| |
De begrafenis
Het stoffelijk overschot van de gelovigen wordt voor de begrafenis naar de kerk overgebracht, hetzij op de avond tevoren, hetzij onmiddellijk voor de mis van uitvaart. Waar dit gevoegelijk geschieden kan, begeleidt de priester het stoffelijk overschot van het sterfhuis naar de kerk en bidt daarbij onderstaande gebeden, welke door het Rituale worden aangegeven. In streken waar deze plechtige overbrenging niet mogelijk is, zegent de priester het stoffelijk overschot in het kerkportaal en wordt de psalm Miserere en de zang Subvenite gezongen of gebeden, als het de kerk wordt binnengedragen.
In het sterfhuis besprenkelt de priester het stoffelijk overschot met wijwater en bidt vervolgens de psalm De profundis.
Ant. |
Ant. |
SI iniquitates. |
ALS Gij indachtig blijft. |
| |
| |
| |
Psalm 129
Uit de diepten roep ik tot U, Heer; * Heer, hoor mijn klagen. |
De profundis clamavi ad te, Domine; * Domine, exaudi vocem meam. |
Laat uw oor luisteren * naar mijn roepen en smeken. |
Fiant aures tuae intendentes, * in vocem deprecationis meae. |
Als Gij onze zonden indachtig blijft, Heer; * Heer, wie zal stand houden? |
Si iniquitates observaveris, Domine, * Domine, quis sustinebit? |
Maar bij U is vergeving, * en wegens uw wet mag ik op U, Heer, vertrouwen. - |
Quia apud te propitiatio est, * et propter legem tuam sustinui te, Domine. - |
Daarom vertrouwt mijn ziel op zijn woord, * vertrouwt mijn ziel op den Heer. |
Sustinuit anima mea in verbo ejus, * speravit anima mea in Domino. |
Van de morgenwake tot de nacht * ziet Israël uit naar den Heer. |
A custodia matutina usque ad noctem * speret Israël in Domino. |
Want bij den Heer is ontferming, * en overvloedig is zijn verlossing. |
Quia apud Dominum misericordia * et copiosa apud eum redemptio. |
Hij zelf zal Israël bevrijden * van al zijn zonden. |
Et ipse redimet Israël * ex omnibus iniquitatibus ejus. |
Heer, * geef hem (haar) de eeuwige rust. |
Requiem aeternam * dona ei, Domine. |
En het eeuwige licht * verlichte hem (haar). |
Et lux perpetua * luceat ei. |
|
Ant. Als Gij onze zonden indachtig blijft, Heer; Heer, wie zal stand houden? |
Ant. Si iniquitates observaveris, Domine; Domine, quis sustinebit? |
Hierna wordt het stoffelijk overschot naar de kerk gedragen. De priester heft de volgende antifoon aan en het koor vervolgt met de psalm.
Ant. Juichen zullen voor den Heer. |
Ant. Exsultabunt Domino. |
| |
Psalm 50
Ontferm U over mij, o God, * volgens uw grote barmhartigheid. |
Miserere mei, Deus, * secundum magnam misericordiam tuam. |
En naar de rijkdom uwer ontferming * delg mijn misdaad. |
Et secundum multitudinem miserationum tuarum, * dele iniquitatem meam. |
Was mij geheel van mijn schuld, * en reinig mij van mijn zonde. |
Amplius lava me ab iniquitate mea, * et a peccato meo munda me. |
| |
| |
Quoniam iniquitatem meam ego cognosco; * et peccatum meum contra me est semper. |
Want ik ben mij van mijn misdaad bewust, * en mijn zonde staat mij steeds voor de geest. |
Tibi soli peccavi et malum coram te feci; * ut justificeris in sermonibus tuis, et vincas cum judicaris. |
Tegen U alleen heb ik gezondigd, gedaan wat kwaad is in uw ogen; * zo zult gij rechtvaardig zijn in uw vonnis en rein in uw oordeel. |
Ecce enim in iniquitatibus conceptus sum; * et in peccatis concepit me mater mea. |
Want zie, in ongerechtigheid ben ik ontvangen, * en in zonde ontving mij mijn moeder. |
Ecce enim veritatem dilexisti; * incerta et occulta sapientiae tuae manifestasti mihi. - |
Gij bemint de oprechtheid des harten; * uw geheime en verborgen wijsheid hebt Gij mij ontvouwd. - |
Asperges me hyssopo, et mundabor; * lavabis me, et super nivem dealbabor. |
Besprenkel mij met hysop, en ik word rein; * was mij, en ik word witter dan sneeuw. |
