| |
Getijden op de feesten van verscheidene martelaren
Buiten de paastijd
De Eerste Vespers kan men bidden zoals is aangegeven op bladz. 1242.
| |
De lauden
Tot aan het kapittel kan men de Lauden bidden, zoals deze voor de betreffende weekdag zijn aangegeven; in dit geval begint men onderstaande getijden met het kapittel. Ofwel bidt men het onderstaande in zijn geheel, dus met de hier aangegeven antifonen en psalmen.
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
|
1 Ant. Hoe grote kwellingen * hebben alle heiligen verduurd, om veilig tot de palm van het martelaarschap te komen. |
1 Ant. Omnes Sancti, * quanta passi sunt tormenta, ut securi pervenirent ad palmam martyrii. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106.
2 Ant. Met de zegepalm * zijn de heiligen tot het rijk gekomen; zij hebben de luistervolle kroon verdiend uit de hand van God. |
2 Ant. Cum palma * ad regna pervenerunt Sancti, coronas decoris meruerunt de manu Dei. |
3 Ant. De lichamen der heiligen * zijn begraven in vrede; en hun namen leven in eeuwigheid. |
3 Ant. Corpora Sanctorum * in pace sepulta sunt: et vivent nomina eorum in aeternum. |
| |
| |
4 Ant. Martyres Domini, * Dominum benedicite in aeternum. |
4 Ant. Martelaren des Heren, * looft den Heer in eeuwigheid. |
5 Ant. Martyrum chorus, * laudate Dominum de caelis, alleluja. |
5 Ant. Koor der martelaren, * looft den Heer in de hemelen, alleluja. |
| |
Kapittel Wijsh. 3, 1-3
JUSTORUM animae in manu Dei sunt, et non tanget illos tormentum mortis. Visi sunt oculis insipientium mori; illi autem sunt in pace. ℟. Deo gratias. |
DE ZIELEN der rechtvaardigen zijn in Gods hand, en de kwelling des doods kan hen niet deren. In de ogen der dwazen scheen het alsof zij stierven; maar zij zijn in vrede. ℟. Gode zij dank. |
| |
Lofzang
Rex gloriose Martyrum,
corona confitendum,
qui respuentes terrea
perducis ad caelestia: |
Roemrijke vorst der martelaars
en krans van alwie U belijdt,
wie 't aardse deel hebben versmaad
opvoerend naar het hemelse, |
Aurem benignam protinus
appone nostris vocibus:
trophaea sacra pangimus:
ignosce quod deliquimus. |
Haast U met een genadig oor
te luisteren naar onze stem:
van heil'ge zege zingen wij;
vergeef wat wij hebben misdaan. |
Tu vincis in Martyribus,
parcendo Confessoribus:
tu vince nostra crimina,
donando indulgentiam. |
Die in uw martelaars verwint,
belijders uwe gunst bewijst,
Gij, overwin in ons het kwaad
en geef ons uw barmhartigheid. |
Deo Patri sit gloria,
ejusque soli Filio,
cum Spiritu Paraclito,
et nunc, et in perpetuum. |
Aan God den Vader zij de eer
en aan zijn eengeboren Zoon,
en aan den Geest, den Paracleet,
nu en in alle eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Exsultabunt Sancti in gloria. ℟. Laetabuntur in cubilibus suis. |
℣. De heiligen jubelen in heerlijkheid. ℟. Zij verheugen zich op hun legersteden. |
Ant. Vestri capilli capitis * omnes numerati sunt: nolite timere: multis passeribus meliores estis vos. |
Ant. De haren van uw hoofd * zijn alle geteld; vreest dus niet: gij zijt meer waard dan vele mussen. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Oremus. - Deus, qui nos concedis sanctorum Mar- |
Laat ons bidden. - God, die ons verleent het geboortefeest |
| |
| |
te vieren van uw heilige martelaren N. en N.; geef dat wij ons in de eeuwige zaligheid over de gemeenschap met hen verheugen. Door onzen Heer. |
tyrum tuorum N. et N. natalitia colere: da nobis in aeterna beatitudine de eorum societate gaudere. Per Dominum nostrum. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
| |
De vespers
Tot aan het kapittel kan men de Vespers bidden, zoals zij voor de betreffende weekdag zijn aangegeven, en van het kapittel af voortgaan met hetgeen onder volgt. Ofwel bidt men het onderstaande in zijn geheel, dus met de hier aangegeven antifonen en psalmen.
