| |
| |
| |
Getijden op de feesten van apostelen en evangelisten
Buiten de paastijd
¶ De Lauden en Vespers op het feest van den apostel Joannes (27 Dec.) op bladz. 1229; ter ere van de apostelen Philippus en Jacobus (1 Mei) op bladz. 1233; ter ere van de apostelen Petrus en Paulus (29 Juni) op bladz. 1223.
De Eerste Vespers bidt men, gelijk is aangegeven op bladz. 1208.
| |
De lauden
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
HOC est praeceptum meum, * ut diligatis invicem, sicut dilexi vos. |
DIT is mijn gebod: * dat gij elkander liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106.
2 Ant. Majorem caritatem * nemo habet, ut animam suam ponat quis pro amicis suis. |
2 Ant. Grotere liefde * heeft niemand dan hij, die zijn leven geeft voor zijn vrienden. |
3 Ant. Vos amici mei estis, * si feceritis quae praecipio vobis, dicit Dominus. |
3 Ant. Gij zijt mijn vrienden, * als gij volbrengt wat Ik u beveel, zegt de Heer. |
4 Ant. Beati pacifici, * beati mundo corde: quoniam ipsi Deum videbunt. |
4 Ant. Zalig de vredebrengers, * zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. |
5 Ant. In patientia vestra * possidebitis animas vestras. |
5 Ant. Door uw standvastigheid * zult gij uw ziel behouden. |
| |
Kapittel Eph. 2, 19-20
Fratres: Jam non estis hospites, et advenae; sed estis cives Sanctorum et domestici Dei, superaedificati super fundamentum Apostolorum et Prophetarum, ipso summo angulari lapide Christo Jesu. ℟. Deo gratias. |
Broeders: Gij zijt niet langer vreemdelingen en gasten; maar gij zijt medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, nu gij gebouwd zijt op de grondslag der apostelen en profeten, waarvan de hoeksteen is Christus Jesus. ℟. Gode zij dank. |
| |
Lofzang
Exsultet caelum laudibus,
resultet terra gaudiis:
Apostolorum gloriam
sacra canunt solemnia. |
De hemel juich' van lofgezang,
de aarde springe op van vreugd;
nu der apost'len heerlijkheid
bezingt het jaarlijks heilig feest. |
| |
| |
Gij, die der wereld rechters zijt,
het ware licht van 't wereldrond,
U bidden wij, diep uit het hart:
aanhoort ons dringend smeekgebed. |
Vos, saecli justi judices,
et vera mundi lumina,
votis precamur cordium:
audite preces supplicum. |
Gij, die de hemel door uw woord
sluit, en zijn grendels openmaakt,
ontslaat ons door uw hoog bevel
van alle zonden, vragen wij. |
Qui caelum verbo clauditis,
serasque ejus solvitis,
nos a peccatis omnibus
solvite jussu, quaesumus. |
Aan uw gebod gehoorzamen
aller gezondheid, ziekte, smart;
geneest die ziek van zeden zijn,
en aan de deugden geeft ons weer; |
Quorum praecepto subditur
salus et languor omnium,
sanate aegros moribus,
nos reddentes virtutibus; |
Opdat, wanneer de Rechter komt,
Christus, aan 't einde van de tijd,
Hij van het eeuwige geluk
ons maken zal tot deelgenoot. |
Ut, cum Judex advenerit
Christus in fine saeculi,
nos sempiterni gaudii
faciat esse compotes. |
Aan God den Vader zij de eer,
en aan zijn eengeboren Zoon,
en aan den Geest, den Paracleet,
nu en in alle eeuwigheid. |
Deo Patri sit gloria,
ejusque soli Filio,
cum Spiritu Paraclito,
et nunc, et in perpetuum. |
Amen. |
Amen. |
℣. Zij hebben de werken van God verkondigd. ℟. En zijn wonderdaden verstaan. |
℣. Annuntiaverunt opera Dei. ℟. Et facta ejus intellexerunt. |
Ant. Gij die alles hebt verlaten * en Mij zijt gevolgd, zult het honderdvoud ontvangen en het eeuwige leven bezitten. |
