| |
| |
| |
| |
Mis voor de overledenen
Aan de voet van het altaar bidt de priester afwisselend met de dienaren:
IN de Naam van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. Amen. |
IN nomine Patris, et Filii, et Spiritus Sancti. Amen. |
|
Ik zal ingaan tot het altaar Gods. |
Introibo ad altare Dei. |
D. Tot God die mijn jeugd verblijdt. |
D. Ad Deum, qui laetificat juventutem meam. |
Pr. Onze hulp is in de Naam des Heren. |
Pr. Adjutorium nostrum in nomine Domini. |
D. Die hemel en aarde gemaakt heeft. |
D. Qui fecit caelum et terram. |
Diep gebogen belijdt de priester zijn schuld:
Ik belijd... |
Confiteor... |
|
D. De almachtige God ontferme Zich over u, vergeve uw zonden, en geleide u ten eeuwigen leven. |
D. Misereatur tui omnipotens Deus, et, dimissis peccatis tuis, perducat te ad vitam aeternam. |
Pr. Amen. |
Pr. Amen. |
Ook de dienaren belijden hun schuld:
Ik belijd voor God almachtig, voor de heilige Maria altijd Maagd, voor den heiligen aartsengel Michaël, voor den heiligen Joannes den Doper, voor de heilige apostelen Petrus en Paulus, voor alle heiligen en voor u, vader, dat ik zeer gezondigd heb in gedachte, woord en werk, (hier klopt men zich driemaal op de borst) door mijn schuld, |
Confiteor Deo omnipotenti, beatae Mariae semper Virgini, beato Michaëli Archangelo, beato Joanni Baptistae, sanctis apostolis Petro et Paulo, omnibus sanctis, et tibi, pater, quia peccavi nimis cogitatione, verbo et opere: mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa. Ideo precor beatam |
| |
| |
Mariam semper Virginem, beatum Michaëlem Archangelum, beatum Joannem Baptistam, sanctos apostolos Petrum et Paulum, omnes sanctos, et te, pater, orare pro me ad Dominum Deum nostrum. |
door mijn schuld, door mijn allergrootste schuld. Daarom vraag ik de heilige Maria altijd Maagd, den heiligen aartsengel Michaël, den heiligen Joannes den Doper, de heilige apostelen Petrus en Paulus, alle heiligen en u, vader, voor mij te bidden tot den Heer onzen God. |
|
Pr. Misereatur vestri omnipotens Deus, et, dimissis peccatis vestris, perducat vos ad vitam aeternam. |
Pr. De almachtige God ontferme Zich over u, vergeve uw zonden, en geleide u ten eeuwigen leven. |
D. Amen. |
D. Amen. |
|
Pr. Indulgentiam, absolutionem et remissionem peccatorum nostrorum tribuat nobis omnipotens et misericors Dominus. |
Pr. Vergeving, vrijspraak en kwijtschelding onzer zonden verlene ons de almachtige en barmhartige God. |
D. Amen. |
D. Amen. |
|
Pr. Deus, tu conversus vivificabis nos. |
Pr. Keer U tot ons, God, en Gij zult ons doen leven. |
D. Et plebs tua laetabitur in te. |
D. En uw volk zal zich in U verheugen. |
Pr. Ostende nobis, Domine, misericordiam tuam. |
Pr. Toon ons, Heer, uw barmhartigheid. |
D. Et salutare tuum da nobis. |
D. En geef ons uw heil. |
Pr. Domine, exaudi orationem meam. |
Pr. Heer, verhoor mijn gebed. |
D. Et clamor meus ad te veniat. |
D. En mijn geroep kome tot U. |
Pr. Dominus vobiscum. |
Pr. De Heer zij met u. |
D. Et cum spiritu tuo. |
D. En met uw geest. |
De priester bestijgt het altaar, terwijl hij zegt:
Oremus. - Aufer a nobis, quaesumus, Domine, iniquitates nostras: ut ad sancta sanctorum puris mereamur mentibus introire. Per Christum Dominum nostrum. Amen. |
Laat ons bidden. - Neem, vragen wij U, Heer, onze ongerechtigheden van ons weg; opdat wij met een rein gemoed het Heilige der heiligen mogen binnentreden. Door Christus onzen Heer. Amen. |
De priester groet het altaar met een kus en vereert de relieken der heiligen:
Oramus te, Domine, per merita sanctorum tuorum, |
Wij bidden U, Heer, bij de verdiensten van uw heiligen, wier |
| |
| |
overblijfselen hier rusten, en van alle heiligen, dat Gij U gewaardigt al mijn zonden te vergeven. Amen. |
quorum reliquiae hic sunt, et omnium sanctorum: ut indulgere digneris omnia peccata mea. Amen. |
| |
De zang der intrede
Heer, geef hun de eeuwige rust; en het eeuwige licht verlichte hen. |
Requiem aeternam dona eis, Domine; et lux perpetua luceat eis. |
Ps. 64, 2-3. U komt, o God, een loflied toe op Sion; en U moeten wij een gelofte-offer brengen in Jerusalem. Verhoor mijn gebed; tot U komt alle vlees. |
Ps. Te decet hymnus, Deus, in Sion, et tibi reddetur votum in Jerusalem. Exaudi orationem meam, ad te omnis caro veniet. |
Heer, geef hun de eeuwige rust; en het eeuwige licht verlichte hen. |
Requiem aeternam dona eis, Domine; et lux perpetua luceat eis. |
| |
Kyrie eleison
℣. Heer, ontferm U over ons. |
℣. Kyrie, eleison. |
℟. Heer, ontferm U over ons. |
℟. Kyrie, eleison. |
℣. Heer, ontferm U over ons. |
℣. Kyrie, eleison. |
℟. Christus, ontferm U over ons. |
℟. Christe, eleison. |
℟. Christus, ontferm U over ons. |
℣. Christe, eleison. |
℟. Christus, ontferm U over ons. |
℟. Christe, eleison. |
℣. Heer, ontferm U over ons. |
℟. Kyrie, eleison. |
℟. Heer, ontferm U over ons. |
℟. Kyrie, eleison. |
℣. Heer, ontferm U over ons. |
℣. Kyrie, eleison. |
| |
Het eerste gebed
℣. De Heer zij met u. |
℣. Dominus vobiscum. |
℟. En met uw geest. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
|
Laat ons bidden. - God, Schepper en Verlosser van alle gelovigen, schenk aan de zielen van uw dienaren en dienaressen vergiffenis van alle zonden; opdat zij de kwijtschelding die zij steeds hebben verlangd, door onze vrome smeekbeden verkrijgen; Gij die leeft en heerst met God den Vader in de eenheid van den Heiligen Geest, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Oremus. - Fidelium, Deus, omnium Conditor et Redemptor, animabus famulorum famularumque tuarum remissionem cunctorum tribue peccatorum: ut indulgentiam, quam semper optaverunt, piis supplicationibus consequantur: Qui vivis et regnas cum Deo Patre in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
| |
| |
Op de dag van overlijden en bij de begrafenis bidt de priester in plaats van het bovenstaande gebed:
Oremus. - Deus, cui proprium est misereri semper et parcere, te supplices exoramus pro anima famuli tui (famulae tuae) N., quam hodie de hoc saeculo migrare jussisti: ut non tradas eam in manus inimici, neque obliviscaris in finem, sed jubeas eam a sanctis angelis suscipi, et ad patriam paradisi perduci; ut, quia in te speravit et credidit, non poenas inferni sustineat, sed gaudia aeterna possideat. Per Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - God, wien het eigen is altijd barmhartig te zijn en te sparen, wij bidden U ootmoedig voor de ziel van uw dienaar (dienares) N., die heden op uw bevel uit deze wereld is heengegaan; lever haar niet over in de handen van den vijand en vergeet haar niet voor immer, maar beveel dat zij door de heilige engelen worde opgenomen en naar het hemels vaderland gebracht; opdat zij, die op U gehoopt en in U geloofd heeft, de straffen van de hel niet moge ondergaan, maar de eeuwige vreugden bezitte. Door onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van den Heiligen Geest, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
