| |
Getijden op de feestdag van de apostelen Petrus en Paulus
(29 juni)
Op 28 Juni bidt men de Eerste Vespers zoals is aangegeven op bladz. 1225.
| |
De lauden
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
PETRUS et Joannes * ascendebant in templum ad horam orationis nonam. |
PETRUS en Joannes * gingen op naar de tempel om te bidden, omtrent het negende uur. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106.
2 Ant. Argentum et aurum * non est mihi: quod autem habeo, hoc tibi do. |
2 Ant. Zilver en goud * bezit ik niet; maar ik geef u hetgeen ik bezit. |
3 Ant. Dixit Angelus ad Petrum: * Circumda tibi vestimentum tuum, et sequere me. |
3 Ant. De engel zeide tot Petrus: * Omgord u met uw kleed, en volg mij. |
4 Ant. Misit Dominus * Angelum suum, et liberavit me de manu Herodis, alleluja. |
4 Ant. De Heer heeft zijn engel gezonden * en mij ontrukt aan de hand van Herodes, alleluja. |
5 Ant. Tu es Petrus, * et super hanc petram aedificabo Ecclesiam meam. |
5 Ant. Gij zijt Petrus, * en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen. |
| |
Kapittel Hand. 12, 1-3
Misit Herodes rex manus, ut affligeret quosdam de Ecclesia. Occidit autem Jacobum fratrem Joannis |
Koning Herodes legde de hand op enigen van de Kerk om hen te mishandelen. Jacobus, den broeder van Joannes, doodde |
| |
| |
hij met het zwaard. Toen hij zag, dat dit aan de Joden welgevallig was, liet hij ook Petrus gevangen nemen. ℟. Gode zij dank. |
gladio. Videns autem quia placuerit Judaeis, apposuit ut apprehenderet et Petrum. ℟. Deo gratias. |
| |
Lofzang van Elpis
Nu, goede herder, Petrus, hoor goedgunstig ons
gebed en smeken; slaak de boei van zondenschuld
door d'u gegeven macht, waarmee gij op uw woord
de hemel allen sluiten kunt of openen. |
Jam, bone Pastor, Petrus, clemens accipe
vota precantum, et peccati vincula
resolve, tibi potestate tradita,
qua cunctis caelum verbo claudis, aperis. |
Verheven leraar, Paulus, leer de goede weg,
en maak dat wij ons hart ten hemel vestigen;
totdat gegeven wordt de volle overmaat,
wanneer verdwijnen zal hetgeen ten dele is. |
Doctor egregie, Paule, mores instrue,
et mente polum nos transferre satage:
donec perfectum largiatur plenius,
evacuato quod ex parte gerimus. |
Aan Gods Drievuldigheid zij ere zonder eind,
en lof en macht en nimmer zwijgend jubellied,
die drie in één is, Hem blijft steeds het koninkrijk
nu en altijd, door ongemeten eeuwigheid. |
Sit Trinitati sempiterna gloria,
honor, potestas atque jubilatio,
in unitate, cui manet imperium,
ex tunc et modo, per aeterna saecula. |
Amen. |
Amen. |
℣. Zij hebben de werken van God verkondigd. ℟. En zijn wonderdaden verstaan. |
℣. Annuntiaverunt opera Dei. ℟. Et facta ejus intellexerunt. |
Ant. Al wat * gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn; en al wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn, zegt de Heer tot Simon Petrus. |
Ant. Quodcumque * ligaveris super terram, erit ligatum et in caelis; et quodcumque solveris super terram, erit solutum et in caelis: dicit Dominus Simoni Petro. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Laat ons bidden. - God, die deze dag door het martelaar- |
Oremus. - Deus, qui hodiernam diem Apostolo- |
| |
| |
rum tuorum Petri et Pauli martyrio consecrasti: da Ecclesiae tuae, eorum in omnibus sequi praeceptum; per quos religionis sumpsit exordium. Per Dominum nostrum. |
schap van uw heilige apostelen Petrus en Paulus hebt geheiligd; maak dat uw Kerk in alles de onderrichting volge van hen, van wie zij het eerst het geloof heeft ontvangen. Door onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
| |
De vespers
In de Tweede Vespers is tot het kapittel alles gelijk aan het Gemeenschappelijke van de apostelen, bladz. 1208 vlg.