Ant. Vos qui reliquistis * omnia, et secuti estis me, centuplum accipietis, et vitam aeternam possidebitis. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Laat ons bidden. - Geef ons, vragen wij, Heer, het feest van uw heiligen apostel (evangelist) N. met vreugde te vieren; opdat wij steeds door zijn voorspraak worden geholpen, en zijn geloof met passende toewijding navolgen. Door onzen Heer. |
Oremus. - Da nobis, quaesumus, Domine, beati Apostoli (Evangelistae) tui N. solemnitatibus gloriari: ut ejus semper et patrociniis sublevemur, et fidem congrua devotione sectemur. Per Dominum nostrum. |
Op het feest van den apostel JACOBUS (25 Juli):
Laat ons bidden. - Wees, Heer, de heiligmaker en behoeder van |
Oremus. - Esto, Domine, plebi tuae sanctificator et |
| |
| |
custos: ut Apostoli tui Jacobi munita praesidiis, et conversatione tibi placeat, et secura mente deserviat. Per Dominum nostrum. |
uw volk; opdat het, beveiligd door de bijstand van uw apostel Jacobus, U door zijn levenswandel welgevallig zij, en U in onbezorgdheid diene. Door onzen Heer. |
Op het feest van den apostel BARTHOLOMEUS (24 Aug.):
Oremus. - Omnipotens sempiterne Deus, qui hujus diei venerandam sanctamque laetitiam in beati Apostoli tui Bartholomaei festivitate tribuisti: da Ecclesiae tuae, quaesumus, et amare quod credidit, et praedicare quod docuit. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - Almachtige, eeuwige God, die ons op deze dag een waardige en heilige vreugde hebt geschonken door het feest van uw heiligen apostel Bartholomeus; geef aan uw Kerk, vragen wij, lief te hebben wat hij geloofd heeft, en te verkondigen wat hij heeft geleerd. Door onzen Heer. |
Op het feest van den apostel MATTHEUS (21 Sept.):
Oremus. - Beati Apostoli et Evangelistae Matthaei, Domine, precibus adjuvemur: ut quod possibilitas nostra non obtinet, ejus nobis intercessione donetur. Per Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - Mogen wij worden bijgestaan door de gebeden van den heiligen apostel en evangelist Mattheus: opdat hetgeen onze eigen kracht te boven gaat, ons door zijn voorspraak worde geschonken. Door onzen Heer. |
Op het feest van den evangelist LUCAS (18 Oct.):
Oremus. - Interveniat pro nobis, quaesumus, Domine, sanctus tuus Lucas Evangelista: qui crucis mortificationem jugiter in suo corpore pro tui nominis honore portavit. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - Voor ons ten beste spreke, vragen wij, Heer, uw heilige evangelist Lucas, die voor de eer van uw Naam de versterving van het Kruis steeds in zijn lichaam heeft gedragen. Door onzen Heer. |
Op het feest van de apostelen SIMON en JUDAS (28 Oct.):
Oremus. - Deus, qui nos per beatos Apostolos tuos Simonem et Judam ad agnitionem tui nominis venire tribuisti: da nobis eorum gloriam sempiternam et proficiendo celebrare, et celebrando proficere. Per Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - God, die ons door uw heilige apostelen Simon en Judas tot de kennis van uw Naam hebt doen komen; geef dat wij hun eeuwige heerlijkheid vieren door toenemende deugdzaamheid, en door deze viering in deugd mogen toenemen. Door onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
| |
| |
| |
De vespers
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
In de EERSTE VESPERS de vijf antifonen welke hierboven voor de Lauden zijn aangegeven, bladz. 1205. De eerste vier psalmen zoals op Zondag, bladz. 189; als vijfde psalm 116, Laudate Dominum omnes gentes, bladz. 1199.
