| |
| |
| |
| |
De getijden ter ere van de heilige Moeder Gods
Naast de gewone getijden baden de kloosterlingen en vele priesters gedurende de middeleeuwen dagelijks de Kleine Getijden ter ere van de Moeder des Heren. Paus Pius V heeft na het concilie van Trente de verplichting tot dit gebed opgeheven; wel wilde hij, dat de antifonen ter ere van de Moeder Gods in de getijden aan het eind van ieder der uren de herinnering aan het oude vrome gebruik levend zouden houden. Sinds eeuwen hadden deze Getijden toen reeds hun weg gevonden naar de gebedenboeken der vrome leken. Velen onder hen hebben deze oude liefde bewaard en eren ook nu nog de Moeder Gods door het bidden van haar Getijden. Tal van religieuzen, wereldlijke tertiarissen en leden van geestelijke genootschappen verenigen zich op deze wijze dagelijks met het nimmer zwijgende gebed der Kerk.
(Aan het bidden van de Kleine Getijden van de heilige Moeder Gods zijn, ook voor hen die door een kloosterregel tot dit gebed verplicht zijn, de volgende aflaten verbonden: een aflaat van 500 dagen voor ieder van de uren afzonderlijk; een aflaat van 10 jaren voor het bidden van de gehele Getijden; een volle aflaat onder de gewone voorwaarden eenmaal per maand, als men gedurende die tijd de Getijden dagelijks heeft gebeden.)
¶ Indien niets nader wordt aangegeven, volgt men de onderstaande orde vanaf Maria-Lichtmis tot aan de eerste Zondag van de Advent.
In kleinere letters vindt men de wijzigingen aangegeven, welke in de Getijden worden aangebracht gedurende de Advent (en op het feest van Maria-Boodschap) en vanaf de eerste Vespers van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis.
| |
Gebed voor de getijden
Aperi, Domine, os meum ad benedicendum nomen sanctum tuum: munda quoque cor meum ab omnibus vanis, perversis et alienis cogitationibus; intellectum illumina, affec- |
Open, Heer, mijn mond om uw heilige Naam lof te zingen; zuiver ook mijn hart van alle ijdele, slechte en verstrooiende gedachten; verlicht mijn verstand, ontvlam mijn hart, opdat ik waardig, aandachtig en met toe- |
| |
| |
wijding dit officie kan bidden en verhoring moge vinden voor het aanschijn van uw goddelijke Majesteit. Door Christus onzen Heer. Amen. |
tum inflamma, ut digne, attente ac devote hoe Officium recitare valeam, et exaudiri merear ante conspectum divinae majestatis tuae. Per Christum Dominum nostrum. Amen. |
Heer, in vereniging met die goddelijke mening, waarmede Gij zelf op aarde God lof hebt gebracht, wil ik deze getijden voor U verrichten. |
Domine, in unione illius divinae intentionis, qua ipse in terris laudes Deo persolvisti, has tibi horas persolvo. |
| |
De metten
Wees gegroet... (in stilte) |
Ave Maria... (secreto) |
|
HEER, open mijn lippen. |
DOMINE, labia mea aperies. |
℟. En mijn mond zal uw lof verkonden. |
℟. Et os meum annuntiabit laudem tuam. |
℣. God, kom mij te hulp. |
℣. Deus, in adjutorium meum intende. |
℟. Heer, haast U mij te helpen. |
℟. Domine, ad adjuvandum me festina. |
Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. Zoals het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Alleluja. |
Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. Sicut erat in principio, et nunc et semper, et in saecula saeculorum. Amen. Alleluja. |
Vanaf Septuagesima en gedurende de Vasten zegt men in plaats van Alleluja:
Lof zij U, Heer, Koning der eeuwige heerlijkheid. |
Laus tibi, Domine, Rex aeternae gloriae. |
| |
Uitnodigingszang
Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u. |
Ave Maria, gratia plena; Dominus tecum. |
Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u. |
Ave Maria, gratia plena; Dominus tecum. |
|
Ps. 94. Komt, laat ons jubelen in den Heer, ons verheugen in God, ons heil; laat ons voor zijn aanschijn treden met lofprijs, voor Hem jubelen met lofgezang. |
Ps. 94. Venite, exsultemus Domino, jubilemus Deo, salutari nostro: praeoccupemus faciem ejus in confessione, et in psalmis jubilemus ei. |
|
Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u. |
Ave Maria, gratia plena; Dominus tecum. |
| |
| |
Quoniam Deus magnus Dominus, et Rex magnus super omnes deos: quoniam non repellet Dominus plebem suam: quia in manu ejus sunt omnes fines terrae, et altitudines montium ipse conspicit. |
Want een grote God is de Heer, en een grote Koning boven alle goden. Want de Heer zal zijn volk niet verwerpen; in zijne handen immers zijn alle grenzen der aarde, en de hoogten der bergen zijn zijn eigendom. |
Dominus tecum. |
De Heer is met u. |
Quoniam ipsius est mare, et ipse fecit illud, et aridam fundaverunt manus ejus: venite, adoremus et procidamus ante Deum: ploremus coram Domino, qui fecit nos, quia ipse est Dominus Deus noster; nos autem populus ejus, et oves pascuae ejus. |
Want van Hem is de zee, Hij heeft haar gemaakt, en zijn handen vormden het droge. Komt, laat ons God aanbidden en voor Hem ons nederwerpen, en nederknielen voor den Heer die ons maakte; want Hij is de Heer onze God, en wij zijn volk, de schapen zijner kudde. |
Ave Maria, gratia plena; Dominus tecum. |
Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u. |
Hodie, si vocem ejus audieritis, nolite obdurare corda vestra, sicut in exacerbatione secundum diem tentationis in deserto: ubi tentaverunt me patres vestri, probaverunt et viderunt opera mea. |
Och, mocht gij heden horen naar zijn stem: ‘Verstokt uw harten niet zoals bij de verbittering ten dage der beproeving in de woestijn, toen uwe vaderen Mij hebben getart en beproefd, hoewel zij mijn werken hadden gezien’. |
Dominus tecum. |
De Heer is met u. |
Quadraginta annis proximus fui generationi huic, et dixi: Semper hi errant corde; ipsi vero non cognoverunt vias meas; quibus juravi in ira mea: Si introibunt in requiem meam. |
Veertig jaren was Ik dit geslacht nabij, en Ik zeide: ‘Steeds dwaalt hun hart van Mij af, en zij kennen mijne wegen niet’. Daarom zwoer ik in mijn gramschap: ‘Tot mijn rustplaats zullen zij niet ingaan’. |
Ave Maria, gratia plena; Dominus tecum. |
Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u. |
Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. Sicut erat in principio, et nunc et semper, et in saecula saeculorum. Amen. |
Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. Zoals het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. |
| |
| |
De Heer is met u. |
Dominus tecum. |
Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u. |
Ave Maria, gratia plena; Dominus tecum. |
| |
Lofzang van Venantius Fortunatus
Dien aarde, zee en firmament
aanbidden, prijzen, roemen luid,
die dit drievoudig toestel stiert,
Hem draagt Maria's dichte schoot. |
Quem terra, pontus, sidera
colunt, adorant, praedicant,
trinam regentem machinam,
claustrum Mariae bajulat. |
Dien maan en zon en alle ding
om beurten dienen naar hun tijd,
omvat, van hemelgunst volstroomd,
het lichaam van een jonge maagd. |
Cui luna, sol et omnia
deserviunt per tempora,
perfusa caeli gratia,
gestant puellae viscera. |
Zalig gij, moeder, in uw taak!
