| |
Getijden op de feesten van apostelen en evangelisten
Gedurende de paastijd
De Eerste Vespers bidt men, gelijk is aangegeven op bladz. 1218.
| |
De lauden
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
|
UW HEILIGEN, * Heer, zullen bloeien als een lelie, alleluja; zij zullen voor U zijn als balsemgeur, alleluja. |
SANCTI tui, * Domine, florebunt sicut lilium, alleluja: et sicut odor balsami erunt ante te, alleluja. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106.
2 Ant. In het rijk des hemels * is de verblijfplaats der heiligen, alleluja; en voor eeuwig is hun rust, alleluja. |
2 Ant. In caelestibus regnis * Sanctorum habitatio est, alleluja: et in aeternum requies eorum, alleluja. |
3 Ant. Onder uw beschutting * riepen uw heiligen, Heer, alleluja, alleluja, alleluja. |
3 Ant. In velamento * clamabant Sancti tui, Domine, alleluja, alleluja, alleluja. |
4 Ant. Geesten en zielen * der rechtvaardigen, zingt een lofzang voor onzen God, alleluja, alleluja. |
4 Ant. Spiritus et animae * justorum, hymnum dicite Deo nostro, alleluja, alleluja. |
5 Ant. De rechtvaardigen schitteren * als de zon voor het aanschijn van God, alleluja. |
5 Ant. Fulgebunt justi * sicut sol in conspectu Dei, alleluja. |
| |
Kapittel Wijsh. 5, 1
De rechtvaardigen zullen met groot vertrouwen staan tegenover hen, die hen eens hebben gekweld en die hun moeiten vruchteloos hebben geacht. ℟. Gode zij dank. |
Stabunt justi in magna constantia adversus eos, qui se angustiaverunt et qui abstulerunt labores eorum. ℟. Deo gratias. |
| |
Lofzang
Bij deze klare Paastijvreugd
schittert de zon in reiner glans, |
Claro Paschali gaudio
sol mundo nitet radio, |
| |
| |
cum Christum jam Apostoli
visu cernunt corporeo. |
nu de apostelen hun Heer
zien met lichamelijke blik. |
Ostensa sibi vulnera
in Christi carne fulgida,
resurrexisse Dominum
voce fatentur publica. |
De wonden worden hun getoond
die fonkelen in Christus' vlees;
en dat de Heer verrezen is
verkonden zij met luide stem. |
Rex Christe clementissime,
tu corda nostra posside,
ut tibi laudes debitas
reddamus omni tempore. |
Christus, genadenrijke Vorst,
neem Gij ons hart in eigendom,
opdat wij onze plicht van lof
aanbieden U te allen tijd. |
Quaesumus, Auctor omnium,
in hoc Paschali gaudio,
ab omni mortis impetu
tuum defende populum. |
Wij vragen, Schepper van 't heelal,
dat Gij in deze hoogtijvreugd
voor alle dreigingen des doods
uw kudde en volk beschermen wilt. |
Gloria tibi, Domine,
qui surrexisti a mortuis,
cum Patre, et Sancto Spiritu,
in sempiterna saecula. |
U, Heer, zij heerlijkheid, die uit
het dodenrijk zijt opgestaan,
met Vader en den Heil'gen Geest,
tot in der eeuwen eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Pretiosa in conspectu Domini, alleluja. ℟. Mors Sanctorum ejus, alleluja. |
℣. Kostbaar in de ogen des Heren, alleluja. ℟. Is de dood van zijn heiligen, alleluja. |
Ant. Filiae Jerusalem, * venite et videte Martyres cum coronis, quibus coronavit eos Dominus in die solemnitatis et laetitiae, alleluja, alleluja. |
Ant. Dochters van Jerusalem, * komt en aanschouwt de martelaren met de kransen, waarmede de Heer hen heeft bekranst op de hoogtijdag van vreugde, alleluja, alleluja. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
|
Oremus. - Deus, qui beatum N. (Apostolum et) Evangelistam tuum evangelicae praedicationis gratia sublimasti: tribue, quaesumus; ejus nos semper et eruditione proficere, et oratione defendi. Per Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - God, die uw heiligen (apostel en) evangelist N. door de genade van de verkondiging van het Evangelie hebt verheven; geef, vragen wij, dat zijn onderrichting ons steeds ten voordeel zij, en wij door zijn voorspraak worden beschermd. Door onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
| |
| |
| |
De vespers
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
|
UW HEILIGEN, * Heer, zullen bloeien als een lelie, alleluja; zij zullen voor U zijn als balsemgeur, alleluja. |
SANCTI tui, * Domine, florebunt sicut lilium, alleluja; et sicut odor balsami erunt ante te, alleluja. |
Psalm 109: Dixit Dominus, bladz. 1208.