1 Ant. |
1 Ant. |
DE HEER heeft gezworen * en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt priester in eeuwigheid. |
JURAVIT Dominus, * et non poenitebit eum: Tu es sacerdos in aeternum. |
| |
Psalm 109
De Heer zeide tot mijnen Heer: * ‘Zit neder aan mijn rechterhand, |
Dixit Dominus Domino meo: * ‘Sede a dextris meis, |
Totdat ik uw vijanden leg * als een rustbank voor uw voeten’. |
Donec ponam inimicos tuos * scabellum pedum tuorum’. |
De Heer strekt uw machtige scepter uit van Sion: * ‘Heers te midden uwer vijanden. |
Virgam virtutis tuae emittet Dominus ex Sion: * ‘Dominare in medio inimicorum tuorum. |
U zij de heerschappij ten dage van uw macht in de luister van uw heiligheid; * uit mijn schoot heb ik U verwekt vóór de morgenster’. - |
Tecum principium in die virtutis tuae in splendoribus sanctorum; * ex utero ante luciferum genui te’.- |
De Heer heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen: * ‘Gij zijt priester in eeuwigheid naar de wijze van Melchisedech’. |
Juravit Dominus, et non poenitebit eum: * ‘Tu es sacerdos in aeternum secundum ordinem Melchisedech’. |
De Heer is aan uw rechterhand; * op de dag van zijn toorn zal Hij de koningen verpletteren. |
Dominus a dextris tuis, * confregit in die irae suae reges. |
Hij zal de volkeren richten hun ondergang voltrekken, * hun hoofden verpletteren over geheel de aarde. |
Judicabit in nationibus, implebit ruinas; * conquassabit capita in terra multorum. |
Uit een beek zal Hij drinken op zijn weg, * en daarom het hoofd fier verheffen. |
De torrente in via bibet; * propterea exaltabit caput. |
|
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. De Heer heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt priester in eeuwigheid. |
Ant. Juravit Dominus, et non poenitebit eum: Tu es sacerdos in aeternum. |
| |
| |
2 Ant. Collocet eum * Dominus cum principibus populi sui. |
2 Ant. De Heer zal hem een plaats geven * bij de vorsten van zijn volk. |
| |
Psalm 112
De ‘vorsten van het volk’, bij wie de Heer zijn armen een plaats toedeelt, zijn de apostelen. Zij hebben de Naam des Heren verkondigd van de opgang der zon tot haar ondergang, dit is: van het Oosten tot ver in het Westen.
Laudate pueri, Dominum; * laudate nomen Domini. |
Looft, gij dienaren, den Heer; * looft de Naam des Heren. |
Sit nomen Domini benedictum, * ex hoc nunc, et usque in saeculum. |
De Naam des Heren zij gezegend * van nu af tot in eeuwigheid. |
A solis ortu usque ad occasum, * laudabile nomen Domini. |
Van de opgang der zon tot haar ondergang * zij de Naam des Heren geprezen. |
Excelsus super omnes gentes Dominus, * et super caelos gloria ejus. |
Verheven boven alle volken is de Heer, * en boven de hemelen zijn heerlijkheid. |
Quis sicut Dominus Deus noster, qui in altis habitat, * et humilia respicit in caelo et in terra? |
Wie is gelijk den Heer onzen God, die in den hoge woont, * en nederziet op wat gering is in de hemel en op aarde? |
Suscitans a terra inopem, * et de stercore erigens pauperem, |
Die den behoeftige opricht uit het stof, * beurt uit het slijk den arme, |
Ut collocet eum cum principibus, * cum principibus populi sui; |
Om hem een plaats te geven bij de vorsten, * bij de vorsten van zijn volk; |
Qui habitare facit sterilem in domo, * matrem filiorum laetantem. |
Die de onvruchtbare doet wonen in haar huis * als een blijde moeder van kinderen. |
|
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Collocet eum Dominus cum principibus populi sui. |
Ant. De Heer zal hem een plaats geven bij de vorsten van zijn volk. |
|
3 Ant. Dirupisti, Domine, * vincula mea: tibi sacrificabo hostiam laudis. |
3 Ant. Gij hebt, Heer, * mijn boeien verbroken; daarom breng ik U een offer van lof. |
| |
