| |
| |
| |
Voor zieken
Zelden kennen wij de bedoelingen, die God met ons heeft, zo duidelijk als wanneer wij ziek zijn. Want tijdens een ziekte behoeven we geen keuze te maken en ons niet af te vragen, of een ander werk of een andere wijze van leven wellicht beter aan Gods wil zou beantwoorden. We hebben niet anders te doen dan ziek te zijn.
Wij moeten de ziekte nederig aanvaarden als een beschikking van Gods wil, en in het vaste geloof, dat Hij alles voor ons ten beste leidt. Alle lichamelijke pijn en ongemak, ook de eenzaamheid waarin de ziekte ons somtijds brengt, moeten wij beschouwen als genaden van God, namelijk als een middel dat Hij ons geeft om boete te doen.
Vervolgens moeten wij ons in onze ziekte verenigen met Christus en bedenken, dat wij niet beter zijn dan onze Meester. Want als Hij het zwaarste lichamelijke lijden en de uiterste geestelijke verlatenheid om onzentwil heeft verduurd, is Hij ook daarin ons voorbeeld, en moeten wij, als wij zelf in pijn en eenzaamheid zijn, Hem willen navolgen. Dikwijls zal dit ons moeilijk vallen. Maar de Vader zal ons de kracht geven, in geduld te volharden, als wij Hem nederig blijven vragen althans enigszins te mogen gelijken op zijn Zoon. En met deze kracht zullen we het inzicht ontvangen in het geheim van Christus' mystieke lichaam, hetwelk de apostel Paulus beleed toen hij schreef, dat de volgelingen des Heren door hun lijden kunnen aanvullen wat aan Christus' lijden ontbreekt (Col. 1, 24); niet alsof de Passie des Heren niet voldoende zou zijn geweest om de mensheid te verlossen, maar omdat wij, door naar de maat van onze zwakke kracht in die Passie te delen, zelf een inniger gemeenschap met deze verlossing zullen hebben, en ook voor anderen, die met ons tot het éne mystieke lichaam zijn verenigd, door de ondoorgrondelijke verbondenheid van de Gemeenschap der Heiligen tot heil kunnen zijn. Dit ook bedoelde de Apostel met de woorden: ‘Met Christus ben ik gekruisigd’ (Gal. 2, 19).
Gebruik de tijd van uw ziekte als een bijzondere tijd van gebed. Misschien is uw ziekte juist bedoeld als een middel om u aan te sporen ernstiger te gaan leven. De verontschuldiging dat gij geen tijd hebt om te bidden, geldt nu niet langer. Maak er een vaste gewoonte van iedere dag bepaalde gebeden te bidden, een overweging te houden, uw geweten te onderzoeken, een geestelijke lezing te doen. Als ge te vermoeid zijt om te mediteren of te lezen, zeg dan van tijd tot tijd een schietgebed en bid de rozenkrans.
Maak geen misbruik van uw ziekte om de aandacht voor uw persoon op te eisen, en denk niet gemakkelijk dat anderen u verwaarlozen. En zelfs als dat het geval is, klaag dan niet, maar denk aan het voorbeeld van Christus, die u in uiterste verlatenheid heeft willen verlossen. Ook als het voedsel met minder zorg voor u is klaargemaakt, als het te zout is of te flauw, schreef de
| |
| |
zalige Jan van Ruusbroec aan een zieke, verdraag het in stilte en bedenk, dat Christus in zijn ergste lijden gelaafd werd met gal en azijn.
Bid voor uw genezing, maar altijd met de gedachte dat ge uw leven in de toekomst beter voor de eer van God zult gebruiken dan ge vroeger hebt gedaan. Doe nauwkeurig alles wat ervaren dokters u zeggen, want hun kennis van het menselijk lichaam en de geneesmiddelen die zij voorschrijven, zijn geschenken van God. Wees er van overtuigd, dat God u door deze natuurlijke hulpmiddelen zal genezen, als het u tot zaligheid strekt, en verlaat u geheel op zijn vaderlijke goedheid.
Wees dankbaar jegens hen die u verzorgen en bijstaan. Vraag hun geen onnodige diensten. Probeer altijd blijmoedig te zijn, ‘want God heeft een blijmoedigen gever lief’ (2 Cor. 9, 7). Bid voor allen die u weldoen, en in het bijzonder voor alle andere zieken.