De allerhoogste Kunstenaar
die d'aarde vasthoudt in zijn vuist,
sluit zich in 't schrijn van uwe schoot. |
Beata Mater munere,
cujus supernus Artifex
mundum pugillo continens,
ventris sub arca clausus est. |
Verblijd door 's hemels afgezant
en vruchtbaar van den Heil'gen Geest,
hebt gij den lang verwachten Vorst
der volk'ren voor ons uitgestort. |
Beata caeli nuntio,
fecunda Sancto Spiritu,
Desideratus gentibus
cujus per alvum fusus est. |
Jesus, aan U zij heerlijkheid,
die zijt geboren uit de Maagd,
met Vader en met milden Geest,
in aller eeuwen eeuwigheid. |
Jesu, tibi sit gloria,
qui natus es de Virgine,
cum Patre, et almo Spiritu,
in sempiterna saecula. |
Amen. |
Amen. |
| |
De eerste nachtwake
(De volgende drie psalmen bidt men op Zondag, Maandag en Donderdag.)
Ant. Gezegend zijt gij. |
Ant. Benedicta tu. |
| |
Psalm 8
Door de menswording van den Zoon heeft God den mens bezocht, hem verheven en gekroond met heerlijkheid. In de eerste plaats geldt deze lofprijzing van den verlosten mens de Moeder des Heren.
Heer, onze Heer, * hoe heerlijk is uw Naam over geheel de aarde. |
Domine, Dominus noster, * quam admirabile est nomen tuum in universa terra! |
| |
| |
Quoniam elevata est magnificentia tua, * super caelos. |
Hoger dan de hemelen * ligt gespreid uwe grootheid. |
Ex ore infantium et lactentium perfecisti laudem propter inimicos tuos, * ut destruas inimicum et ultorem. |
Uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt Gij U lof bereid om uw vijanden te verstommen, * om uw tegenstander en wie U haat te beschamen. |
Quoniam videbo caelos tuos, opera digitorum tuorum: * lunam et stellas, quae tu fundasti. |
Als ik uw hemelen zie, het werk uwer vingers, * de maan en de sterren die Gij er hebt bereid, |
Quid est homo, quod memor es ejus? * aut filius hominis, quoniam visitas eum? |
Wat is dan de mens, dat Gij hem zoudt gedenken, * een mensenkind, dat Gij zorg voor hem draagt? |
Minuisti eum paulo minus ab angelis, gloria et honore coronasti eum; * et constituisti eum super opera manuum tuarum. |
Weinig minder dan engelen hebt Gij hem gemaakt, hem gekroond met eer en met luister, * en hem gesteld over het werk uwer handen; |
Omnia subjecisti sub pedibus ejus, * oves et boves universas: insuper et pecora campi. |
Alles hem aan de voeten gelegd, schapen en runderen alle, * en de dieren der wildernis; |
Volucres caeli et pisces maris, * qui perambulant semitas maris. |
Vogelen des hemels en vissen der zee, * al wat de paden der zeeën bewandelt. |
Domine, Dominus noster, * quam admirabile est nomen tuum in universa terra! |
Heer, onze Heer, * hoe heerlijk is uw Naam over geheel de aarde. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Benedicta tu in mulieribus, et benedictus fructus ventris tui. |
Ant. Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht van uw schoot. |
|
Ant. Sicut myrrha. |
Ant. Als uitgelezen mirre. |
| |
Psalm 18
De mensgeworden Zoon is als de zon die naar buiten treedt uit het bruidsvertrek van de maagdelijke schoot zijner Moeder. Door haar gehoorzaamheid is Christus ons gegeven en in Hem de wet van het Evangelie, welke zij als eerste heeft ontvangen en onderhouden.