Psalm 115
Credidi, propter quod locutus sum: * Ego autem humiliatus sum nimis. |
Ik heb geloofd, zelfs toen ik sprak: * ‘Wel diep ben ik vernederd’; |
Ego dixi in excessu meo: * Omnis homo mendax. Quid retribuam Domino, * |
Toen ik zeide in mijn angst: * ‘Geen mens is te vertrouwen’. Wat zal ik den Heer wedergeven |
| |
| |
* voor al wat Hij mij heeft geschonken? |
pro omnibus, quae retribuit mihi? |
De kelk des heils zal ik heffen * en de Naam des Heren aanroepen, |
Calicem salutaris accipiam; * et nomen Domini invocabo. |
Mijn geloften aan den Heer volbrengen ten aanschouwen van geheel zijn volk. * Kostbaar in de ogen des Heren is de dood van zijn heiligen. |
Vota mea Domino reddam coram omni populo ejus; * pretiosa in conspectu Domini mors sanctorum ejus: |
Heer, ik ben slechts uw dienaar; * ik ben uw dienaar en de zoon uwer dienstmaagd. |
O Domine, quia ego servus tuus; * ego servus tuus, et filius ancillae tuae. |
Toch hebt Gij mijn boeien verbroken; daarom breng ik U een offer van lof * en zal ik de Naam des Heren aanroepen, |
Dirupisti vincula mea; tibi sacrificabo hostiam laudis, * et nomen Domini invocabo. |
Mijn geloften aan den Heer volbrengen ten aanschouwen van geheel zijn volk, * in de voorhoven van het huis des Heren, in uw midden, Jerusalem. |
Vota mea Domino reddam in conspectu omnis populi ejus; * in atriis domus Domini, in medio tui, Jerusalem. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Gij hebt, Heer, mijn boeien verbroken; daarom breng ik U een offer van lof. |
Ant. Dirupisti, Domine, vincula mea: tibi sacrificabo hostiam laudis. |
|
4 Ant. Wenend gingen zij voort, * terwijl zij hun zaad uitstrooiden. |
4 Ant. Euntes ibant * et flebant, mittentes semina sua. |
| |
Psalm 125
De apostelen hebben het zaad van Gods woord uitgezaaid ‘met tranen’, dit is: onder veel kwellingen en tegenwerking. Maar de Heer heeft wasdom gegeven, en ‘met schoven beladen’ zijn zij ingegaan tot de heerlijkheid van Christus.
Toen de Heer de gevangenen van Sion deed wederkeren, * was het alsof wij droomden. |
In convertendo Dominus captivitatem Sion, * facti sumus sicut consolati: |
Toen werd onze mond vervuld met vreugde * en onze tong met gejuich. |
Tunc repletum est gaudio os nostrum; * et lingua nostra exsultatione. |
Toen zeide men onder de volken: * ‘Grote dingen heeft de Heer aan hen gedaan’. |
Tunc dicent inter gentes: * Magnificavit Dominus facere cum eis. |
Ja, grote dingen heeft de Heer aan ons gedaan, * en daarom zijn wij verheugd. - |
Magnificavit Dominus facere nobiscum; * facti sumus laetantes. - |
Leid, Heer, ons herstel ten |
Converte, Domine, capti- |
| |
| |
vitatem nostram, * sicut torrens in Austro. |
beste, * als een woestijnbeek in het Zuiden. |
Qui seminant in lacrimis, * in exsultatione metent. |
Wie zaaien met tranen, * zullen met gejuich maaien. |
Euntes ibant et flebant, * mittentes semina, sua. |
Wenend gaan zij voort, * terwijl zij hun zaad uitstrooien. |
Venientes autem venient cum exsultatione, * portantes manipulos suos. |
Maar juichend zullen zij terugkeren * met hun schoven beladen. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Euntes ibant et flebant, mittentes semina sua. |
Ant. Wenend gingen zij voort, terwijl zij hun zaad uitstrooiden. |
|
5 Ant. Confortatus est * principatus eorum, et honorati sunt amici tui, Deus. |
5 Ant. Machtig is hun heerschappij, * en hoog staan uw vrienden in ere, God. |
| |
Psalm 138
De volgende psalm wordt op de feesten der apostelen gezongen - ook in de mis - wegens de lofspraak, welke hij bevat van de vrienden des Heren. Hoog moeten wij Christus' vrienden eren; en heerlijk is de heerschappij welke zij in het hemels hof uitoefenen over de stammen van het geestelijke Israël der Kerk.