| |
Het epistel
Lectio libri Apocalypsis beati Joannis apostoli. |
Les uit het boek der Openbaring van den heiligen apostel Joannes. (14, 13) |
In diebus illis: Audivi vocem de caelo, dicentem mihi: Scribe: Beati mortui, qui in Domino moriuntur. Amodo jam dicit Spiritus, ut requiescant a laboribus suis: opera enim illorum sequuntur illos. |
In die dagen hoorde ik een stem uit de hemel, die mij zeide: Schrijf op: Zalig de doden, die in den Heer sterven. Nu reeds zegt de Geest, dat zij mogen rusten van hun zwoegen. Want hun werken volgen hen. |
Op de dag van overlijden en bij de begrafenis wordt echter de volgende les gelezen:
Lectio Epistolae beati Pauli apostoli ad Thessalonicenses. |
Les uit de brief van den heiligen apostel Paulus aan de Thessalonicenzen. (1 Thess. 4, 13-18) |
Fratres: Nolumus vos igno- |
Broeders, wij willen niet, dat gij |
| |
| |
in onwetendheid verkeert over degenen, die ontslapen zijn, opdat gij u niet bedroeft zoals de anderen, die geen hoop hebben. Als wij immers geloven, dat Jesus gestorven is en weer verrezen - evenzo zal God ook degenen, die in Jesus ontslapen zijn, met Hem doen wederkomen. Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: Wij, die in leven blijven tot aan de komst des Heren, wij zullen niets vóór hebben op degenen die ontslapen zijn. Want wanneer de oproep klinkt en de stem van den aartsengel en de bazuin van God, zal de Heer zelf van de hemel nederdalen; en eerst zullen dan degenen verrijzen, die in Christus gestorven zijn. Daarna zullen wij, die in leven blijven, met hen samen worden weggevoerd op wolken, Christus tegemoet in de lucht. En zo zullen wij voor altijd bij den Heer zijn. Troost elkander dus met deze woorden. |
rare de dormientibus, ut non contristemini, sicut et ceteri, qui spem non habent. Si enim credimus, quod Jesus mortuus est et resurrexit: ita et Deus eos, qui dormierunt per Jesum, adducet cum eo. Hoc enim vobis dicimus in verbo Domini, quia nos, qui vivimus, qui residui sumus in adventum Domini, non praeveniemus eos, qui dormierunt. Quoniam ipse Dominus in jussu, et in voce archangeli, et in tuba Dei descendet de caelo: et mortui, qui in Christo sunt, resurgent primi. Deinde nos, qui vivimus, qui relinquimur, simul rapiemur cum illis in nubibus obviam Christo in aëra, et sic semper cum Domino erimus. Itaque consolamini invicem in verbis istis. |
| |
Graduale en tractus
Heer, geef hun de eeuwige rust; en het eeuwige licht verlichte hen. |
Requiem aeternam dona eis, Domine; et lux perpetua luceat eis. |
Ps. 111, 7. In herinnering voor eeuwig blijft de vrome; voor een boos gerucht behoeft hij niet te vrezen. |
Ps. In memoria aeterna erit justus; ab auditione mala non timebit. |
|
Bevrijd, Heer, de zielen van alle overleden gelovigen van alle boeien der zonden. |
Absolve, Domine, animas omnium fidelium defunctorum ab omni vinculo delictorum. |
En mogen zij door de hulp van uw genade het wrekend gericht ontgaan. |
Et gratia tua illis succurrente, mereantur evadere judicium ultionis. |
En genieten de zaligheid van het eeuwige licht. |
Et lucis aeternae beatitudine perfrui. |
| |
| |
| |
Sequentie ‘dies irae’
Van oorsprong is deze tekst waarschijnlijk een berijmde overweging op het evangelie van de eerste Zondag van de Advent. Als auteur wordt de minderbroeder Thomas van Celano genoemd. Met toevoeging van de laatste regels werd het Dies irae in de zestiende eeuw blijvend als sequentie in de liturgie voor de overledenen opgenomen.