Caeli enarrant gloriam Dei, * et opera manuum ejus annuntiat firmamentum. |
De hemelen verhalen Gods heerlijkheid, * en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen. |
Dies diei eructat verbum, * |
De dag roept het toe aan de dag; |
| |
| |
* de nacht meldt het weer aan de nacht. |
et nox nocti indicat scientiam. |
Geen spreken is het en het zijn geen woorden; * hun stem wordt niet gehoord. |
Non sunt loquelae, neque sermones, * quorum non audiantur voces eorum. |
Toch klinkt hun galmen over geheel de aarde, * hun woorden tot de einden der wereld. - |
In omnem terram exivit sonus eorum;* et in fines orbis terrae verba eorum. - |
Daar heeft Hij voor de zon een tent gebouwd; * zij is als een bruidegom die treedt uit zijn bruidsvertrek; |
In sole posuit tabernaculum suum;* et ipse tamquam sponsus procedens de thalamo suo: |
Stralend van vreugd als een held die zijn loopbaan begint, * treedt zij voorwaarts aan het einde des hemels. |
Exsultavit ut gigas ad currendam viam, * a summo caelo egressio ejus: |
Aan het andere eind voltooit zij haar kringloop; * niets kan zich verbergen voor haar gloed. - |
Et occursus ejus usque ad summum ejus; * nec est qui se abscondat a calore ejus. - |
De wet des Heren is volmaakt, verkwikt de ziel; * het getuigenis des Heren is getrouw, schenkt eenvoudigen wijsheid. |
Lex Domini immaculata, convertens animas; * testimonium Domini fidele, sapientiam praestans parvulis. |
De bevelen des Heren zijn rechtvaardig, verblijden het hart; * het gebod des Heren is zuiver, verlicht de ogen. |
Justitiae Domini rectae, laetificantes corda; * praeceptum Domini lucidum, illuminans oculos. |
De vreze des Heren is heilig en blijft in eeuwigheid; * de oordelen des Heren zijn waarachtig, geheel en al rechtvaardig; |
Timor Domini sanctus, permanens in saeculum saeculi; * judicia Domini vera, justificata in semetipsa. |
Kostbaarder dan goud en edelsteen, * zoeter dan honing en honingzeem. |
Desiderabilia super aurum et lapidem pretiosum multum; * et dulciora super mel et favum. |
Ook uw dienaar houdt ze in ere; * rijk is het loon voor wie ze onderhoudt. |
Etenim servus tuus custodit ea, * in custodiendis illis retributio multa. |
Maar wie kent al zijn zonden? Zo reinig mij van onbewuste schuld, * en bewaar uw dienaar voor hoogmoed. |
Delicta quis intelligit? ab occultis meis munda me; * et ab alienis parce servo tuo. |
Laat die mij niet beheersen; dan zal ik zuiver zijn * en rein van zware zonde. |
Si mei non fuerint dominati, tunc immaculatus ero; * et emundabor a delicto maximo. |
| |
| |
Et erunt ut complaceant eloquia oris mei; * et meditatio cordis mei in conspectu tuo semper. |
Mogen de woorden van mijn mond U welgevallig zijn, * het peinzen van mijn hart steeds voor uw aanschijn wijlen. |
Domine, adjutor meus, * et redemptor meus. |
O Heer, Gij zijt mijn sterkte, * Gij mijn verlosser. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Sicut myrrha electa, odorem dedisti suavitatis, sancta Dei Genitrix. |
Ant. Als uitgelezen mirre geeft gij zoete geur, heilige Moeder van God. |
|
Ant. Ante torum. |
Ant. Voor het praalbed. |
| |
Psalm 23
Deze lofprijzing van de rechtvaardigen kunnen wij op niemand met meer recht toepassen dan op de Moeder van den Koning der heerlijkheid.
Domini est terra, et plenitudo ejus; * orbis terrarum, et universi qui habitant in eo. |
Den Heer behoort de aarde en al wat zij bevat, * de wereld en die haar bewonen. |
Quia ipse super maria fundavit eum; * et super flumina praeparavit eum. - |
Want Hij heeft haar gegrond op de zeeën, * en haar op de stromen gevestigd. - |
Quis ascendet in montem Domini? * aut quis stabit in loco sancto ejus? |
Wie mag de berg des Heren bestijgen, * wie zijn heilige stede betreden? |
Innocens manibus et mundo corde, * qui non accepit in vano animam suam, nec juravit in dolo proximo suo. |
Die rein is van handen en zuiver van hart, * in wiens ziel geen bedrog is en die niet vals zweert tegen zijn naaste. |
Hic accipiet benedictionem a Domino; * et misericordiam a Deo, salutari suo. |
Deze zal zegen van den Heer ontvangen, * en ontferming van God, zijn heil. |
Haec est generatio quaerentium eum, * quaerentium faciem Dei Jacob. - |
Dit is het geslacht van hen die Hem zoeken, * die zoeken het aanschijn van Jacobs God. - |
Attollite portas, principes, vestras, et elevamini, portae aeternales; * et introibit Rex gloriae. |
Heft uw kroonlijsten, poorten; rijst omhoog, eeuwige poorten; * en de Koning der glorie treedt binnen. |
Quis est iste Rex gloriae? * Dominus fortis et potens; Dominus potens in proelio. |
Wie is deze Koning der glorie? * De Heer, sterk en geweldig, de Heer, sterk in de strijd. |
Attollite portas, principes, vestras, et elevamini, por- |
Heft uw kroonlijsten, poorten; rijst omhoog, eeuwige poorten; |
| |
| |
* en de Koning der glorie treedt binnen. |
tae aeternales; * et introibit Rex gloriae. |
Wie is deze Koning der glorie? * De Heer der heirscharen. Hij is de Koning der glorie. |
Quis est iste Rex gloriae? * Dominus virtutum ipse est Rex gloriae. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Voor het praalbed dezer Maagd zingt ons zonder ophouden zoete zangen van lofprijs. |
Ant. Ante torum hujus Virginis, frequentate nobis dulcia cantica dramatis. |
|
℣. Bevalligheid ligt uitgegoten op uw lippen. ℟. Daarom heeft God u gezegend in eeuwigheid. |
℣. Diffusa est gratia in labiis tuis. ℟. Propterea benedixit te Deus in aeternum. |
|
Onze Vader. |
Pater noster. |
Hier vervolgt men met het gebed Precibus et meritis en de drie lessen (bladz. 1073 vlg.).
| |
De tweede nachtwake
(De volgende drie psalmen bidt men op Dinsdag en Vrijdag.)
Ant. In uw schoonheid. |
Ant. Specie tua. |
| |
Psalm 44
Naar zijn letterlijke zin bezingt deze psalm de mystieke vereniging van Christus en de Kerk, waarvan de Moeder Gods het verheven beeld is. In het eerste deel bezingen wij de luister des Heren, in het tweede deel de heerlijkheid en de uitverkiezing zijner Moeder.