Domine, probasti me, et cognovisti me; * tu cognovisti sessionem meam et resurrectionem meam. |
Heer, Gij doorschouwt mij en kent mij; * Gij weet het, als ik ga zitten of opsta. |
Intellexisti cogitationes meas de longe; * semitam meam et funiculum meum investigasti. |
Gij verstaat mijn gedachten van verre; * als ik ga of mij te rusten leg, Gij weet het. |
Et omnes vias meas praevidisti; * quia non est sermo in lingua mea. |
En al mijn wegen kent Gij vooruit, * en geen woord is er op mijn tong |
Ecce, Domine, tu cognovisti omnia novissima et antiqua; * tu formasti me, et posuisti super me manum tuam. |
Of zie, Heer, Gij kent het, zowel in de toekomst als in het verleden; * Gij hebt mij gemaakt en houdt uw hand over mij uitgestrekt. |
Mirabilis facta est scientia tua ex me; * confortata est, et non potero ad eam. - |
Hoe verheven is mij uwe kennis, * te machtig, ik kan haar niet vatten. - |
Quo ibo a spiritu tuo? * et quo a facie tua fugiam? |
Waarheen zou ik uw Geest ontlopen, * en waarheen vluchten voor uw aangezicht? |
Si ascendero in caelum, tu illic es; * si descendero in infernum, ades. |
Als ik opstijg naar de hemel, Gij zijt er; * daal ik neer in het dodenrijk, Gij zijt er. |
Si sumpsero pennas meas |
Al sla ik vroeg in de morgen |
| |
| |
mijn wieken uit * en ga wonen aan de grenzen der zee, |
diluculo, * et habitavero in extremis maris: |
Ook daar zou uw hand mij leiden * en uw rechterhand mij steunen. |
Etenim illuc manus tua deducet me; * et tenebit me dextera tua. |
Al zou ik zeggen: ‘Moge duisternis mij bedekken’, * de nacht zou mij omgeven als een licht. |
Et dixi: Forsitan tenebrae conculcabunt me; * et nox illuminatio mea in deliciis meis. |
Want voor U is het duister niet donker, en de nacht is licht als de dag; * de duisternis is als het licht. |
Quia tenebrae non obscurabuntur a te, et nox sicut dies illuminabitur; * sicut tenebrae ejus, ita et lumen ejus. |
Want Gij hebt mijn nieren geschapen, * mij geheven uit de schoot mijner moeder. |
Quia tu possedisti renes meos; * suscepisti me de utero matris meae. |
Ik prijs U omdat Gij groot zijt bovenmate; * wonderbaar zijn uw werken, en mijn ziel erkent het ten zeerste. |
Confitebor tibi quia terribiliter magnificatus es; * mirabilia opera tua, et anima mea cognoscit nimis. |
Niet verholen was U mijn gebeente, toen Gij het maakte in het verborgen, * noch mijn wezen, toen het werd gevormd als in de schoot der aarde. |
Non est occultatum os meum a te, quod fecisti in occulto; * et substantia mea in inferioribus terrae. |
Uw ogen zagen reeds mijn vormloos begin, en in uw boek stonden reeds alle beschreven * de dagen voor mij bestemd, nog voordat er één van bestond. |
Imperfectum meum viderunt oculi tui, et in libro tuo omnes scribentur; * dies formabuntur, et nemo in eis. |
Hoe hoog, o God, staan uw vrienden mij in ere, * hoe machtig is hun heerschappij. |
Mihi autem nimis honorificati sunt amici tui, Deus; * nimis confortatus est principatus eorum. |
Wilde ik hen tellen, zij zijn talrijker dan het zand; * nog in de morgen zou ik tellend voor U staan. - |
Dinumerabo eos, et super arenam multiplicabuntur; * exsurrexi, et adhuc sum tecum. - |
Mocht Gij, o God, de bozen verdelgen; * en mogen van mij wijken de mannen des bloeds, |
Si occideris, Deus, peccatores; * viri sanguinum, declinate a me: |
Die arglistig over U spreken, * uw Naam gebruiken in ijdelheid. |
Quia dicitis in cogitatione: * Accipient in vanitate civitates tuas. |
Zou ik dan uw haters, Heer, niet haten, * en uw vijanden niet verafschuwen? |
Nonne qui oderunt te, Domine, oderam? * et super inimicos tuos tabescebam? |