Om de zieken te helpen hun ziekte inderdaad als een tijd van genade te benutten, werd het Ziekenapostolaat opgericht. Door de leiding van dit Apostolaat worden regelmatig richtlijnen voor het geestelijke leven gegeven die bijzonder voor zieken zijn bestemd.
De kerkelijke zegeningen van zieken en geneesmiddelen vindt men op bladz. 478 en 483.
| |
Gebed van Pascal
om aan God het goede gebruik van de ziekte te vragen
Niet alle zieken zullen aanstonds de gevoelens van boetvaardigheid en volledige overgave, welke Pascal in dit gebed heeft neergeschreven, tot de hunne kunnen maken. Maar laten zij het althans lezen en er uit leren wat de diepe zin van hun lijden is.
God, wiens geest goed is en zoet in alle dingen, en die zo barmhartig zijt dat niet alleen de voorspoed, maar ook het onheil dat uw uitverkorenen treft, het gevolg is van uw ontferming, geef mij de genade, dat ik in de toestand waarin uw rechtvaardigheid mij heeft gebracht, niet handel als een heiden. Geef dat ik als een ware christen U erkenne als mijn Vader en mijn God, in welke toestand ik mij ook bevind. Want al ben ik onderhevig aan verandering, Gij zijt altijd Dezelfde en Gij zijt niet minder God wanneer Gij slaat en tuchtigt dan wanneer Gij vertroost en barmhartigheid oefent.
Gij hebt mij de gezondheid gegeven om U te dienen, maar ik heb er een slecht gebruik van gemaakt. Tot mijn verbetering zendt Ge mij nu ziekte over; laat niet toe dat ik die misbruik om U door mijn ongeduld toornig te maken. Voor het slechte gebruik dat ik van mijn gezondheid heb gemaakt, hebt Gij mij naar rechtvaardigheid gestraft; laat nu niet toe, dat ik ook die straf misbruike. En daar de boosheid van mijn natuur zelfs uw genaden voor mij verderfelijk doet worden, maak, mijn God, dat uw al- | |
| |
vermogende ontferming mij uw tuchtiging tot heil doet zijn. Als ik met geheel mijn hart aan de wereld hing, toen het beschikte over mijn krachten, neem die krachten van mij weg tot mijn heil, en maak het mij onmogelijk om van de wereld te genieten, hetzij door de zwakheid van mijn lichaam, hetzij door ijver van liefde, om mijn vreugde slechts te vinden in U.
God, aan het einde van mijn leven en bij het einde der wereld moet ik U nauwkeurig rekenschap geven van al mijn daden. Gij zult mijn lichaam doen sterven, en in het uur van mijn dood mijn ziel losrukken van alles wat zij op de wereld beminde. Ik prijs U, mijn God, en zal U zegenen alle dagen van mijn leven, omdat Gij tot mijn heil die vreeswekkende dag voor mij hebt willen voorbereiden, door in de toestand van zwakheid waarin Gij mij hebt gebracht, al het wereldse te vernietigen. Ik prijs U, mijn God, en zal U zegenen alle dagen van mijn leven, omdat Gij het mij onmogelijk hebt willen maken te genieten van de vreugde der gezondheid en van de genoegens der wereld, omdat Gij nu reeds tot mijn heil de drogbeelden hebt vernield, welke Gij eens tot beschaming der bozen geheel zult vernietigen op de dag uwer gramschap. Gelijk ik op het ogenblik van mijn dood gescheiden zal zijn van de wereld, ontbloot van alle dingen, en geheel alleen in uw tegenwoordigheid zal staan om aan uw rechtvaardigheid rekenschap te geven over alle roerselen van mijn hart; geef, Heer, dat ik mijzelf in deze ziekte beschouwe als in een soort van dood, gescheiden van de wereld, ontrukt aan alle voorwerpen van mijn genegenheid, geheel alleen in uw tegenwoordigheid, om van uw barmhartigheid de bekering van mijn hart af te smeken. Laat het mij een zeer grote troost zijn, dat Gij me nu deze soort van dood overzendt om wille van uw ontferming, voordat Gij mij de werkelijke dood doet ondergaan om uw rechtvaardigheid te oefenen. Geef toch, mijn God, dat gelijk Gij mij wilt voorbereiden op de dood, ik mij voorbereide op de gestrengheid van uw oordeel; dat ik mijzelf oordele vóór uw gericht, om als ik in uw tegenwoordigheid zal zijn, genade te vinden.