Auditui meo dabis gaudium et laetitiam, * et exsultabunt ossa humiliata. |
Laat mij weer vreugde en blijdschap vernemen, * dan zullen mijn verbrijzelde beenderen juichen. |
Averte faciem tuam a peccatis meis, * et omnes iniquitates meas dele. |
Wend uw gelaat af van mijn zonden, * en delg al mijn misdaden uit. |
Cor mundum crea in me, Deus, * et spiritum rectum innova in visceribus meis. |
Schep een zuiver hart in mij, o God, * en vernieuw in mij een vaste geest. |
Ne projicias me a facie tua, * et spiritum sanctum tuum ne auferas a me. |
Verwerp mij niet van uw aanschijn, * en neem uw heilige geest niet van mij weg. |
Redde mihi laetitiam salutaris tui * et spiritu principali confirma me. - |
Geef mij weer de vreugde van uw heil, * en sterk mij met een willige geest. - |
Docebo iniquos vias tuas, * et impii ad te convertentur. |
Bozen zal ik uw wegen leren, * en zondaars zullen zich tot U bekeren. |
Libera me de sanguinibus, Deus, Deus salutis meae, * et exsultabit lingua mea justitiam tuam. |
Bevrijd mij van bloedschuld, o God, God van mijn heil, * en mijn tong zal jubelen over uw gerechtigheid. |
Domine, labia mea aperies, * et os meum annuntiabit laudem tuam. |
Heer, open mijn lippen, * en mijn mond zal uw lof verkondigen. |
Quoniam si voluisses sacrificium, dedissem utique; |
Als Gij een slachtoffer wildet, ik zou het U schenken; * maar in |
| |
| |
brandoffers hebt Gij geen behagen. |
* holocaustis non delectaberis. |
Een offer voor God is een vermorzelde geest; * een verbrijzeld en deemoedig hart zult Gij, God, niet versmaden. - |
Sacrificium Deo spiritus contribulatus; * cor contritum et humiliatum, Deus, non despicies. - |
Wees Sion, Heer, in uw goedheid genadig; * herbouw Jerusalems muren. |
Benigne fac, Domine, in bona voluntate tua Sion; * ut aedificentur muri Jerusalem. |
Dan zullen onze gaven en brandoffers U als ware offeranden behagen; * dan brengt men weer stieren op uw altaar. |
Tunc acceptabis sacrificium justitiae, oblationes et holocausta; * tunc imponent super altare tuum vitulos. |
Heer, * geef hem (haar) de eeuwige rust. |
Requiem aeternam * dona ei, Domine. |
En het eeuwige licht * verlichte hem (haar). |
Et lux perpetua * luceat ei. |
Als de lengte van de tocht dit vordert, worden vervolgens nog andere psalmen gezongen of gebeden. Bij de kerk gekomen, herhaalt men de antifoon:
Ant. Juichen zullen voor den Heer mijn verbrijzelde beenderen. |
Ant. Exsultabunt Domino ossa humiliata. |
Bij het binnentreden der kerk wordt de volgende beurtzang gezongen:
Komt te hulp, heiligen Gods, snelt toe, engelen des Heren; ontvangt zijn (haar) ziel, en draagt haar voor het aanschijn van den Allerhoogste. |
Subvenite, sancti Dei, occurrite, angeli Domini: suscipientes animam ejus; offerentes eam in conspectu Altissimi. |
Ontvange u Christus, die u geroepen heeft; en voeren u de engelen in de schoot van Abraham. - Ontvangt zijn (haar) ziel, en draagt haar voor het aanschijn van den Allerhoogste. |
Suscipiat te Christus, qui vocavit te, et in sinum Abrahae angeli deducant te. - Suscipientes animam ejus; offerentes eam in conspectu Altissimi. |
Heer, geef hem (haar) de eeuwige rust; en het eeuwige licht verlichte hem (haar). - Draagt zijn (haar) ziel voor het aanschijn van den Allerhoogste. |
Requiem aeternam dona ei, Domine; et lux perpetua luceat ei. - Offerentes eam in conspectu Altissimi. |
Het stoffelijk overschot wordt in het midden van de kerk geplaatst, met de voeten naar het altaar als de overledene een leek, met het hoofd naar het altaar wanneer hij een priester was.
| |
| |
Als hierop niet onmiddellijk de getijden voor de overledenen (bladz. 1397 vlg.) of de mis van uitvaart volgen, besluit de priester met de volgende gebeden.
Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U onzer. |
Christe, eleison. |
Christus, ontferm U onzer. |
Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U onzer. |
Pater noster... (secreto) |
Onze Vader... (in stilte) |
℣. Et ne nos inducas in tentationem. |
℣. En leid ons niet in bekoring. |
℟. Sed libera nos a malo. |
℟. Maar verlos ons van het kwade. |
℣. A porta inferi. |
℣. Van de poort der hel. |
℟. Erue, Domine, animam ejus. |
℟. Verlos, Heer, zijn (haar) ziel. |
℣. Requiescat in pace. |
℣. Dat hij (zij) ruste in vrede. |
℟. Amen. |
℟. Amen. |
℣. Domine, exaudi orationem meam. |
℣. Heer, verhoor mijn gebed. |
℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℟. En mijn geroep kome tot U. |
℣. Dominus vobiscum. |
℣. De Heer zij met u. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
℟. En met uw geest. |
|
Oremus. - Absolve, quaesumus, Domine, animam famuli tui (famulae tuae) N. ab omni vinculo delictorum: ut in resurrectionis gloria inter sanctos et electos tuos resuscitatus (-a) respiret. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - Ontsla, vragen wij, Heer, de ziel van uw dienaar (dienares) N. van alle boeien der zonden; opdat hij (zij) bij de heerlijkheid der verrijzenis moge opstaan om te midden van uw heiligen en uitverkorenen te herleven. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
|
℣. Requiem aeternam dona ei, Domine. |
℣. Heer, geef hem (haar) de eeuwige rust. |
℟. Et lux perpetua luceat ei. |
℟. En het eeuwige licht verlichte hem (haar). |
℣. Requiescat in pace. |
℣. Dat hij (zij) ruste in vrede. |
℟. Amen. |
℟. Amen. |
| |
Demis van uitvaart
De mis van uitvaart is die voor de overledenen (bladz. 1320 vlg.), met de afzonderlijke gebeden en lezingen die ter plaatse zijn aangegeven.
| |
| |
| |
De zegening van het stoffelijk overschot na de mis
Nadat de mis geëindigd is, gaat de priester tot bij de lijkbaar en bidt het volgende gebed:
TREED NIET in het gericht met uw dienaar, Heer, want geen mens zal bij U gerechtvaardigd worden, indien Gij hem geen vergeving schenkt van al zijn zonden. Daarom moge uw vonnis, vragen wij, niet hem treffen, die door de oprechte bede van zijn christelijk geloof bij U wordt aanbevolen; maar moge hij door de hulp van uw genade het wrekend gericht ontgaan, hij die bij zijn leven getekend is met het teken van de heilige Drievuldigheid; Gij die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
NON INTRES in judicium cum servo tuo, Domine, quia nullus apud te justificabitur homo, nisi per te omnium peccatorum ei tribuatur remissio. Non ergo eum, quaesumus, tua judicialis sententia premat, quem tibi vera supplicatio fidei christianae commendat: sed gratia tua illi succurrente mereatur evadere judicium ultionis, qui dum viveret, insignitus est signaculo sanctae Trinitatis. Qui vivis et regnas in saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Onmiddellijk hierna wordt de volgende beurtzang aangeheven:
Bevrijd mij, Heer van de eeuwige dood op die schrikkelijke dag; als hemel en aarde geschokt worden; als Gij komt om de wereld te oordelen door het vuur. |
Libera me, Domine, de morte aeterna, in die illa tremenda; quando caeli movendi sunt et terra. Dum veneris judicare saeculum per ignem. |
Ik sidder van angst en vrees, wanneer het oordeel nadert en de komende wraak. - Als hemel en aarde geschokt worden. |
Tremens factus sum ego et timeo, dum discussio venerit atque ventura ira. - Quando caeli movendi sunt et terra. |
Welk een dag, dag van gramschap, van onheil en ellende, grote dag vol bitterheid. - Als Gij komt om de wereld te oordelen door het vuur. |