Een heerlijk lied ontwelt mijn hart, * ik wil den Koning mijn zang doen horen; |
Eructavit cor meum verbum bonum, * dico ego opera mea Regi. |
Mijn tong is als de pen van een schrijver, * van een snellen schrijver. - |
Lingua mea calamus scribae, * velociter scribentis. - |
Gij zijt de schoonste onder de kinderen der mensen, bevalligheid is uitgegoten op uw lippen; * daarom heeft God U gezegend in eeuwigheid. |
Speciosus forma prae filiis hominum, diffusa est gratia in labiis tuis; * propterea benedixit te Deus in aeternum. |
Gord uw zwaard om uw heupen, * allersterkste held. |
Accingere gladio tuo super femur tuum, * potentissime. |
In uw majesteit en luister rust U toe, * trek voorspoedig uit en heers |
Specie tua et pulchritudine tua * intende, prospere procede et regna |
Voor de zaak van waarheid en ootmoed en recht; * en uw rechterhand zal wondere daden U leren. |
Propter veritatem et mansuetudinem et justitiam; * et deducet te mirabiliter dextera tua. |
| |
| |
Sagittae tuae acutae, populi sub te cadent, * in corda inimicorum Regis. |
Scherp zijn uw pijlen, die de volken doen vallen onder uw voeten; * zij treffen in het hart de vijanden des Konings. |
Sedes tua, Deus, in saeculum saeculi; * virga directionis virga regni tui. |
Uw troon, o God, staat voor altijd en eeuwig; * een scepter van recht is de scepter van uw koningschap. |
Dilexisti justitiam, et odisti iniquitatem; * propterea unxit te Deus, Deus tuus, oleo laetitiae prae consortibus tuis. |
Gij hebt gerechtigheid lief, maar haat de boosheid; * daarom heeft God, uw God, U gezalfd met de olie van vreugde boven uw genoten. |
Myrrha et gutta et casia a vestimentis tuis, a domibus eburneis; * ex quibus delectaverunt te filiae regum in honore tuo. |
Van mirre, balsem en kaneel geuren uw klederen, geuren de ivoren paleizen; * daarmede behagen U de koningsdochters die U verbeiden. |
Astitit regina a dextris tuis in vestitu deaurato, * circumdata varietate. - |
De koningin staat aan uw rechterhand in een met goud versierd gewaad, * in veelkleurige tooi. - |
Audi, filia, et vide, et inclina aurem tuam, * et obliviscere populum tuum, et domum patris tui; |
Luister, dochter, zie, en neig uw oor, * vergeet uw volk en het huis van uw vader; |
Et concupiscet Rex decorem tuum, * quoniam ipse est Dominus Deus tuus, et adorabunt eum. |
En laat de Koning uwe schoonheid begeren, * want Hij is de Heer uw God, en Hem zal men aanbidden. |
Et filiae Tyri in muneribus * vultum tuum deprecabuntur, omnes divites plebis. |
De dochters van Tyrus komen tot u met geschenken; * alle rijken des volks zien smekend op naar uw gelaat. |
Omnis gloria ejus filiae Regis ab intus, * in fimbriis aureis circumamicta varietatibus. |
Alle heerlijkheid der koningsdochter is in het verborgen; * zij is gekleed in goudbrokaat, met kleurige tooi omhangen. |
Adducentur Regi virgines post eam, * proximae ejus afferentur tibi. |
Maagden worden in haar gevolg geleid tot den Koning, * haar gezellinnen worden tot U gevoerd. |
Afferentur in laetitia et exsultatione, * adducentur in templum Regis. - |
Zij worden tot U gevoerd in blijdschap en jubel, * binnengeleid in de tempel des Konings. - |
Pro patribus tuis nati sunt tibi filii; * constitues eos |
In plaats van uw vaderen worden u zonen geboren; * gij stelt |
| |
| |
hen tot vorsten over geheel de aarde. |
principes super omnem terram. |
Zij zullen uw naam indachtig zijn * van geslacht tot geslacht. |
Memores erunt nominis tui * in omni generatione et generationem. |
Daarom zullen de volken u prijzen in eeuwigheid, * voor altijd en immer. |
Propterea populi confitebuntur tibi in aeternum, * et in saeculum saeculi. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. In uw schoonheid en uw luister rust u toe, trek voorspoedig uit en heers. |
Ant. Specie tua et pulchritudine tua intende, prospere procede, et regna. |
|
Ant. God zal haar bijstaan. |
Ant. Adjuvabit eam. |
| |
Psalm 45
Wij bezingen de Moeder van God met de woorden waarmede wij de Kerk verheerlijken. In haar moederschap ook bewonderen wij de werken des Heren, zijn menswording op aarde waardoor Hij onze vijanden heeft overwonnen.
God is ons een toevlucht en sterkte, * een helper in de nood welke ons benauwt bovenmate. |
Deus noster refugium et virtus, * adjutor in tribulationibus, quae invenerunt nos nimis. |
Daarom vrezen wij niet, als de aarde beeft, * als wankelen de bergen in het hart van de zee, |
Propterea non timebimus dum turbabitur terra; * et transferentur montes in cor maris; |
Als haar wateren bruisen en woelen, * de bergen sidderen door haar geweld. |
Sonuerunt, et turbatae sunt aquae eorum; * conturbati sunt montes in fortitudine ejus. |
Een rivier met haar stromen verheugt de stad van God, * de heilige woontent des Allerhoogsten. |
Fluminis impetus laetificat civitatem Dei; * sanctificavit tabernaculum suum Altissimus. |
God is in haar midden, zij zal niet wankelen; * God zal haar bijstaan bij het lichten van de morgen. |
Deus in medio ejus, non commovebitur; * adjuvabit eam Deus mane diluculo. |
De volkeren waren ontsteld en de koninkrijken wankelden; * toen Hij zijn stem verhief, beefde de aarde. |
Conturbatae sunt gentes, et inclinata sunt regna; * dedit vocem suam, mota est terra. |
De Heer der heirscharen is met ons; * onze beschermer is de God van Jacob. - |
Dominus virtutum nobiscum; * susceptor noster Deus Jacob. - |
Komt en ziet de werken des Heren, de wonderen welke Hij |
Venite, et videte opera Domini, quae posuit prod- |
| |
| |
igia super terram; * auferens bella usque ad finem terrae. |
wrocht op de aarde; * Hij bant de oorlogen tot de grenzen der aarde; |
Arcum conteret, et confringet arma, * et scuta comburet igni. |
De boog verbrijzelt Hij en breekt de wapenen, * verbrandt de schilden in het vuur. |
‘Vacate, et videte quoniam ego sum Deus; * exaltabor in gentibus, et exaltabor in terra.’ |
‘Laat af, en weet dat Ik God ben, * verheerlijkt onder de volken en verheerlijkt op aarde.’ |
Dominus virtutum nobiscum; * susceptor noster Deus Jacob. |
De Heer der heirscharen is met ons; * onze beschermer is de God van Jacob. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Adjuvabit eam Deus vultu suo; Deus in medio ejus, non commovebitur. |
Ant. God zal haar bijstaan met zijn aanschijn; God is in haar midden, zij zal niet wankelen. |
|
Ant. Sicut laetantium. |
Ant. Als een blij zingend koor. |
| |
Psalm 86
Deze psalm bevat de profetie dat het geestelijke Jerusalem der Kerk de Moeder zal zijn van alle volkeren. Hetzelfde zeggen wij van de Moeder des Heren, die het oerbeeld is der Kerk en de toevlucht van alle verlosten.