Geef, mijn God, dat ik de leiding van uw aanbiddelijke voorzienigheid over mijn leven zwijgend aanbidde; dat uw roede mij tot vertroosting strekke; dat ik, na in bitterheid van zonde te hebben geleefd toen het mij goed ging, de hemelse zoetheid van uw genade smake in het heilzame lijden dat Gij mij overzendt. Maar ik erken, mijn God, dat mijn hart zo verstokt is en vol van gedachten, zorgen, onrust en gehechtheid aan de wereld, dat ziekte noch gezondheid, noch preken of boeken, noch uw heilige
| |
| |
Schriften, uw Evangelie of uw heiligste geheimen, noch aalmoezen, vasten, verstervingen of wonderen, noch het gebruik der sacramenten of het offer van uw Lichaam, mijn inspanning zo min als die van de gehele wereld tezamen, in staat zijn mijn bekering zelfs maar te beginnen, als Gij dit alles niet begeleidt door de bijzondere bijstand van uw genade. Daarom wend ik mij tot U, almachtige God, om U een gave te vragen die alle schepselen tezamen mij niet zouden kunnen geven. Ik zou het niet wagen tot U te roepen, als iemand anders mijn gebed zou kunnen verhoren. Maar, mijn God, de bekering van mijn hartwaarom ik U smeek, is een werk dat alle krachten van de natuur te boven gaat; tot wie kan ik mij wenden dan tot den Maker en den almachtigen Meester van de natuur en van mijn hart. Tot wie zal ik roepen, Heer, tot wie mijn toevlucht nemen, tenzij tot U? Alles wat niet God is, kan mijn verlangen niet stillen. God zelf is het, om wien ik vraag, dien ik zoek; tot U alleen, mijn God, wend ik mij om U te verkrijgen. Open mijn hart, Heer; ga binnen in die opstandige plaats, waar de ondeugden bezit van hebben genomen. Zij houden het onderworpen; ga er binnen als in het huis van den sterke. Maar keten eerst den machtigen vijand die er heerst, en roof er al zijn schatten. Neem in bezit, Heer, de gehechtheden welke de wereld had ontstolen; steel Gijzelf die schat, of liever neem hem terug, omdat hij U toebehoort als de schatting die ik U schuldig ben, daar immers uw beeltenis er in is afgedrukt. Gij hebt die er aangebracht, Heer, op het ogenblik van mijn doopsel welke mijn tweede geboorte was; maar zij is geheel uitgewist. Het beeld van de wereld is er zo diep ingegrift, dat het uwe onherkenbaar is geworden. Gij alleen hebt mijn ziel kunnen scheppen; Gij alleen kunt haar herscheppen. Gij alleen hebt er uw beeltenis in kunnen drukken; Gij alleen kunt die er opnieuw in drukken, namelijk de beeltenis van Jesus Christus mijn Verlosser, die uw afstraling is en het beeld
van uw Wezen.
Ontroer mijn hart door het berouw over mijn zonden; want zonder deze inwendige smart zou het uitwendige lijden, waarmede Gij mijn lichaam treft, mij een nieuwe gelegenheid tot zonde zijn. Doe mij goed begrijpen, dat het lijden van het lichaam niets anders is dan de tuchtiging en de afbeelding van al het lijden der ziel. Geef echter, Heer, dat het er ook de genezing van is; en doe mij overwegen in de smarten die ik gevoel, de smarten die ik niet voelde in mijn ziel, toen deze geheel ziek was en overdekt met zweren. Want, Heer, de allergrootste ziekte is die ongevoeligheid der ziel, die uiterste zwakheid welke haar alle bewustzijn van haar
| |
| |
eigen ellende had ontnomen. Geef mij die ellende levendig te gevoelen, en moge hetgeen mij van dit leven rest een voortdurende boetedoening zijn om de misdaden welke ik bedreef, af te wassen.