Dies irae, dies illa
Solvet saeclum in favilla,
Teste David cum Sibylla. |
O die dag, die dag der wrake
Zal 't heelal een ashoop maken,
Zo Sybille en David spraken. |
Quantus tremor est futurus,
Quando judex est venturus,
Cuncta stricte discussurus! |
Hoe zal dan een ieder schromen,
Als de Rechter is gekomen,
Alles streng wordt door genomen. |
Tuba, mirum spargens sonum
Per sepulcra regionum,
Coget omnes ante thronum. |
Klanken vol van huiveringen
Zullen door het grafveld dringen,
Allen voor Gods zetel dwingen. |
Mors stupebit et natura,
Cum resurget creatura,
Judicanti responsura. |
Dood en leven zullen beven,
Als het schepsel zal herleven
Om Hem rekenschap te geven. |
Liber scriptus proferetur
In quo totum continetur,
Unde mundus judicetur. |
Zie, daar zal een boekwerk wezen,
Waarin alles staat te lezen,
Waarop vooruit wordt gewezen. |
Judex ergo cum sedebit,
Quidquid latet, apparebit,
Nil inultum remanebit. |
Als de Rechter is gezeten:
Wat geheim was, wordt geweten,
Niets blijft strafloos of vergeten. |
Quid sum miser tunc dicturus?
Quem patronum rogaturus,
Cum vix justus sit securus? |
Wat zal ik te zeggen wagen?
Wien als pleitbezorger vragen,
Waar gerechten zelfs versagen? |
Rex tremendae majestatis,
Qui salvandos salvas gratis,
Salva me, fons pietatis. |
Koning, voor wiens macht wij beven,
Die uw heil'gen 't heil zult geven,
Red mij, Bron van troost en leven. |
Recordare, Jesu pie,
Quod sum causa tuae viae:
Ne me perdas illa die. |
Denk toch, Jesus, mij genegen
Gingt Gij zulke zware wegen,
Houd die dag mijn vonnis tegen. |
Quaerens me, sedisti lassus,
Redemisti crucem passus:
Tantus labor non sit cassus. |
Zoekend zijt Gij moegelopen,
Wilt door 't kruis mijn ziel vrij kopen,
Niet vergeefs, zo wil ik hopen. |
Juste Judex ultionis,
Donum fac remissionis
Ante diem rationis. |
Rechtens moet Gij U wel wreken,
Maar ik vraag mij vrij te spreken,
Vóór het oordeel aan zal breken. |
| |
| |
Schuldig moet ik zuchten slaken,
't Schaamrood jaagt mij naar de kaken,
Spaar wie smekend U genaken! |
Ingemisco, tamquam reus,
Culpa rubet vultus meus:
Supplicanti parce, Deus. |
Aan Maria werd vergeven,
's Rovers schuld is niet gebleven,
Dan is mij ook hoop gegeven! |
Qui Mariam absolvisti,
Et latronem exaudisti,
Mihi quoque spem dedisti. |
Wat mijn beden niet vermogen,
Schenk mij dat uit mededogen:
Houd mij aan de hel onttogen. |
Preces meae non sunt dignae,
Sed tu bonus fac benigne,
Ne perenni cremer igne. |
Laat mij met uw schapen weiden,
Wil mij van de bokken scheiden
En ter rechterhand geleiden. |
Inter oves locum praesta,
Et ab haedis me sequestra,
Statuens in parte dextra. |
Als wier schulden vastgesteld zijn
In het vreselijk vuur gestort zijn,
Roep mij dan met die gered zijn. |
Confutatis maledictis,
Flammis acribus addictis:
Voca me cum benedictis. |
'k Bid U smekend en gebogen,
't Hart vermorzeld voor uw ogen,
Met mijn eind heb mededogen. |
Oro supplex et acclinis,
Cor contritum quasi cinis:
Gere curam mei finis. |
't Zal een dag van tranen wezen
Als de mens uit as herrezen,
't Oordeel wacht, met schuld beladen. |
Lacrimosa dies illa,
Qua resurget ex favilla
Judicandus homo reus. |
Toon hem dan, God, uw genade.