Fundamenta ejus in montibus sanctis; * diligit Dominus portas Sion super omnia tabernacula Jacob. |
Hij grondvestte haar op de heilige bergen; * de Heer bemint de poorten van Sion meer dan alle tenten van Jacob. |
Gloriosa dicta sunt de te, * civitas Dei. |
Heerlijke dingen worden van u gesproken, * stad van God. |
‘Memor ero Rahab et Babylonis * scientium me. Ecce alienigenae et Tyrus et populus Aethiopum, * hi fuerunt illic.’ |
‘Ik zal Rahab en Babylon noemen * onder hen die Mij kennen. Zie, de vreemdelingen en Tyrus en het volk der Ethiopiërs, * zij zijn daar geboren.’ |
Numquid Sion dicet: Homo et homo natus est in ea; * et ipse fundavit eam Altissimus. |
En van Sion zal men zeggen: Man voor man zijn allen daar geboren; * de Allerhoogste zelf heeft haar gegrondvest. |
Dominus narrabit in scripturis populorum et principum: * horum, qui fuerunt in ea. |
De Heer zal het schrijven in het boek van volkeren en vorsten: * ‘Daar zijn zij geboren’. |
Sicut laetantium omnium: * ‘Habitatio est in te’. |
Dan zingen zij allen vol vreugde: * ‘In u is mijne woning’. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Sicut laetantium omnium nostrum: Habitatio |
Ant. Als een blij zingend koor roepen wij allen: Onze woning is |
| |
| |
in u, heilige Moeder van God. |
est in te, sancta Dei Genitrix. |
℣. Bevalligheid ligt uitgegoten op uw lippen. ℟. Daarom heeft God u gezegend in eeuwigheid. |
℣. Diffusa est gratia in labiis tuis. ℟. Propterea benedixit te Deus in aeternum. |
Onze Vader. |
Pater noster. |
Hier vervolgt men met het gebed Precibus et meritis en de drie lessen (bladz. 1073 vlg.).
| |
De derde nachtwake
(De volgende drie psalmen bidt men op Woensdag en Zaterdag.)
Ant. Verheug u, Maagd Maria. |
Ant. Gaude, Maria Virgo. |
| |
Psalm 95
Het heil des Heren is ons geschonken in de menswording van Christus. Daarom deelt de Moeder in zijn heerlijkheid, en oefent ook zij door haar algemene bescherming en voorspraak macht over geheel de aarde.
Zingt voor den Heer een nieuw lied; * zingt voor den Heer, geheel de aarde. |
Cantate Domino canticum novum; * cantate Domino, omnis terra. |
Zingt voor den Heer en looft zijn Naam; * verkondigt van dag tot dag zijn heil. |
Cantate Domino, et benedicite nomini ejus; * annuntiate de die in diem salutare ejus. |
Verkondigt zijn heerlijkheid onder de heidenen, * zijn wonderwerken aan alle volken. |
Annuntiate inter gentes gloriam ejus, * in omnibus populis mirabilia ejus. |
Want groot is de Heer, en zeer te prijzen, * vreeswekkend boven alle goden. |
Quoniam magnus Dominus, et laudabilis nimis, * terribilis est super omnes deos. |
Want alle goden der heidenen zijn ijdele beelden; * de Heer echter maakte de hemel. |
Quoniam omnes dii gentium daemonia; * Dominus autem caelos fecit. |
Heerlijkheid en luister gaan uit voor zijn aanschijn; * sterkte en pracht zijn in zijn heiligdom. - |
Confessio et pulchritudo in conspectu ejus; * sanctimonia et magnificentia in sanctificatione ejus. - |
Brengt den Heer, geslachten der volken, brengt den Heer heerlijkheid en sterkte, * brengt den Heer de eer van zijn Naam. |
Afferte Domino, patriae gentium, afferte Domino gloriam et honorem, * afferte Domino gloriam nomini ejus. |
Neemt offergaven en treedt binnen in zijn voorhoven; * |
Tollite hostias, et introite in atria ejus; * adorate Do- |
| |
| |
minum in atrio sancto ejus. |
aanbidt den Heer in zijn heilige tempel. |
Commoveatur a facie ejus universa terra; * dicite in gentibus quia Dominus regnavit. |
Sidder voor zijn aangezicht, geheel de aarde; * zegt aan de heidenen, dat de Heer regeert. |
Etenim correxit orbem terrae qui non commovebitur; * judicabit populos in aequitate. - |
Want Hij bevestigde de wereld dat zij niet zou wankelen; * Hij spreekt recht over de volken naar billijkheid. - |
Laetentur caeli, et exsultet terra: commoveatur mare, et plenitudo ejus; * gaudebunt campi, et omnia quae in eis sunt. |
De hemelen zullen juichen, de aarde zal zich verheugen, de zee zal bruisen en haar volheid; * jubelen zullen de velden en al wat zij bevatten. |
Tunc exsultabunt omnia ligna silvarum a facie Domini, quia venit; * quoniam venit judicare terram. |
Dan zullen zich verblijden alle bomen van het woud voor den Heer, omdat Hij komt, * omdat Hij komt om de aarde te richten. |
Judicabit orbem terrae in aequitate, * et populos in veritate sua. |
Hij zal de wereld richten naar billijkheid, * en de volken naar zijn trouw. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Gaude, Maria Virgo: cunctas haereses sola interemisti in universo mundo. |
Ant. Verheug u, Maagd Maria; alle ketterijen hebt gij alleen vernietigd in de ganse wereld. |
|
Ant. Dignare me. |
Ant. Gedoog. |
| |
Psalm 96
De Moeder is onafscheidelijk van haar koninklijken Zoon; zij deelt in de heerlijkheid van zijn tweevoudige komst.