Heer, tot nu toe is U mijn leven hatelijk geweest door mijn voortdurende onachtzaamheid, door het slechte gebruik dat ik maakte van uw meest verheven sacramenten, door mijn verachting voor uw woord en uw inspraken, door mijn luiheid en de volstrekte nutteloosheid van mijn handelingen en gedachten, door het volkomen verlies van de tijd welke Gij mij had gegeven om U te aanbidden, om in al mijn bezigheden de middelen te zoeken U te behagen, en om boete te doen voor de fouten van iedere dag, die zelfs bij de meest rechtvaardigen zo talrijk zijn, dat zij van hun leven een voortdurende boete moeten maken, willen zij niet in het gevaar verkeren hun gerechtigheid te verliezen. Zo, mijn God, heb ik U steeds bestreden. Ja, Heer, tot nu toe ben ik doof geweest voor uw ingevingen en heb ik uw uitspraken geminacht; ik heb geoordeeld in volkomen tegenstelling tot uw oordelen; ik heb de heilige leer, welke Gij uit de schoot van den eeuwigen Vader op aarde hebt gebracht en volgens welke Gij de wereld zult richten, weersproken. Ik beken, Heer, dat ik mijn gezondheid als een groot goed heb geacht, echter niet omdat zij mij een gemakkelijk middel was om U te dienen, om ijveriger te bidden en om aan mijn naasten te hulp te komen, maar omdat ik mij door die gezondheid met minder terughouding kon overgeven aan de genoegens van dit leven. Geef mij de genade, Heer, mijn verdorven inzicht te verbeteren en mijn gevoelens gelijk te maken aan de uwe. Geef mij gelukkig te zijn in de beproeving, en reinig mijn gevoelens, zodat ze niet langer in strijd zijn met de uwe. Moge ik U zo vinden in mijn binnenste, nu ik wegens mijn zwakheid U niet kan zoeken in uitwendige werken. Uw rijk immers, Heer, is in hen die in U geloven; ik zal het vinden in mijzelf, als ik er uw Geest en uw inzichten vind.
Zie neder, Heer, op mijn beproeving en op het lijden dat mij nog te wachten staat. Aanschouw met ogen vol ontferming de wonden welke uw handen in mij hebben geslagen. Mijn Verlosser, die uw lijden en dood hebt liefgehad; mijn God, die mens zijt geworden om meer dan alle mensen voor het heil der mensen te lijden; mijn God, die na de zonden der mensen het vlees hebt aangenomen om daarin al het lijden te verduren dat onze zonden hebben verdiend; mijn God, die zozeer de lijdenden liefhebt, dat Gij zelf een lichaam hebt gekozen hetwelk zozeer vervuld was van lijden als nimmer ter
| |
| |
wereld is voorgekomen; wees mijn lichaam genadig, niet om zijnentwil of om wille van wat het omsluit, omdat dit alles uw gramschap waardig is, maar om wille van het lijden dat het verduurt en dat alleen uw liefde waardig kan zijn. Heb mijn lijden lief, Heer; mogen mijn smarten U uitnodigen tot mij te komen. Maar om uwe woning volledig daartoe in te richten, geef, mijn Heiland, dat als mijn lichaam gelijk wordt aan het uwe door het lijden voor mijn zonden, ook mijn ziel aan de uwe gelijk worde in de droefheid over mijn zonden; dat ik aldus, met U, gelijk aan U, in mijn lichaam en in mijn ziel, moge lijden voor de zonden die ik heb bedreven.
Heer, vóór de komst van uw eniggeboren Zoon hebt Gij de wereld zonder vertroosting laten smachten in een lijden zonder bovennatuurlijk uitzicht. Nu troost en verlicht Gij het lijden van uw gelovigen door de genade van uw enigen Zoon; en in de heerlijkheid van dien enigen Zoon overlaadt Gij uw heiligen met onvermengde zaligheid. Dit zijn de trappen volgens welke Gij uw werk volbrengt. Gij hebt mij reeds van de eerste tot de tweede doen opklimmen; breng mij nu ook van de tweede tot de derde trap. Dit is de genade die ik U vraag, o Heer.