Milde Jesus, kom en spreid
Hun uw rust in eeuwigheid. |
Huic ergo parce, Deus:
Pie Jesu Domine,
Dona eis requiem. |
Amen. |
Amen. |
| |
Het evangelie
℣. De Heer zij met u. |
℣. Dominus vobiscum. |
℟. En met uw geest. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
℣. Vervolg van het heilig Evangelie volgens Joannes. (6, 51-55) |
℣. Sequentia sancti Evangelii secundum Joannem. |
℟. Eer zij U, o Heer. |
℟. Gloria tibi, Domine. |
|
In die tijd sprak Jesus tot de scharen der Joden: Ik ben het levend Brood, dat uit de hemel is nedergedaald. Zo iemand van dit Brood eet, zal hij leven in eeuwigheid; en het Brood, dat Ik zal geven, is mijn Vlees voor het leven der wereld. Toen begonnen de Joden onder elkaar te twisten, zeggend: Hoe kan |
In illo tempore: Dixit Jesus turbis Judaeorum: Ego sum panis vivus, qui de caelo descendi. Si quis manducaverit ex hoc pane, vivet in aeternum: et panis, quem ego dabo, caro mea est pro mundi vita. Litigabant ergo Judaei ad invicem, dicentes: Quo- |
| |
| |
modo potest hic nobis carnem suam dare ad manducandum? Dixit ergo eis Jesus: Amen, amen, dico vobis: nisi manducaveritis carnem Filii hominis et biberitis ejus sanguinem, non habebitis vitam in vobis. Qui manducat meam carnem et bibit meum sanguinem, habet vitam aeternam: et ego resuscitabo eum in novissimo die. |
Hij ons zijn Vlees te eten geven? Maar Jesus zeide hun: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als gij het Vlees van den Mensenzoon niet eet, en zijn Bloed niet drinkt, zult gij niet het leven in u hebben. Wie mijn Vlees eet en mijn Bloed drinkt, heeft eeuwig leven, en Ik zal hem doen verrijzen op de jongste dag. |
℟. Laus tibi, Christe. |
℟. Lof zij U, Christus. |
Op de dag van overlijden en bij de begrafenis wordt echter het volgend evangelie gelezen:
℣. Dominus vobiscum. |
℣. De Heer zij met u. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
℟. En met uw geest. |
℣. Sequentia sancti Evangelii secundum Joannem. |
℣. Vervolg van het heilig Evangelie volgens Joannes. (11, 21-27) |
℟. Gloria tibi, Domine. |
℟. Eer zij U, o Heer. |
|
In illo tempore: Dixit Martha ad Jesum: Domine, si fuisses hic, frater meus non fuisset mortuus: sed et nunc scio, quia quaecumque poposceris a Deo, dabit tibi Deus. Dicit illi Jesus: Resurget frater tuus. Dicit ei Martha: Scio quia resurget in resurrectione in novissimo die. Dixit ei Jesus: Ego sum resurrectio et vita: qui credit in me, etiam si mortuus fuerit, vivet: et omnis, qui vivit et credit in me, non morietur in aeternum. Credis hoc? Ait illi: Utique, Domine, ego credidi, quia tu es Christus, Filius Dei vivi, qui in hunc mundum venisti. |
In die tijd zeide Martha tot Jesus: Heer, als Gij hier waart geweest, zou mijn broeder niet gestorven zijn; maar ook nu weet ik, dat God U zal geven al wat Gij Hem vraagt. Jesus sprak tot haar: Uw broeder zal verrijzen. Martha gaf Hem ten antwoord: Ik weet dat hij zal verrijzen, bij de verrijzenis op de jongste dag. Jesus zeide haar: Ik ben de Verrijzenis en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, al is hij ook gestorven; en al wie leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid. Gelooft gij dit? Zij zeide Hem: Ja, Heer, ik geloof dat Gij zijt de Christus, de Zoon van den levenden God, die in deze wereld is gekomen. |
℟. Laus tibi, Christe. |
℟. Lof zij U, Christus. |
|
℣. Dominus vobiscum. |
℣. De Heer zij met u. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
℟. En met uw geest. |
| |
| |
| |
Zang bij de offerande
Heer Jesus Christus, Koning der heerlijkheid, verlos de zielen van alle overleden gelovigen van de straffen der hel en uit de diepe poel; ontruk hen aan de muil van den leeuw, opdat de afgrond hen niet verslinde en zij niet nederstorten in de duisternis. Maar de heilige banierdrager Michaël moge hen binnenleiden in het heilige licht, dat Gij eertijds beloofd hebt aan Abraham en zijn zaad. |