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
In de EERSTE VESPERS de vijf antifonen welke hierboven voor de Lauden zijn aangegeven, bladz. 1240. - De vier eerste psalmen zoals op Zondag, bladz. 189; als vijfde psalm 116: Laudate Dominum, omnes gentes, bladz. 1199.
1 Ant. Deze zijn de heiligen * die voor het verbond van God hun lichaam hebben overgeleverd, en hun klederen hebben gewassen in het bloed van het Lam. |
1 Ant. Isti sunt Sancti, * qui pro testamento Dei sua corpora tradiderunt, et in sanguine Agni laverunt stolas suas. |
De eerste vier psalmen zoals op Zondag, bladz. 189.
2 Ant. De heiligen zijn door hun geloof * sterker geweest dan koninkrijken; zij hebben de gerechtigheid beoefend, en zijn deelachtig geworden aan de beloften. |
2 Ant. Sancti per fidem * vicerunt regna, operati sunt justitiam, adepti sunt repromissiones. |
3 Ant. De jeugd der heiligen * is vernieuwd als van een adelaar; zij zullen bloeien als een lelie in de stad des Heren. |
3 Ant. Sanctorum velut aquilae * juventus renovabitur: florebunt sicut lilium in civitate Domini. |
4 Ant. God zal afwissen * alle tranen van de ogen der heiligen; en er zal geen rouwklacht meer zijn, noch geschrei, noch ook enige smart; want al het vroegere is voorbijgegaan. |
4 Ant. Absterget Deus * omnem lacrimam ab oculis Sanctorum: et jam non erit amplius neque luctus, neque clamor, sed nec ullus dolor: quoniam priora transierunt. |
5 Ant. In het rijk des hemels * is de woonplaats der heiligen, en voor eeuwig is hun rust. |
5 Ant. In caelestibus regnis * Sanctorum habitatio est, et in aeternum requies eorum. |
| |
| |
| |
Psalm 115
God heeft de boeien van de martelaren verbroken; daarom danken zij Hem in de eeuwige tempel van zijn heerlijkheid, ten aanschouwen van geheel de gemeenschap der heiligen.
Credidi, propter quod locutus sum: * Ego autem humiliatus sum nimis. |
Ik heb geloofd, zelfs toen ik sprak: * ‘Wel diep ben ik vernederd’; |
Ego dixi in excessu meo: * Omnis homo mendax. |
Toen ik zeide in mijn angst: * ‘Geen mens is te vertrouwen’. |
Quid retribuam Domino, * pro omnibus, quae retribuit mihi? |
Wat zal ik den Heer wedergeven * voor al wat Hij mij heeft geschonken? |
Calicem salutaris accipiam; * et nomen Domini invocabo. |
De kelk des heils zal ik heffen * en de Naam des Heren aanroepen, |
Vota mea Domino reddam coram omni populo ejus; * pretiosa in conspectu Domini mors sanctorum ejus: |
Mijn geloften aan den Heer volbrengen ten aanschouwen van geheel zijn volk. * Kostbaar in de ogen des Heren is de dood van zijn heiligen. |
O Domine, quia ego servus tuus; * ego servus tuus, et filius ancillae tuae. |
Heer, ik ben slechts uw dienaar; * ik ben uw dienaar en de zoon uwer dienstmaagd. |
Dirupisti vincula mea; tibi sacrificabo hostiam laudis, * et nomen Domini invocabo. |
Toch hebt Gij mijn boeien verbroken; daarom breng ik U een offer van lof * en zal ik de Naam des Heren aanroepen, |
Vota mea Domino reddam in conspectu omnis populi ejus; * in atriis domus Domini, in medio tui, Jerusalem. |
Mijn geloften aan den Heer volbrengen ten aanschouwen van geheel zijn volk, * in de voorhoven van het huis des Heren, in uw midden, Jerusalem. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. In caelestibus regnis Sanctorum habitatio est, et in aeternum requies eorum. |
Ant. In het rijk des hemels is de woonplaats der heiligen, en voor eeuwig is hun rust. |
| |
Kapittel Wijsh. 3, 1-3
JUSTORUM animae in manu Dei sunt, et non tanget illos tormentum mortis. Visi sunt oculis insipientium mori; illi autem sunt in pace. ℟. Deo gratias. |
DE ZIELEN der rechtvaardigen zijn in Gods hand, en de kwelling des doods kan hen niet deren. In de ogen der dwazen scheen het alsof zij stierven; maar zij zijn in vrede. ℟. Gode zij dank. |
| |
| |
| |
Lofzang van den zaligen Rabanus Maurus
¶ De gewijzigde tekst van deze lofzang met melodie op bladz. 1563.