Neem van mij weg, Heer, de droefheid welke mijn eigenliefde mij doet gevoelen wegens mijn lijden en wegens het mislukken van mijn wereldse plannen, die niet op uw eer zijn gericht; maar wek in mij een droefheid, die gelijk is aan de uwe. Moge mijn lijden dienen om uw toorn te doen bedaren; maak dat het een aanleiding zij tot mijn heil en tot mijn bekering. Moge ik in het vervolg slechts gezondheid en leven wensen om die voor U, met U en in U te gebruiken. Ik vraag U gezondheid noch ziekte, leven noch dood; maar beschik over mijn gezondheid en ziekte, over mijn leven en dood, om ze te doen strekken tot uw verheerlijking, tot mijn zaligheid, tot nut van de Kerk en van uw heiligen, met wie ik door uw genade hoop verenigd te worden. Gij alleen weet wat mij ten voordeel is; Gij zijt de opperste Meester; handel gelijk Gij wilt. Geef, of neem weg; maar maak mijn wil gelijk aan de uwe; opdat ik, in nederige en volmaakte onderwerping en in heilig vertrouwen, bereid worde te aanvaarden hetgeen uw eeuwige voorzienigheid voor mij heeft bestemd, en opdat ik U aanbidde in alles wat van U moge komen, wat het ook zij.
Geef, Heer, dat ik, in welke toestand ik mij ook bevind, mij verenige met uw wil; en dat ik, ziek als ik ben, U verheerlijke in mijn lijden. Zonder lijden kan ik niet tot de heerlijkheid komen; ook zelf hebt Gij, mijn Zaligmaker, slechts door lijden willen ingaan tot uw heerlijkheid.
| |
| |
Door de tekenen van uw lijden hebben de leerlingen U herkend; door diezelfde tekenen zult ook Gij herkennen wie uw leerlingen zijn. Herken mij daarom als uw leerling door het lijden, dat ik verduur in lichaam en ziel om wille van mijn zonden. En omdat aan God niets welgevallig is als het Hem niet door U wordt aangeboden, verenig mijn wil met de uwe, en mijn lijden met dat wat Gij zelf hebt doorstaan. Geef, dat mijn lijden het uwe worde. Maak mij één met U, vervul mij met Uzelf en met uw Heiligen Geest. Ga binnen in mijn hart en in mijn ziel, om daar mijn lijden te dragen; lijd in mij wat van uw Passie te lijden over is gebleven, en wat Gij voltrekt in uw ledematen tot de tijd dat uw Lichaam volledig zal zijn voltooid. Zo moge ik vervuld zijn van U; zo moge ik het niet langer zijn die leef en lijd, maar Gij die leeft en lijdt in mij, o mijn Verlosser. En zo moge ik, voor een klein gedeelte met U mede-lijdend, door U geheel vervuld worden met de heerlijkheid welke Gij U daardoor hebt verworven, en waarin Gij leeft met den Vader en den Heiligen Geest, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
| |
Gebed van bossuet
Onze Heer Jesus Christus is zowel de geneesheer van ons lichaam als van onze ziel. Daarom zullen wij Hem nimmer om de gezondheid van het lichaam vragen zonder tegelijkertijd te bidden dat Hij onze ziel geneze.
Jesus, mijn Verlosser, Gij zijt de Bevrijder dien ik zoek. Waarachtige Geneesheer vol liefde, zonder door iemand geroepen te zijn, hebt Gij uit de hemel op de aarde willen nederdalen, en hebt een zo grote reis ondernomen om uw zieken te komen bezoeken. Ik geef mij geheel over aan uw handen. Geef, dat ik vandaag een goed voornemen make om op U alleen te vertrouwen, om met ijver uw hulp in te roepen, om geduldig uw geneesmiddelen te verdragen. Als Gij mij niet geneest, Verlosser, dan is mijn toestand zonder uitzicht. Genees, mij, Heer, en ik zal gezond zijn. Alle anderen, tot wie ik mij wend, kunnen het kwaad slechts voor een tijd bedekken; Gij alleen rukt het met wortel en al uit, Gij alleen geeft eeuwige genezing. Gij zijt mijn behoud en mijn leven, Gij zijt mijn troost en mijn heerlijkheid, Gij zijt mijn verwachting in deze wereld en zult mijn kroon zijn in de toekomstige.