Domine Jesu Christe, Rex gloriae, libera animas omnium fidelium defunctorum de poenis inferni et de profundo lacu; libera eas de ore leonis, ne absorbeat eas tartarus, ne cadant in obscurum, sed signifer sanctus Michaël repraesentet eas in lucem sanctam: Quam olim Abrahae promisisti et semini ejus. |
Offers en lofgebeden dragen wij U op, o Heer; neem ze aan voor die zielen welke wij heden gedenken. Doe hen, Heer, overgaan van de dood tot het leven, dat Gij eertijds beloofd hebt aan Abraham en zijn zaad. |
Hostias et preces tibi, Domine, laudis offerimus: tu suscipe pro animabus illis, quarum hodie memoriam facimus; fac eas, Domine, de morte transire ad vitam. Quam olim Abrahae promisisti et semini ejus. |
Bij het bereiden van de offergaven bidt de priester de gebeden op bladz. 276 vlg.
| |
Offergebed
Na de groet Orate, fratres bidt de priester:
Wij vragen U, Heer, zie genadig neder op de offergaven, die wij U aanbieden voor de zielen van uw dienaren en dienaressen; en schenk aan hen, wien Gij de genade van het christelijk geloof hebt verleend, ook de beloning. Door onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, |
Hostias, quaesumus, Domine, quas tibi pro animabus famulorum famularumque tuarum offerimus, propitiatus intende: ut, quibus fidei christianae meritum contulisti, dones et praemium. Per Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, |
En luide besluit hij:
door alle eeuwen der eeuwen. |
per omnia saecula saeculorum. |
℟. Amen. |
℟. Amen. |
| |
| |
Op de dag van overlijden en bij de begrafenis wordt het volgende offergebed gebeden:
Propitiare, quaesumus, Domine, animae famuli tui (famulae tuae) N., pro qua hostiam laudis tibi immolamus, majestatem tuam suppliciter deprecantes: ut, per haec piae placationis officia, pervenire mereatur ad requiem sempiternam. Per Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Ontferm U, vragen wij, Heer, over de ziel van uw dienaar (dienares) N., waarvoor wij U dit offer van lof opdragen, terwijl wij ootmoedig uw Majesteit smeken, dat zij door deze dienst van liefdevolle verzoening tot de eeuwige rust moge komen. Door onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van den Heiligen Geest, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
| |
Het grote dankgebed
℣. Dominus vobiscum. |
℣. De Heer zij met u. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
℣. En met uw geest. |
℣. Sursum corda. |
℣. Omhoog de harten. |
℟. Habemus ad Dominum. |
℟. Wij hebben ze tot den Heer verheven. |
℣. Gratias agamus Domino, Deo nostro. |
℣. Laat ons dank zeggen den Heer onzen God. |
℟. Dignum et justum est. |
℟. Goed is het en recht. |
|
Vere dignum et justum est, aequum et salutare, nos tibi semper et ubique gratias agere, Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus: per Christum, Dominum nostrum. In quo nobis spes beatae resurrectionis effulsit, ut, quos contristat certa moriendi condicio, eosdem consoletur futurae immortalitatis promissio. Tuis enim fidelibus, Domine, vita mutatur, non tollitur, et, dissoluta terrestris hujus incolatus domo, aeterna in caelis habitatio comparatur. Et ideo cum Angelis et Archangelis, cum Thronis |
Waarlijk goed is het en recht, billijk en heilzaam, dat wij U altijd en overal dankzeggen, heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God: door Christus onzen Heer, in wien de hoop op een zalige verrijzenis ons tegenstraalt, zodat wij die bedroefd zijn door de onherroepelijke wet van de dood, door de belofte der toekomstige onsterfelijkheid zouden vertroost worden. Uwen gelovigen toch, Heer, wordt het leven veranderd, niet weggenomen; en is het huis van dit hun aards bestaan eenmaal ingestort, dan staat in de hemel een eeuwige woning gereed. En daarom zingen wij met de engelen en aartsengelen, met de tro- |