2 Ant. In het rijk des hemels * is de verblijfplaats der heiligen, alleluja; en voor eeuwig is hun rust, alleluja. |
2 Ant. In caelestibus regnis * Sanctorum habitatio est, alleluja: et in aeternum requies eorum, alleluja. |
Psalm 112: Laudate pueri Dominum, bladz. 1209.
In de EERSTE VESPERS psalm 110: Confitebor tibi Domine, bladz. 190.
3 Ant. Onder uw beschutting * riepen uw heiligen, Heer, alleluja, alleluja, alleluja. |
3 Ant. In velamento * clamabant Sancti tui, Domine, alleluja, alleluja, alleluja. |
Psalm 115: Credidi propter quod locutus sum, bladz. 1209.
In de EERSTE VESPERS psalm 111: Beatus vir qui timet Dominum, bladz. 192.
4 Ant. Geesten en zielen * der rechtvaardigen, zingt een lofzang voor onzen God, alleluja, alleluja. |
4 Ant. Spiritus et animae * justorum, hymnum dicite Deo nostro, alleluja, alleluja. |
Psalm 125: In convertendo Dominus captivitatem Sion, bladz. 1210
In de EERSTE VESPERS psalm 112: Laudate pueri Dominum, bladz. 193.
5 Ant. De rechtvaardigen schitteren * als de zon voor het aanschijn van God, alleluja. |
5 Ant. Fulgebunt justi * sicut sol in conspectu Dei, alleluja. |
Psalm 138: Domine, probasti me et cognovisti me, bladz. 1211.
In de EERSTE VESPERS psalm 116: Laudate Dominum, omnes gentes, bladz. 1199.
| |
Kapittel Wijsh. 5, 1
De rechtvaardigen zullen met groot vertrouwen staan tegenover hen, die hen eens hebben gekweld en die hun moeiten vruchteloos hebben geacht. ℟. Gode zij dank. |
Stabunt justi in magna constantia adversus eos, qui se angustiaverunt et qui abstulerunt labores eorum. ℟. Deo gratias. |
| |
| |
| |
Lofzang
¶ De gewijzigde tekst met melodie op bladz. 1561.
Tristes erant Apostoli
de nece sui Domini,
quem morte crudelissima
servi damnarant impii. |
Vol droefheid was d'apostelschaar
over de moord op hunnen Heer,
dien in een allerwreedste dood
onheil'gen hadden omgebracht. |
Sermone blando Angelus
praedixit mulieribus:
in Galilaea Dominus
videndus est quantocius. |
De engel met zijn zoete stem
heeft het den vrouwen aangezegd:
In Galilea zal de Heer
Zich tonen binnen korte tijd. |
Illae dum pergunt concitae
Apostolis hoc dicere,
videntes eum vivere,
Christi tenent vestigia. |
Wanneer de vrouwen ijlings gaan
te zeggen dit den leerlingen,
vol blijdschap ziende dat Hij leeft,
snellen zij Christus tegemoet. |
Quo agnito, discipuli
in Galilaeam propere
pergunt videre faciem
desideratam Domini. |
d'Apostelen op dit bericht
naar Galilea haasten zich,
om daar te gaan aanschouwen het
geliefde aanschijn van hun Heer. |
Quaesumus, Auctor omnium,
in hoc Paschali gaudio,
ab omni mortis impetu
tuum defende populum. |
Wij vragen, Schepper van 't heelal,
dat Gij in deze hoogtijvreugd
voor alle dreigingen des doods
uw kudde en volk beschermen wilt. |
Gloria tibi, Domine,
qui surrexisti a mortuis,
cum Patre, et Sancto Spiritu,
in sempiterna saecula. |
U, Heer, zij heerlijkheid, die uit
het dodenrijk zijt opgestaan,
met Vader en den Heil'gen Geest,
tot in der eeuwen eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Pretiosa in conspectu Domini, alleluja. ℟. Mors Sanctorum ejus, alleluja. |
℣. Kostbaar in de ogen des Heren, alleluja. ℟. Is de dood van zijn heiligen, alleluja. |