In de EERSTE VESPERS de vijf antifonen welke hierboven voor de Lauden zijn aangegeven, bladz. 1223. De eerste vier psalmen zoals op Zondag, bladz. 189; als vijfde psalm 116, Laudate Dominum omnes gentes, bladz. 1199.
| |
Kapittel Hand. 12, 1-3
MISIT Herodes rex manus, ut affligeret quosdam de Ecclesia. Occidit autem Jacobum fratrem Joannis gladio. Videns autem quia placuerit Judaeis, apposuit ut apprehenderet et Petrum. ℟. Deo gratias. |
KONING Herodes legde de hand op enigen van de Kerk om hen te mishandelen. Jacobus, den broeder van Joannes, doodde hij met het zwaard. Toen hij zag, dat dit aan de Joden welgevallig was, liet hij ook Petrus gevangen nemen. ℟. Gode zij dank. |
| |
Lofzang van Elpis
¶ De gewijzigde tekst (Decora lux) met melodie op bladz. 1562.
Aurea luce et decore roseo
Lux lucis omne perfudisti saeculum:
decorans caelos inclyto martyrio
hac sacra die, quae dat reis veniam. |
In gouden schijn en pracht van rozenrode glans
hebt Gij, het Licht van licht, de wereld overstraald
en siert de heem'len met de roem der martelie
van deze heil'ge dag, die zondaars vrijspraak schenkt. |
Janitor caeli, Doctor orbis pariter,
judices saecli, vera mundi lumina:
per crucem alter, alter ense triumpnans,
vitae senatum laureati possident |
Des hemels wachter en der aarde leraar ook,
rechters des levens en der wereld ware licht,
door zege, d'een van 't kruis, de ander van het zwaard,
gelauwerd zetelen in 't hof des levens zij. |
| |
| |
Gelukkig Rome, dat door 't kostelijke bloed
van zo voorname prinsen nu gepurperd zijt!
Niet door uw eigen roem, maar door hun lauweren
is 't, dat gij heel de pracht der wereld overtreft. |
O felix Roma, quae tantorum Principum
es purpurata pretioso sanguine!
Non laude tua, sed ipsorum meritis
excellis omnem mundi pulchritudinem. |
Aan Gods Drievuldigheid zij ere zonder eind,
en lof en macht en nimmer zwijgend jubellied,
die drie in één is, Hem blijft steeds het koninkrijk
nu en altijd, door ongemeten eeuwigheid. |
Sit Trinitati sempiterna gloria,
honor, potestas atque jubilatio
in unitate, cui manet imperium
ex tunc et modo, per aeterna saecula. |
Amen. |
Amen. |
℣. Zij hebben de werken van God verkondigd. ℟. En zijn wonderdaden verstaan. |
℣. Annuntiaverunt opera Dei. ℟. Et facta ejus intellexerunt. |
Ant. Heden * heeft Simon Petrus het dwarshout des kruises beklommen, alleluja; heden is de sleuteldrager van het rijk vol vreugde ingegaan tot Christus; heden is de apostel Paulus, het licht van het wereldrond, met gebogen hoofd om wille van Christus' Naam gekroond met het martelaarschap, alleluja. |
Ant. Hodie * Simon Petrus ascendit crucis patibulum, alleluja; hodie clavicularius regni gaudens migravit ad Christum: hodie Paulus Apostolus, lumen orbis terrae, inclinato capite, pro Christi nomine martyrio coronatus est, alleluja. |
In de EERSTE VESPERS:
℣. Over geheel de aarde weerklinkt hun stem. ℟. En tot aan de grenzen der wereld hun woorden. |
℣. In omnem terram exivit sonus eorum. ℟. Et in fines orbis terrae verba eorum. |
Ant. Gij zijt de herder der schapen, * de vorst der apostelen; aan u zijn de sleutels van het rijk der hemelen gegeven. |
Ant. Tu es pastor ovium, * Princeps Apostolorum: tibi traditae sunt claves regni caelorum. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Laat ons bidden. - God, die deze dag door het martelaarschap van uw heilige apostelen Petrus en Paulus hebt geheiligd; maak dat uw Kerk in alles de |
Oremus. - Deus, qui hodiernam diem Apostolorum tuorum Petri et Pauli martyrio consecrasti: da Ecclesiae tuae, eorum in |
| |
| |
omnibus sequi praeceptum; per quos religionis sumpsit exordium. Per Dominum nostrum. |
onderrichting volge van hen, van wie zij het eerst het geloof heeft ontvangen. Door onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
Pater. |
Onze Vader. |
Dominus det nobis. |
De Heer geve ons. |
En tot slot de antifoon ter ere van de heilige Moeder van God, Salve Regina, bladz. 202.
| |
Gebeden ter ere van den heiligen Petrus
Christus, Zoon van God, om uw Kerk te bouwen op een rots, hebt Gij aan den heiligen Petrus, den prins van alle apostelen, de sleutels van het rijk der hemelen gegeven, opdat de Kerk haar grondslag zou vinden in hem, die U niet slechts eerder dan de anderen heeft liefgehad, maar ook verdiend heeft te belijden. Geef ons tot volmaakte heiligheid te komen, ontsla ons van onze zonden door hem, aan wien Gij in de Kerk de macht hebt verleend om te binden en te ontbinden, en doe ons door hem binnengaan in het rijk van het eeuwige leven.