| |
| |
Perfecto odio oderam illos; * et inimici facti sunt mihi. |
Haten zal ik hen met felle haat, * mijn eigen vijanden zullen zij zijn. |
Proba me, Deus, et scito cor meum; * interroga me, et cognosce semitas meas. |
Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, * toets mij en ken mijn gedachten; |
Et vide, si via iniquitatis in me est; * et deduc me in via aeterna. |
En zie, of ik soms ga op de weg der boosheid; * leid mij dan terug op de eeuwige weg. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Confortatus est prinpatus eorum, et honorati sunt amici tui, Deus. |
Ant. Machtig is hun heerschappij, en hoog staan uw vrienden in ere, God. |
| |
Kapittel Eph. 2, 19-20
Fratres: Jam non estis hospites et advenae; sed estis cives Sanctorum et domestici Dei, superaedificati super fundamentum Apostolorum et Prophetarum, ipso summo angulari lapide Christo Jesu. ℟. Deo gratias. |
Broeders: Gij zijt niet langer vreemdelingen en gasten; maar gij zijt medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, nu gij gebouwd zijt op de grondslag der apostelen en profeten, waarvan de hoeksteen is Christus Jesus. ℟. Gode zij dank. |
| |
Lofzang
¶ De gewijzigde tekst van deze lofzang (Exsultet orbis gaudiis) met melodie op bladz. 1560.
Exsultet caelum laudibus,
resultet terra gaudiis:
Apostolorum gloriam
sacra canunt solemnia. |
De hemel juich' van lofgezang,
de aarde springe op van vreugd;
nu der apost'len heerlijkheid
bezingt het jaarlijks heilig feest. |
Vos, saecli justi judices,
et vera mundi lumina,
votis precamur cordium:
audite preces supplicum. |
Gij, die der wereld rechters zijt,
het ware licht van 't wereldrond,
u bidden wij, diep uit het hart:
aanhoort ons dringend smeekgebed. |
Qui caelum verbo clauditis,
serasque ejus solvitis,
nos a peccatis omnibus
solvite jussu, quaesumus. |
Gij, die de hemel door uw woord
sluit, en zijn grendels openmaakt,
ontslaat ons door uw hoog bevel
van alle zonden, vragen wij. |
Quorum praecepto subditur
salus et languor omnium,
sanate aegros moribus,
nos reddentes virtutibus; |
Aan uw gebod gehoorzamen
aller gezondheid, ziekte, smart;
geneest die ziek van zeden zijn,
en aan de deugden geeft ons weer; |
| |
| |
Opdat, wanneer de Rechter komt,
Christus, aan 't einde van de tijd,
Hij van het eeuwige geluk
ons maken zal tot deelgenoot. |
Ut, cum Judex advenerit
Christus in fine saeculi,
nos sempiterni gaudii
faciat esse compotes. |
Aan God den Vader zij de eer,
en aan zijn eengeboren Zoon,
en aan den Geest, den Paracleet,
nu en in alle eeuwigheid. |
Deo Patri sit gloria,
ejusque soli Filio,
cum Spiritu Paraclito,
et nunc, et in perpetuum. |
Amen. |
Amen. |
℣. Zij hebben de werken van God verkondigd. ℟. En zijn wonderdaden verstaan. |
℣. Annuntiaverunt opera Dei. ℟. Et facta ejus intellexerunt. |
Ant. Weest moedig in de strijd, * en bevecht den ouden draak; en gij zult het eeuwige rijk ontvangen. |
Ant. Estote fortes in bello, * et pugnate cum antiquo serpente: et accipietis regnum aeternum. |
In de EERSTE VESPERS:
℣. Over geheel de aarde weerklinkt hun stem. ℟. En tot aan de grenzen der wereld hun woorden. |
℣. In omnem terram exivit sonus eorum. ℟. Et in fines orbis terrae verba eorum. |
Ant. Want zij zullen u overleveren * aan de rechtbanken, en in hun synagogen zullen zij u geselen, en voor koningen en landvoogden zult gij worden gevoerd om Mijnentwil, tot getuigenis voor hen en voor de heidenen. |
Ant. Tradent enim vos * in conciliis, et in synagogis suis flagellabunt vos, et ante reges et praesides ducemini propter me in testimonium illis et gentibus. |