Dominus regnavit, exsultet terra; * laetentur insulae multae. |
De Heer is Koning; dat de aarde juiche, * de vele eilanden zich verheugen. |
Nubes et caligo in circuitu ejus; * justitia et judicium correctio sedis ejus. |
Wolken en duister omgeven Hem; * gerechtigheid en recht zijn de steun van zijn zetel. |
Ignis ante ipsum praecedet, * et inflammabit in circuitu inimicos ejus. |
Vuur schrijdt voor Hem uit * en verteert in het rond zijn vijanden. |
Illuxerunt fulgura ejus orbi terrae; * vidit, et commota est terra. |
Zijn bliksems verlichten het aardrijk; * de aarde ziet ze en is bevreesd. |
Montes sicut cera fluxerunt a facie Domini, * a facie Domini omnis terra. |
Als was smelten de bergen voor het aanschijn des Heren, * voor het aanschijn van den Heer van geheel de aarde. |
| |
| |
De hemelen verkondigen zijn gerechtigheid, * en alle volken aanschouwen zijn glorie. |
Annuntiaverunt caeli justitiam ejus; * et viderunt omnes populi gloriam ejus. |
Dat beschaamd worden alle dienaars van beelden * die roemen op hun afgoden. - |
Confundantur omnes, qui adorant sculptilia, * et qui gloriantur in simulacris suis. - |
Aanbidt Hem, al zijn engelen. * Sion heeft het gehoord en zich verblijd, |
Adorate eum, omnes angeli ejus. * Audivit et laetata est Sion, |
De dochters van Juda hebben gejuicht * om uw gerichten, Heer; |
Et exsultaverunt filiae Judae, * propter judicia tua, Domine; |
Want Gij zijt de Heer, de Allerhoogste over gans de aarde, * zeer verheven boven alle goden. |
Quoniam tu Dominus Altissimus super omnem terram; * nimis exaltatus es super omnes deos. |
Gij die den Heer bemint, verfoeit het kwaad; de Heer beschermt de zielen zijner vromen, * en ontrukt hen aan de hand van den zondaar. |
Qui diligitis Dominum, odite malum; custodit Dominus animas sanctorum suorum, * de manu peccatoris liberabit eos. |
Een licht gaat op voor den rechtvaardige, * en vreugde voor de oprechten van hart. |
Lux orta est justo, * et rectis corde laetitia. |
Verheugt u, rechtvaardigen, in den Heer, * en prijst zijn heilige Naam. |
Laetamini, justi, in Domino; * et confitemini memoriae sanctificationis ejus. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Gedoog dat ik u love, heilige Maagd; geef mij kracht tegen uw vijanden. |
Ant. Dignare me laudare te, Virgo sacrata; da mihi virtutem contra hostes tuos. |
|
Ant. Na het baren. |
Ant. Post partum. |
Gedurende de Advent:
Ant. De engel des Heren. |
Ant. Angelus Domini. |
| |
Psalm 97
Door de menswording van zijn Zoon uit de Maagd Maria heeft God ons zijn heil bereid.
Zingt den Heer een nieuw lied, * want Hij heeft wonderen gewrocht. |
Cantate Domino canticum novum; * quia mirabilia fecit. |
Redding bracht Hem zijn rechterhand * en zijn heilige arm. |
Salvavit sibi dextera ejus, * et brachium sanctum ejus. |
De Heer heeft zijn heil doen kennen; * voor het aanschijn |
Notum fecit Dominus salutare suum; * in conspec- |
| |
| |
tu gentium revelavit justitiam suam. |
der volken openbaarde Hij zijn gerechtigheid. |
Recordatus est misericordiae suae, * et veritatis suae domui Israël. |
Hij was zijn ontferming indachtig, * en zijn trouw aan het huis van Israël. |
Viderunt omnes termini terrae * salutare Dei nostri. - |
Alle grenzen der aarde hebben aanschouwd * het heil van onzen God. - |
Jubilate Deo, omnis terra; * cantate, et exsultate, et psallite. |
Juicht voor God, geheel de aarde; * zingt en jubelt en verheft uw zang. |
Psallite Domino in cithara, in cithara et voce psalmi, * in tubis ductilibus et voce tubae corneae. |
Laat de citer klinken voor den Heer, de citer en de zang van psalmen, * trompetten en bazuingeschal. |
Jubilate in conspectu Regis, Domini; * moveatur mare et plenitudo ejus; orbis terrarum et qui habitant in eo; |
Juicht voor het aanschijn van den Koning, den Heer; * dat beve de zee en wat zij bevat, de aarde en wie haar bewonen; |
Flumina plaudent manu, simul montes exsultabunt a conspectu Domini; * quoniam venit judicare terram. |
Dat de stromen in de handen klappen, tezamen de bergen juichen voor het aanschijn des Heren, * want Hij komt om de aarde te richten. |
Judicabit orbem terrarum in justitia, * et populos in aequitate. |
Hij zal de wereld richten met rechtvaardigheid, * en de volken naar billijkheid. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Postpartum, Virgo, inviolata permansisti; Dei Genitrix, intercede pro nobis. |
Ant. Na het baren, o Maagd, zijt gij ongerept gebleven; Moeder van God, wees onze voorspraak. |
Gedurende de Advent:
Ant. Angelus Domini nuntiavit Mariae; et concepit de Spiritu Sancto. |
Ant. De engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt; en zij heeft ontvangen van den Heiligen Geest. |
|
℣. Diffusa est gratia in labiis tuis. ℟. Propterea benedixit te Deus in aeternum. |
℣. Bevalligheid ligt uitgegoten op uw lippen. ℟. Daarom heeft God u gezegend in eeuwigheid. |
Pater noster. |
Onze Vader. |
|
Precibus et meritis beatae Mariae semper Virginis et omnium sanctorum, perducat nos Dominus ad regna caelorum. ℟. Amen. |
Door de gebeden en verdiensten van de gelukzalige Maria altijd Maagd en van alle heiligen, leide ons de Heer tot het rijk der hemelen. ℟. Amen. |
| |
| |
| |
Lezingen
¶ Gedurende de Advent worden de lezingen gezegd gelijk onder, bladz. 1078, is aangegeven.