Ant. Sancti et justi, * in Domino gaudete, alleluja: vos elegit Deus in hereditatem sibi, alleluja. |
Ant. Heiligen en rechtvaardigen, * verheugt u in den Heer, alleluja; u heeft God Zich tot zijn erfdeel verkoren, alleluja. |
In de EERSTE VESPERS:
℣. Sancti et justi, in Domino gaudete, alleluja. ℟. Vos elegit Deus in hereditatem sibi, alleluja. |
℣. Heiligen en rechtvaardigen, verheugt u in den Heer, alleluja. ℟. U heeft God Zich tot zijn erfdeel verkoren, alleluja. |
| |
| |
Ant. Het eeuwige licht * zal oplichten voor uw heiligen, Heer, en een eeuwigheid van tijden, alleluja. |
Ant. Lux perpetua * lucebit Sanctis tuis, Domine, et aeternitas temporum, alleluja. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
|
Laat ons bidden. - God, die uw heiligen (apostel en) evangelist N. door de genade van de verkondiging van het Evangelie hebt verheven; geef, vragen wij, dat zijn onderrichting ons steeds ten voordeel zij, en wij door zijn voorspraak worden beschermd. Door onzen Heer. |
Oremus. - Deus, qui beatum N. (Apostolum et) Evangelistam tuum evangelicae praedicationis gratia sublimasti: tribue, quaesumus; ejus nos semper et eruditione proficere, et oratione defendi. Per Dominum nostrum. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
Onze Vader. |
Pater. |
De Heer geve ons. |
Dominus det nobis. |
En tot slot de antifoon ter ere van de heilige Moeder van God, Regina caeli, bladz. 201.
| |
Gebeden ter ere van de heilige apostelen
Almachtige God, geef ons deel en gemeenschap met de profeten en met de apostelen van uw Christus, en doe ons treden in het voetspoor van uw eniggeboren Zoon. Zo biddend verstaan wij wat wij vragen, want in werkelijkheid zeggen wij dit: Laat ons zo gehaat worden, als de profeten gehaat zijn, en laat ons dezelfde woorden spreken om wille waarvan ook de apostelen vervolging en lijden hebben ondergaan.
Heer God, die ons door uw heilige apostelen het geheim van het Evangelie der heerlijkheid van uw Christus hebt geopenbaard, en hun naar de oneindige gave van uw genade gegeven hebt aan geheel de wereld de overvloed van uw onnaspeurlijke ontferming te verkondigen; wij vragen U, Heer, maak ons hun gemeenschap en hun beloning waardig. Verleen ons altijd te wandelen in hun voetspoor, opdat wij hen volgen in hun strijd en deel hebben aan de moeiten en inspanning, welke zij vol liefde hebben doorstaan. Bewaar uw heilige Kerk, welke Gij door hen hebt gegrondvest; zegen de lammeren van uw kudde; en vermenigvuldig deze wijnstok, welke uw rechterhand heeft geplant, door Christus Jesus onzen Heer.
| |
| |
Christus, Zoon van God, na de profeten hebt Gij de kinderen van de nieuwe genade doen binnengaan, toen Gij, als zonen op de plaats van hun vaders, de profeten hebt doen opvolgen door de apostelen, die vrijwillig voor U hun leven hebben gegeven en daarom het loon onder de heiligen hebben verworven, en wier prediking door de Godsspraak van de profeten, die hun zijn voorafgegaan, is bevestigd. Wij bidden en smeken U, dat, gelijk Gij in heerlijke ordening door het licht van beide testamenten uwe waarheid hebt getoond, Gij ons altijd de erfgenamen van deze uw apostelen doet zijn; opdat wij, die door hen het geloof hebben ontvangen, tezamen met hen U voor eeuwig als ons erfdeel bezitten.
|
|