| |
| |
nen en heerschappijen, en met geheel de hemelse legermacht het loflied van uw heerlijkheid, zonder ophouden zeggend:
Heilig, heilig, heilig de Heer, God Sabaoth. Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge. Gezegend Hij die komt in de Naam des Heren. Hosanna in den hoge. |
et Dominationibus cumque omni militia caelestis exercitus hymnum gloriae tuae canimus, sine fine dicentes: Sanctus, sanctus, sanctus Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt caeli et terra gloria tua. Hosanna in excelsis. Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis. |
En de priester vervolgt de Eucharistie met de gebeden, welke op bladz. 280 vlg. zijn aangegeven.
De aanroepingen van het Agnus Dei luiden als volgt:
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, schenk hun de rust. |
Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, dona eis requiem. |
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, schenk hun de rust. |
Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, dona eis requiem. |
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, schenk hun de eeuwige rust. |
Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, dona eis requiem sempiternam. |
Het gebed van de vredeskus wordt niet gebeden.
| |
Zang bij de nuttiging
Het eeuwige licht verlichte hen, Heer, met uw heiligen voor eeuwig, omdat Gij goedertieren zijt. |
Lux aeterna luceat eis, Domine, cum sanctis tuis in aeternum, quia pius es. |
Heer, geef hun de eeuwige rust; en het eeuwige licht verlichte hen. |
Requiem aeternam dona eis, Domine; et lux perpetua luceat eis. |
Met uw heiligen voor eeuwig, omdat Gij goedertieren zijt. |
Cum sanctis tuis in aeternum, quia pius es. |
| |
Slotgebed
℣. De Heer zij met u. |
℣. Dominus vobiscum. |
℟. En met uw geest. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
|
Laat ons bidden. - Moge ons ootmoedig gebed, vragen wij, Heer, ten voordeel zijn aan de zielen van uw dienaren en dienaressen; opdat Gij hen van alle zonden moogt ontslaan, en deelachtig maken aan uw verlossing; Gij die leeft en heerst met God |
Oremus. - Animabus, quaesumus, Domine, famulorum famularumque tuarum oratio proficiat supplicantium: ut eas et a peccatis omnibus exuas, et tuae redemptionis facias esse participes. Qui vivis |
| |
| |
et regnas cum Deo Patre in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
den Vader in de eenheid van den Heiligen Geest, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Op de dag van overlijden en bij de begrafenis bidt de priester echter:
Oremus. - Praesta, quaesumus, omnipotens Deus, ut anima famuli tui (famulae tuae) N., quae hodie de hoc saeculo migravit, his sacrificiis purgata et a peccatis expedita, indulgentiam pariter et requiem capiat sempiternam. Per Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - Geef, vragen wij, almachtige God, dat de ziel van uw dienaar (dienares) N., die heden uit deze wereld heengegaan is, door dit offer worde gereinigd, ontslagen van haar zonden, en kwijtschelding en eeuwige rust ontvange. Door onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van den Heiligen Geest, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
|
℣. Dominus vobiscum. |
℣. De Heer zij met u. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
℟. En met uw geest. |
℣. Requiescant in pace. |
℣. Dat zij rusten in vrede. |
℟. Amen. |
℟. Amen. |
De priester besluit met het gebed Placeat en het Laatste Evangelie (bladz. 290). De zegen wordt echter niet gegeven.
|
|