Geef mij, Heer, uw zegen. |
Jube, Domine, benedicere. |
|
Zegen. Ons zegene met haar lief Kind de Maagd Maria. ℟. Amen. |
Benedictio. Nos cum prole pia benedicat Virgo Maria. ℟. Amen. |
|
1 Les. Overal zocht ik een rustplaats, maar metterwoon wil ik blijven in het erfdeel des Heren. Want de Schepper aller dingen beval mij daaromtrent, en Hij die mij schiep, kwam rusten in mijn tent, en zeide mij: Ga wonen in Jacob, kies uw erfdeel in Israël en schiet wortel onder mijn uitverkorenen. Gij, Heer, ontferm U over ons. ℟. Gode zij dank. |
Lectio 1 (Eccli. 24, 11-13). In omnibus requiem quaesivi, et in hereditate Domini morabor. Tunc praecepit et dixit mihi Creator omnium, et, qui creavit me, requievit in tabernaculo meo, et dixit mihi: In Jacob inhabita, et in Israël hereditare, et in electis meis mitte radices. Tu autem, Domine, miserere nobis. ℟. Deo gratias. |
|
Beurtzang. Heilige en onbevlekte maagdelijkheid, met welk een lofprijs ik u zal verhogen, weet ik niet; want dien de hemelen niet konden bevatten, hebt gij in uw schoot omsloten. |
Responsorium. Sancta et immaculata virginitas, quibus te laudibus efferam, nescio; quia quem caeli capere non poterant, tuo gremio contulisti. |
Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht van uw schoot; - want dien de hemelen niet konden bevatten, hebt gij in uw schoot omsloten. |
Benedicta tu in mulieribus, et benedictus fructus ventris tui; - quia quem caeli capere non poterant, tuo gremio contulisti. |
|
Geef mij, Heer, uw zegen. |
Jube, Domine, benedicere. |
|
Zegen. De Maagd der maagden zelve zij onze voorspraak bij den Heer. ℟. Amen. |
Benedictio. Ipsa Virgo virginum intercedat pro nobis ad Dominum. ℟. Amen. |
|
2 Les. Zo kreeg ik vaste woon op Sion, en vond ik rust in de heilige stad, en werd Jerusalem de zetel mijner macht. Zo schoot ik wortel onder een roemrijk volk, dat zijn erfdeel heeft in het land van mijn God; en in de volte der heiligen was mijn ver- |
Lectio 2 (Eccli. 24, 15-16). Et sic in Sion firmata sum, et in civitate sanctificata similiter requievi, et in Jerusalem potestas mea. Et radicavi in populo honorificato, et in parte Dei mei hereditas illius, et in |
| |
| |
plenitudine sanctorum detentio mea. Tu autem, Domine, miserere nobis. ℟. Deo gratias. |
blijf. Gij, Heer, ontferm U over ons. ℟. Gode zij dank. |
|
Responsorium. Beata es, Virgo Maria, quae Dominum portasti, Creatorem mundi. Genuisti qui te fecit, et in aeternum permanes virgo. |
Beurtzang. Welzalig zijt gij, Maagd Maria, die den Heer gedragen hebt, den Schepper der wereld. Gij hebt gebaard die u maakte, en in eeuwigheid blijft gij maagd. |
Ave, Maria, gratia plena, Dominus tecum. - Genuisti qui te fecit, et in aeternum permanes virgo. |
Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u. - Gij hebt gebaard die u maakte, en in eeuwigheid blijft gij maagd. |
Als na de derde les de lofzang Te Deum volgt, wordt hier nog toegevoegd:
Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. - Genuisti qui te fecit, et in aeternum permanes virgo. |
Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. - Gij hebt gebaard die u maakte, en in eeuwigheid blijft gij maagd. |
Jube, Domine, benedicere. |
Geef mij, Heer, uw zegen. |
Benedictio. Per Virginem Matrem concedat nobis Dominus salutem et pacem. ℟. Amen. |
Zegen. Door de Maagd en Moeder verlene ons de Heer heil en vrede. ℟. Amen. |
Lectio 3 (Eccli. 24, 17-20). Quasi cedrus exaltata sum in Libano, et quasi cypressus in monte Sion; quasi palma exaltata sum in Cades, et quasi plantatio rosae in Jericho; quasi oliva speciosa in campis, et quasi platanus exaltata sum juxta aquam in plateis. Sicut cinnamomum et balsamum aromatizans odorem dedi; quasi myrrha electa dedi suavitatem odoris. Tu autem, Domine, miserere nobis. ℟. Deo gratias. |
3 Les. Opgewassen ben ik als een ceder op de Libanon en als een cypres op de berg Sion; als een palmboom ben ik opgeschoten bij Cades, als een rozentuin bij Jericho; als een schone olijf op de vlakte, groot als een plataan in de lanen langs het water. Als kaneel en riekende balsem gaf ik geur, als uitgelezen mirre gaf ik zoete geur. Gij, Heer, ontferm U over ons. ℟. Gode zij dank. |
De volgende beurtzang blijft achterwege, als de lofzang Te Deum volgt.