Het loon der heiligen, vreugden vol heerlijkheid,
hun kloeke daden ook, broeders, laat zingen ons;
in onze zielen toch wellen de zangen op
voor 't puik dat zulk een zege wrocht. |
Sanctorum meritis inclyta gaudia
pangamus, socii, gestaque fortia:
nam gliscit animus promere cantibus
victorum genus optimum. |
Zij brachten, levend, de wereld ontsteltenis;
want in haar bloemloze dorheid verachtten zij
haar zonder omzien, en volgden U, Christus, na,
den milden Vorst der zaligen. |
Hi sunt, quos retinens mundus inhorruit;
ipsum nam sterili flore peraridum
sprevere penitus, teque secuti sunt,
Rex, Christe, bone caelitum. |
Om U versmaadden zij woede en wrede pijn
en felle slagen, door mensen hun toegebracht;
verscheurend marteltuig stond voor hen machteloos,
liet onberoerd hun binnenste. |
Hi pro te furias atque ferocia
calcarunt hominum, saevaque verbera:
cessit his lacerans fortiter ungula,
nec carpsit penetralia. |
Zij vallen onder 't zwaard zoals de lammeren,
maar geen gemor klinkt er, geen droeve jammerklacht;
hun geest, in zwijgen en zonder bekommernis,
wacht met geduld het sterven af. |
Caeduntur gladiis more bidentium:
non murmur resonat, non querimonia;
sed corde tacito mens bene conscia
conservat patientiam. |
Wat stem of taal vermag 't heil te beschrijven ooit
dat Gij uw martelaars als een geschenk bereidt?
Nog rood van druipend bloed, worden zij rijk bekranst
met sier van schone lauweren. |
Quae vox, quae poterit lingua retexere,
quae tu Martyribus munera praeparas?
Rubri nam fluido sanguine, laureis
ditantur bene fulgidis. |
U, hoogste, enige Godheid, U bidden wij
van schuld te zuiv'ren ons, reddend uit alle kwaad; |
Te, summa Deitas, unaque, poscimus,
ut culpas abluas, noxia subtrahas, |
| |
| |
des pacem famulis, nos quoque gloriam
per cuncta tibi saecula. |
schenk aan uw dienaren vrede; en ere ook
zij U in alle eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Exsultabunt Sancti in gloria. ℟. Laetabuntur in cubilibus suis. |
℣. De heiligen jubelen in heerlijkheid. ℟. Zij verheugen zich in hun rustplaats. |
Ant. Gaudent in caelis * animae Sanctorum, qui Christi vestigia sunt secuti: et quia pro ejus amore sanguinem suum fuderunt, ideo cum Christo exsultant sine fine. |
Ant. In de hemel verheugen zich * de zielen van de heiligen, die in Christus' voetstappen zijn getreden; en omdat zij uit liefde tot Hem hun bloed hebben vergoten, daarom jubelen zij met Christus voor eeuwig. |
In de EERSTE VESPERS:
℣. Laetamini in Domino et exsultate, justi. ℟. Et gloriamini, omnes recti corde. |
℣. Verblijdt u in den Heer en jubelt, gij rechtvaardigen. ℟. En roemt, gij allen die oprecht zijt van hart. |
Ant. Istorum est enim * regnum caelorum, qui contempserunt vitam mundi, et pervenerunt ad praemia regni, et laverunt stolas suas in sanguine Agni. |
Ant. Want aan hen behoort * het rijk der hemelen, die het leven der wereld hebben versmaad; die gekomen zijn tot het loon van het rijk, en hun klederen hebben gewassen in het bloed van het Lam. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
|
Oremus. - Deus, qui nos concedis sanctorum Martyrum tuorum N. et N. natalitia colere: da nobis in aeterna beatitudine de eorum societate gaudere. Per Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - God, die ons verleent het geboortefeest te vieren van uw heilige martelaren N. en N.; geef dat wij ons in de eeuwige zaligheid over de gemeenschap met hen verheugen. Door onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
Pater. |
Onze Vader. |
Dominus det nobis. |
De Heer geve ons. |
En tot slot een van de antifonen ter ere van de heilige Moeder van God, bladz. 200. vlg.
|
|