijk zal zijn als de oprechte, reine en eeuwige liefde waarmede Hij ons bemint. Dan zullen wij op zulk een wijze met Hem verbonden zijn, dat wij niet anders meer hopen, niet anders meer denken en spreken dan God.
| |
Gebed voor een retraite
Zie, Heer, wij die geplaatst zijn in de verwarring der wereld, zoeken de rust van de stilte en verlangen voor korte tijd te ontvluchten aan het aardse bedrijf, om van de wankelmoedigheid en de onrust onzer ziel te worden bevrijd. Wij weten, dat wij de rust die voor ons bereid is, niet van een plaats moeten verwachten, maar van U, die de Schepper van alle plaatsen zijt. Geef daarom, dat wij aan alle afleiding van menselijk rumoer worden onttrokken, en ons alleen in de beschouwing van uw zoetheid verheugen.
| |
Gebed van den heiligen Robertus Bellarminus
Heer, die zoet zijt en zachtmoedig en vol van ontferming, wie zou U niet van ganser harte dienen, als hij slechts een weinig de zoetheid van uw vaderlijke heerschappij begint te smaken? Wat toch beveelt Gij, Heer, aan uw dienaren? Gij zegt hun: Neemt mijn juk op u. En wat is dat voor een juk? Mijn juk, zegt Gij, is zacht, en mijn last is licht. Wie zou niet graag een juk dragen, dat niet drukt maar verlicht, en een last die niet bezwaart maar verkwikt? Terecht hebt Gij er dan ook aan toegevoegd: En gij zult rust vinden voor uw zielen. En wat is uw juk, dat geen vermoeidheid maar rust geeft? Het is niet anders dan dat eerste en grootste gebod: Gij zult den Heer uw God liefhebben uit geheel uw hart. Wat immers is gemakkelijker, zachter en zoeter, dan de goedheid te beminnen, de schoonheid en de liefde, die Gij geheel zijt, mijn Heer en God? Met recht heeft uw dienaar David geoordeeld, dat uw geboden meer begerenswaardig zijn dan goud en een menigte edelstenen, en dat zij zoeter zijn dan honing en honingzeem.
|
|