Jesus, onze Heiland en Heer, die de opperste macht van de apostolische waardigheid aan uw heiligen apostel Petrus hebt willen verlenen; geef ons door zijn voorspraak, dat wij, die door zijn prediking zijn geroepen, hem de verschuldigde eer bewijzen, en met hem deel mogen hebben aan het eeuwige erfdeel; opdat vlees en bloed, welke uw openbaring niet kennen, geen macht over ons hebben, maar opdat uw Geest, die hem bewoog U als den Zoon van God te belijden, ons zo vervulle dat wij het loon van het komende oordeel verwerven.
Jesus, Zoon van God, die aan Petrus, den vorst van alle apostelen, omdat hij U meer dan de andere leerlingen liefhad, wegens het getuigenis van zijn liefde uw schapen hebt toevertrouwd; bevrijd door zijn voorspraak de Kerk, wier hoofd hij is geworden, van ergernis, en bewaar haar in vrede; opdat zij brande van liefde, groeie in geloof, sterk zij in hoop, en schittere in heilige werken. Moge zij behoed worden door de onvermoeibare bescherming van hem, op wiens prediking en voorbeeld zij gegrondvest is.
| |
Ter ere van de heilige Petrus en Paulus
Heer, die boven de andere apostelen die Gij hebt uitgekozen, den heiligen Petrus tot
| |
| |
hoofd van het geloof en tot grondslag der Kerk hebt aangesteld; Gij die door een hemelse roeping Paulus, het uitverkoren werktuig, tot het apostolaat hebt verheven, opdat hij aan de heidenen uw verborgen geheimenis zou openbaren en hen tot het heil zou roepen; Gij die door deze uitverkorenen, deze twee lichten der wereld, uw Kerk hebt opgebouwd; ontferm U over ons, Christus, door hun voorspraak.
Dezen zijn, Christus Heer, uw vrienden Petrus en Paulus, die hun lichaam hebben overgeleverd ten dode, en geworden zijn de bedelers van de genade, de stichters der Kerk. Niets heeft de eenheid van hun prediking en het geluk van hun gezamenlijke dood kunnen verbreken of verminderen. Daarom vragen wij, dat Gij ons, die Gij U door hun onderrichting tot een gelovig volk hebt gemaakt, door hun gebed mede tot erfgenamen maakt van het hemelse rijk.
| |
Strofen uit de Oosterse liturgische boeken
Zalig zijt gij, uitverkorene, hoofd der apostelschaar, Simon, want uw Heer en God heeft u het heil geschonken, en de naam van rots en fundament hebt gij van Hem ontvangen. Door uw gebed, heilige apostel Simon, zijn scheuringen en twisten van de Kerk geweken. Moge de vrede van den Zoon, uw Heer, voor altijd in haar wonen.
Gij hebt uw Kerk gegrondvest, Heer, op de standvastigheid van Petrus, op Paulus' wetenschap en schitterende wijsheid, op beider waarachtige verkondiging Gods, welke dwaling van godloosheid verdrijft; daarom, door dezen in uw kennis ingewijd, zingen wij U lof, Jesus vol van macht, de Redder onzer zielen.
Petrus, reivoerder der roemrijke apostelen, rots van het geloof, en gij verheven Paulus, leraar en licht van de heilige Kerken, nu gij staat voor Gods troon, weest onze voorsprekers bij Christus.
Welke kransen van lofprijzing kunnen wij vlechten om Petrus en Paulus te tooien? Die ontrukt zijn aan het lichaam en verenigd met den Geest, die wij eren als de aanvoerders van de boden Gods - den een als den eerste der apostelen, den ander als hem die meer dan de anderen heeft geijverd - wel waardig bekranst hen met kronen van onsterfelijke heerlijkheid Christus onze God, die rijk is aan ontferming.
O Petrus, rots en grondslag; Paulus, uitverkoren werktuig! Als een koppel ossen hebben zij allen voortgesleept tot de heilige kennis van Christus, volkeren, steden en eilanden. De Joden hebben zij weer tot Christus gevoerd, en zij bidden Hem onze zielen te redden.
Gij die onder de apostelen de eerste tronen bezet, leraren
| |
| |
der wereld, bidt den Heer reld zijn vrede te geven en aan van het heelal aan de we- onze zielen zijn grote ontferming.
|
|