Op het feest van de apostel THOMAS (21 Dec.) antifoon bij de lofzang Magnificat in beide Vespers:
Ant. Omdat gij Mij gezien hebt, * Thomas, hebt gij geloofd; zalig zij, die niet gezien en toch geloofd hebben, alleluja. |
Ant. Quia vidisti me, * Thoma, credidisti: beati qui non viderunt, et crediderunt, alleluja. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Laat ons bidden. - Geef ons, vragen wij, Heer, het feest van uw heiligen apostel (evangelist) N. met vreugde te vieren; opdat wij steeds door zijn voorspraak worden geholpen, en zijn geloof met passende toewijding navolgen. Door onzen Heer. |
Oremus. - Da nobis, quaesumus, Domine, beati Apostoli (Evangelistae) tui N. solemnitatibus gloriari: ut ejus semper et patrociniis sublevemur, et fidem congrua devotione sectemur. Per Dominum nostrum. |
| |
| |
Op het feest van den apostel JACOBUS (25 Juli):
Oremus. - Esto, Domine, plebi tuae sanctificator et custos: ut Apostoli tui Jacobi munita praesidiis, et conversatione tibi placeat, et secura mente deserviat. Per Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - Wees, Heer, de heiligmaker en behoeder van uw volk: opdat het, beveiligd door de bijstand van uw apostel Jacobus, U door zijn levenswandel welgevallig zij, en U in onbezorgdheid diene. Door onzen Heer. |
Op het feest van den apostel BARTHOLOMEUS (24 Aug.):
Oremus. - Omnipotens sempiterne Deus, qui hujus diei venerandam sanctamque laetitiam in beati Apostoli tui Bartholomaei festivitate tribuisti: da Ecclesiae tuae, quaesumus, et amare quod credidit, et praedicare quod docuit. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - Almachtige, eeuwige God, die ons op deze dag een waardige en heilige vreugde hebt geschonken door het feest van uw heiligen apostel Bartholomeus; geef aan uw Kerk, vragen wij, lief te hebben wat hij geloofd heeft, en te verkondigen wat hij heeft geleerd. Door onzen Heer. |
Op het feest van den apostel MATTHEUS (21 Sept.):
Oremus. - Beati Apostoli et Evangelistae Matthaei, Domine, precibus adjuvemur: ut quod possibilitas nostra non obtinet, ejus nobis intercessione donetur. Per Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - Mogen wij worden bijgestaan door de gebeden van den heiligen apostel en evangelist Mattheus; opdat hetgeen onze eigen kracht te boven gaat, ons door zijn voorspraak worde geschonken. Door onzen Heer. |
Op het feest van den evangelist LUCAS (18 Oct.):
Oremus. - Interveniat pro nobis, quaesumus, Domine, sanctus tuus Lucas Evangelista: qui crucis mortificationem jugiter in suo corpore pro tui nominis honore portavit. Per Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - Voor ons ten beste spreke, vragen wij. Heer, uw heilige evangelist Lucas, die voor de eer van uw Naam de versterving van het Kruis steeds in zijn lichaam heeft gedragen. Door onzen Heer. |
Op het feest van de apostelen SIMON en JUDAS (28 Oct.):
Oremus. - Deus, qui nos per beatos Apostolos tuos Simonem et Judam ad agnitionem tui nominis venire tribuisti: da nobis eorum gloriam sempiternam et proficiendo celebrare, et celebrando proficere. Per Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - God, die ons door uw heilige apostelen Simon en Judas tot de kennis van uw Naam hebt doen komen: geef dat wij hun eeuwige heerlijkheid vieren door toenemende deugdzaamheid, en door deze viering in deugd mogen toenemen. Door onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
| |
| |
Onze Vader. |
Pater. |
De Heer geve ons. |
Dominus det nobis. |
En tot slot een van de antifonen ter ere van de heilige Moeder van God, bladz. 200 vlg.
|
|