| |
Gebed van den zaligen Claudius de la Colombière
Als wij moeten klagen, laat ons dan klagen bij den gekruisten Jesus. Maar, mijn Zaligmaker, waarover zal ik mij in uw tegenwoordigheid te beklagen hebben? Wat betekent mijn lijden als ik het vergelijk met uw lijden, dat Gij zonder klagen verdraagt? Een ander zou ik misschien kunnen overtuigen, dat ik
| |
| |
onrechtvaardig te lijden heb; maar onder uw ogen kan ik het niet, o Heer, want Gij kent mijn zonden. Gij weet dat ik minder lijd dan ik heb verdiend. En omdat al mijn lijden van U komt, zou ik U verwijten doen als ik mij beklaagde. Toch kom ik tot U om mij bij U te beklagen, niet over mijn lijden, niet over mijn vijanden, maar over mijzelf en over mijn gebrek aan geduld. Tot U kom ik; geef mij kracht, moedig mij aan, om te zwijgen en te lijden gelijk Gij geleden hebt.
| |
Gebed van kardinaal Newman
Mijn God en Verlosser, die voor mij zo groot een lijden hebt verdragen met volkomen bewustzijn en in volmaakte sterkte; geef mij door uw hulp de kracht om, als ik lichamelijk te lijden heb, het met een deel van uw geduld te verdragen.
Verkrijg mij die genade, Maagd en Moeder, die uw Zoon hebt zien lijden en zelf met Hem hebt mede geleden: dat ik mijn lijden met het zijne en het uwe verenige, en dat het, door zijn Lijden, door uw verdiensten ook en door die van alle heiligen, strekke tot voldoening voor mijn zonden en tot het bereiken van het eeuwige leven.
| |
Gebed voor een operatie
Vader vol liefde, bij het lijden dat uw beminde Zoon Jesus Christus op het kruis heeft doorstaan, vraag ik U mij te hulp te komen. Ik beveel mijzelf met volmaakt vertrouwen in uw liefhebbende handen. Waak over mij en bescherm mij in het uur van mijn zwakheid, en geef dat, als ik het bewustzijn voor de dingen der aarde zal hebben verloren, mijn innerlijke gedachten mogen verwijlen bij U. Zegen en leid uw dienaren die mij zullen verzorgen, en geef hun een goed resultaat, opdat wij U voor uw goedheid mogen danken. En ten slotte, maak dat ik mijn pijn blijmoedig verdrage, en dat ik, met uw hulp, ook zelf anderen in het uur van hun beproeving moge bijstaan.
| |
Dankgebed na het verkrijgen van de genezing
Men stiet mij, dat ik zou wankelen en vallen; maar de Heer hield mij staande.
Mijn kracht en mijn roem is de Heer, en Hij is mij tot heil geweest. Een zang van jubel en zege klinkt in de tenten der vromen.
De rechterhand des Heren heeft haar kracht getoond; de rechterhand des Heren heeft mij verheven; de rechterhand des Heren heeft haar kracht getoond.
Ik zal niet sterven, maar leven, en verkondigen de werken des Heren.
De Heer heeft mij ten zeerste gekastijd, maar niet aan de dood mij prijsgegeven.
Opent mij de heilige poorten, dat ik daardoor binnentrede om den Heer te prijzen; dit is de poort des Heren, de
| |
| |
rechtvaardigen gaan door haar binnen.
Ik zal U loven, want Gij hebt mij verhoord, en Gij zijt mij ten heil geweest. (Ps. 117, 12-21)
Heilige Heer, Vader almachtig, eeuwige God, die de genade van uw zegening over mijn zieke lichaam hebt uitgestort, en die uw schepsel met uw rijke ontferming beschermt, luister goedgunstig nu wij uw Naam aanroepen. Nu ik, uw dienaar, ben bevrijd van ziekte en de gezondheid heb herkregen, richt mij op met uw machtige hand, sterk mij door uw kracht, bescherm mij door uw almacht, en geef mij, in het volkomen heil dat ik heb verhoopt, terug aan uw Kerk, opdat ik opnieuw moge verwijlen bij uw heilig altaar. Door Christus onzen Heer. Amen.
|
|