Dies illa, dies irae, calamitatis et miseriae, dies magna et amara valde. - Dum veneris judicare saeculum per ignem. |
Heer, geef hun de eeuwige rust; en het eeuwige licht verlichte hen. |
Requiem aeternam dona eis, Domine; et lux perpetua luceat eis. |
Bevrijd mij, Heer, van de eeuwige dood op die schrikkelijke dag; als hemel en aarde geschokt worden; als Gij komt om |
Libera me, Domine, de morte aeterna, in die illa tremenda; quando caeli movendi sunt et terra. Dum |
| |
| |
veneris judicare saeculum per ignem. |
de wereld te oordelen door het vuur. |
|
Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U onzer. |
Christe, eleison. |
Christus, ontferm U onzer. |
Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U onzer. |
Pater noster... (secreto) |
Onze Vader... (in stilte) |
De priester bidt het Onze Vader in stilte, besprenkelt het stoffelijk overschot met wijwater en bewierookt het. Hij vervolgt:
℣. Et ne nos inducas in tentationem. |
℣. En leid ons niet in bekoring. |
℟. Sed libera nos a malo. |
℟. Maar verlos ons van het kwade. |
℣. A porta inferi. |
℣. Van de poort der hel. |
℟. Erue, Domine, animam ejus. |
℟. Verlos, Heer, zijn (haar) ziel. |
℣. Requiescat in pace. |
℣. Dat hij (zij) ruste in vrede. |
℟. Amen. |
℟. Amen. |
℣. Domine, exaudi orationem meam. |
℣. Heer, verhoor mijn gebed. |
℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℟. En mijn geroep kome tot U. |
℣. Dominus vobiscum. |
℣. De Heer zij met u. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
℟. En met uw geest. |
|
Oremus. - Deus, cui proprium est misereri semper et parcere, te supplices exoramus pro anima famuli tui (famulae tuae) N., quam hodie de hoc saeculo migrare jussisti: ut non tradas eam in manus inimici, neque obliviscaris in finem, sed jubeas eam a sanctis angelis suscipi et ad patriam paradisi perduci; ut, quia in te speravit et credidit, non poenas inferni sustineat, sed gaudia aeterna possideat. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - God, wien het eigen is altijd barmhartig te zijn en te sparen, wij bidden U ootmoedig voor de ziel van uw dienaar (dienares) N., die heden op uw bevel uit deze wereld is heengegaan; lever haar niet over in de handen van den vijand, en vergeet haar niet voor immer, maar beveel dat zij door de heilige engelen worde opgenomen en naar het hemels vaderland gebracht; opdat zij, die op U gehoopt en in U geloofd heeft, de straffen van de hel niet moge ondergaan, maar de eeuwige vreugden bezitte. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
Na dit gebed wordt het stoffellijk overschot grafwaarts gedragen, terwijl men de volgende antifoon zingt:
In paradisum deducant te angeli: in tuo adventu suscipiant te martyres, et |
Dat de engelen u naar het paradijs geleiden; dat de martelaren u bij uw aankomst opnemen, |
| |
| |
en u voeren naar de heilige stad Jerusalem. Dat het koor der engelen u opneme, en gij met Lazarus, weleer een arme, eeuwige rust moogt genieten. |
perducant te in civitatem sanctam Jerusalem. Chorus angelorum te suscipiat, et cum Lazaro quondam paupere aeternam habeas requiem. |
| |
De plechtigheid op het kerkhof
¶ Op plaatsen waar het den priester niet geoorloofd is het stoffelijk overschot naar het kerkhof te begeleiden, zingt men de antifoon In paradisum bij het verlaten van de kerk. In deze gevallen wordt in de kapel van het kerkhof de zegening van het stoffelijk overschot, zoals deze na de mis van uitvaart reeds in de kerk geschiedde, in haar geheel herhaald.
Mocht het graf nog niet gezegend zijn, dan bidt de priester het volgende gebed:
Laat ons bidden. - God, door wiens barmhartigheid de zielen van de gelovigen rust genieten, gewaardig U dit graf te zegenen, en zend er uw heiligen engel heen als bewaker; ontsla de zielen van hen wier lichamen hier liggen begraven van alle banden der zonden, opdat zij zich eindeloos met uw heiligen in U mogen verheugen. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
Oremus. - Deus, cujus miseratione animae fidelium requiescunt, hunc tumulum benedicere dignare, eique angelum tuum sanctum deputa custodem: et quorum quarumque corpora hic sepeliuntur, animas eorum ab omnibus absolve vinculis delictorum, ut in te semper cum sanctis tuis sine fine laetentur. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
IN ENKELE BISDOMMEN bestaat de vrome en oude gewoonte aan de begrafenisplechtigheid de volgende ceremoniën toe te voegen. Als het stoffelijk overschot in het graf is geplaatst, zegent de priester het met wijwater en zegt:
Heden zij uwe verblijfplaats in vrede, en uwe woning in het heilige Sion. Door Christus onzer Heer. ℟. Amen. |
Hodie sit in pace locus tuus et habitatio tua in sancta Sion. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
En hij bewierookt het stoffelijk overschot en het graf. Vervolgens tekent hij met het draagkruis driemaal de kist met het kruisteken en zegt:
Ik teken dit lichaam met het zegel van het heilig kruis, opdat het op de dag des oordeels moge verrijzen, en het eeuwige leven bezitte. Door Jesus Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
Signo corpus hoc signaculo sanctae crucis, ut in die judicii resurgat, et vitam aeternam possideat. Per Jesum Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
Driemaal werpt de priester een weinig aarde op de kist en zegt:
Uit aarde hebt Gij hem gevormd, o Heer, uit beenderen en vlees hem opgebouwd; doe hem weder |
De terra plasmasti eum, ossibus et nervis compegisti eum, Domine: resuscita eum |
| |
| |
in novissimo die. Per Jesum Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
opstaan op de jongste dag. Door Jesus Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
Wanneer het stoffelijk overschot in het graf is geplaatst, heft de priester de volgende antifoon aan. Het koor vervolgt met de lofzang Benedictus.
Ant. Ego sum. |
Ant. Ik ben. |
| |
Lofzang van zacharias Luc. 1, 68-79
Wie in het vertrouwen op Christus ontslapen zijn, behoeven de dood niet te vrezen. De Heer verlost immers zijn getrouwen van al hun vijanden; Hij verlicht hen die tot de duisternis van de dood zijn ingegaan en richt hun schreden op de weg van eeuwige vrede.
Benedictus Dominus, Deus Israël, * quia visitavit et fecit redemptionem plebis suae; |
Gezegend de Heer, de God van Israël, * want Hij heeft zijn volk bezocht en het redding gebracht; |
Et erexit cornu salutis nobis, * in domo David pueri sui. |
En ons de hoorn des heils verwekt * in het huis van David, zijn dienaar. |
Sicut locutus est per os sanctorum, * qui a saeculo sunt, prophetarum ejus: |
Zoals Hij van oudsher had beloofd * door de mond van zijn heilige profeten: |
Salutem ex inimicis nostris, * et de manu omnium qui oderunt nos, |
De redding uit de macht onzer vijanden, * en uit de hand van allen die ons haten, |
Ad faciendam misericordiam cum patribus nostris, * et memorari testamenti sui sancti: |
Om Zich te ontfermen over onze vaderen, * en zijn heilig verbond te gedenken: |
Jusjurandum, quod juravit ad Abraham patrem nostrum, * daturum se nobis |
De eed welke Hij gezworen heeft aan Abraham, onzen vader, * dat Hij ons zou verlenen |
Ut sine timore, de manu inimicorum nostrorum liberati, * serviamus illi, |
Om, uit de hand van onze vijanden verlost, * Hem zonder vrees te dienen, |
In sanctitate et justitia coram ipso, * omnibus diebus nostris. - |
In heiligheid en gerechtigheid voor zijn aangezicht * al onze dagen. - |
Et tu, puer, propheta Altissimi vocaberis; * praeibis enim ante faciem Domini parare vias ejus, |
En gij, kind, zult profeet van den Allerhoogste worden genoemd; * want gij zult uitgaan voor het aanschijn des Heren om zijn weg te bereiden, |
Ad dandam scientiam salutis plebi ejus, * in remissionem peccatorum eorum; |
Om zijn heil te doen kennen aan zijn volk, * tot vergeving van hun zonden; |
Per viscera misericordiae |
Door de tedere ontferming van |
| |
| |
onzen God, * waarmede Hij ons bezocht, de opgaande zon uit den hoge, |
Dei nostri, * in quibus visitavit nos, oriens ex alto; |
Om te verlichten wie in de duisternis en de schaduw des doods zijn gezeten, * om onze schreden te richten op de weg des vredes. |
Illuminare his, qui in tenebris et in umbra mortis sedent, * ad dirigendos pedes nostros in viam pacis. |
Heer, * geef hem (haar) de eeuwige rust. |
Requiem aeternam * dona ei, Domine. |
En het eeuwige licht * verlichte hem (haar). |
Et lux perpetua * luceat ei. |
En allen herhalen de antifoon:
Ant. Ik ben de verrijzenis en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven; en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid. |
Ant. Ego sum resurrectio et vita; qui credit in me, etiam si mortuus fuerit, vivet; et omnis qui vivit et credit in me, non morietur in aeternum. |
|
Heer, ontferm U onzer. |
Kyrie, eleison. |
Christus, ontferm U onzer. |
Christe, eleison. |
Heer, ontferm U onzer. |
Kyrie, eleison. |
Onze Vader... (in stilte) |
Pater noster... (secreto) |
Terwijl de priester in stilte het Onze Vader bidt, besprenkelt hij het graf met wijwater. Hij vervolgt:
℣. En leid ons niet in bekoring. |
℣. Et ne nos inducas in tentationem. |
℟. Maar verlos ons van het kwade. |
℟. Sed libera nos a malo. |
℣. Van de poort der hel. |
℣. A porta inferi. |
℟. Verlos, Heer, zijn (haar) ziel. |
℟. Erue, Domine, animam ejus. |
℣. Dat hij (zij) ruste in vrede. |
℣. Requiescat in pace. |
℟. Amen. |
℟. Amen. |
℣. Heer, verhoor mijn gebed. |
℣. Domine, exaudi orationem. |
℟. En mijn geroep kome tot U. |
℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℣. De Heer zij met u. |
℣. Dominus vobiscum. |
℟. En met uw geest. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
|
Laat ons bidden. - Betoon, vragen wij, Heer, aan uw overleden dienaar (dienares) deze barmhartigheid: dat hij (zij) die verlangd heeft uw wil te vol- |
Oremus. - Fac, quaesumus, Domine, hanc cum servo tuo defuncto (ancilla tua defuncta) misericordiam, ut factorum suorum |
| |
| |
in poenis non recipiat vicem, qui (quae) tuam in votis tenuit voluntatem: ut, sicut hic eum (eam) vera fides junxit fidelium turmis, ita illic eum (eam) tua miseratio societ angelicis choris. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
brengen, als vergelding geen straf ontvange voor zijn (haar) werken; opdat hij (zij) na hier met de schare der gelovigen in het ware geloof verbonden te zijn geweest, daarboven door uw barmhartigheid met de koren der engelen worde verenigd. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
De priester maakt met de rechterhand het kruisteken over het stoffelijk overschot en besluit:
℣. Requiem aeternam dona ei, Domine. |
℣. Heer, geef hem (haar) de eeuwige rust. |
℟. Et lux perpetua luceat ei. |
℟. En het eeuwige licht verlichte hem (haar). |
℣. Requiescat in pace. |
℣. Dat hij (zij) ruste in vrede. |
℟. Amen. |
℟. Amen. |
℣. Anima ejus et animae omnium fidelium defunctorum per misericordiam Dei requiescant in pace. |
℣. Dat zijn (haar) ziel en de zielen van alle overleden gelovigen door de barmhartigheid van God in vrede rusten. |
℟. Amen. |
℟. Amen. |
Bij het terugkeren naar de kerk bidt de priester met zijn dienaren de psalm De profundis. Alvorens zich van de liturgische gewaden te ontdoen bidt hij het gebed Fidelium (bladz. 1322).
|
|