Responsorium. Felix namque es, sacra Virgo Maria, et omni laude dignissima; |
Beurtzang. Gelukkig immers zijt gij, heilige Maagd Maria, en alle lof overwaardig; want |
| |
| |
uit u is geboren de Zon der gerechtigheid, Christus onze God. |
quia ex te ortus est sol justitiae, Christus Deus noster. |
Bid voor het volk, kom de priesters te hulp, spreek ten beste voor het vroom geslacht der vrouwen; mogen uw bijstand gevoelen allen die uwe gedachtenis vieren; - want uit u is geboren de Zon der gerechtigheid, Christus onze God. |
Ora pro populo, interveni pro clero, intercede pro devoto femineo sexu; sentiant omnes tuum juvamen, quicumque celebrant tuam sanctam commemorationem; - quia ex te ortus est sol justitiae, Christus Deus noster. |
Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. - Christus onze God. |
Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. - Christus Deus noster. |
Gedurende de Advent, na Septuagesima en gedurende de Vasten wordt de lofzang Te Deum slechts gebeden op de feesten van de heilige Moeder Gods en op het feest van den heiligen Joseph (19 Maart).
| |
Te Deum
U, God, loven wij; U, Heer, prijzen wij. |
Te Deum laudamus; te Dominum confitemur. |
U, eeuwige Vader, eert de gehele aarde. |
Te aeternum Patrem omnis terra veneratur. |
U roepen alle engelen, U roepen de hemelen en alle machten, |
Tibi omnes angeli, tibi caeli, et universae potestates; |
U roepen de cherubim en de seraphim onophoudelijk toe: |
Tibi cherubim et seraphim incessabili voce proclamant: |
Heilig, Heilig, Heilig de Heer, God Sabaoth. |
Sanctus, Sanctus, Sanctus Dominus Deus Sabaoth. |
Vol zijn hemelen en aarde van de luister uwer heerlijkheid. |
Pleni sunt caeli et terra majestatis gloriae tuae. |
U prijst het roemrijke koor der apostelen; |
Te gloriosus apostolorum chorus, |
U verheerlijkt het lofwaardig getal der profeten; |
Te prophetarum laudabilis numerus, |
U looft het schitterend leger der martelaren; |
Te martyrum candidatus laudat exercitus; |
U belijdt de heilige Kerk over geheel het aardrijk: |
Te per orbem terrarum sancta confitetur Ecclesia: |
Den Vader van onmetelijke majesteit, |
Patrem immensae majestatis; |
Uw aanbiddelijken, waren en enigen Zoon, |
Venerandum tuum verum et unicum Filium; |
Alsmede den Heiligen Geest, den Vertrooster. |
Sanctum quoque Paraclitum Spiritum. |
| |
| |
Tu Rex gloriae, Christe. |
Gij, Koning der heerlijkheid, Christus. |
Tu Patris sempiternus es Filius. |
Gij zijt de eeuwige Zoon des Vaders. |
Tu, ad liberandum suscepturus hominem, non horruisti Virginis uterum. |
Gij, mens geworden om ons te verlossen, zijt niet teruggeschrikt voor de schoot van de Maagd. |
Tu, devicto mortis aculeo, aperuisti credentibus regna caelorum. |
Gij hebt de angel des doods overwonnen, en hebt den gelovigen het hemelrijk geopend. |
Tu ad dexteram Dei sedes, in gloria Patris. |
Gij zetelt aan de rechterhand van God, in de heerlijkheid des Vaders. |
Judex crederis esse venturus. |
Wij geloven dat Gij als Rechter zult komen. |
Te ergo quaesumus, tuis famulis subveni, quos pretioso sanguine redemisti. |
U bidden wij dan, kom uw dienaren te hulp, die Gij met uw kostbaar bloed hebt vrijgekocht. |
Aeterna fac cum sanctis tuis in gloria numerari. |
Geef dat zij bij het getal der heiligen worden gerekend in de heerlijkheid. |
Salvum fac populum tuum, Domine, et benedic hereditati tuae. |
Maak uw volk zalig, Heer, en zegen uw erfdeel. |
Et rege eos, et extolle illos usque in aeternum. |
En bestuur hen, en verhef hen tot in eeuwigheid. |
Per singulos dies benedicimus te; |
Dag aan dag loven wij U, |
Et laudamus nomen tuum in saeculum, et in saeculum saeculi. |
En wij prijzen uw Naam in eeuwigheid, voor altijd en eeuwig. |
Dignare, Domine, die isto sine peccato nos custodire. |
Gewaardig U, Heer, ons heden zonder zonde te bewaren. |
Miserere nostri, Domine, miserere nostri. |
Ontferm U onzer, Heer, ontferm U onzer. |
Fiat misericordia tua, Domine, super nos, quemadmodum speravimus in te. |
Uw ontferming kome over ons, o Heer, gelijk wij op U hebben gehoopt. |
In te, Domine, speravi; non confundar in aeternum. |
Op U, Heer, heb ik gehoopt; in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden. |
Gedurende de Advent zegt men de volgende lessen:
Jube, Domine, benedicere. |
Geef mij, Heer, uw zegen |
Benedictio. Nos cum prole pia benedicat Virgo Maria. ℟. Amen. |
Zegen. Ons zegene met haar lief Kind de Maagd Maria. ℟. Amen. |
| |
| |
1 Les. De engel Gabriël werd door God gezonden naar een stad van Galilea, Nazareth genaamd, tot een maagd die ten huwelijk was gegeven aan een man die Joseph heette, uit het huis van David; en de naam van de maagd was Maria. En de engel trad bij haar binnen en sprak: Wees gegroet, gij vol van genade, de Heer is met u; gij zijt de gezegende onder de vrouwen. Gij, Heer, ontferm U over ons. ℟. Gode zij dank. |
Lectio 1 (Lc. 1, 26-28). Missus est angelus Gabriel a Deo in civitatem Galilaeae, cui nomen Nazareth, ad virginem desponsatam viro, cui nomen erat Joseph, de domo David, et nomen virginis Maria. Et ingressus angelus ad eam dixit: Ave, gratia plena, Dominus tecum, benedicta tu in mulieribus. Tu autem. Domine, miserere nobis. ℟. Deo gratias. |
|
Beurtzang. Gezonden werd Gabriël de engel tot de Maagd Maria, die aan Joseph ten huwelijk was gegeven, om haar de boodschap te brengen. En de Maagd ontstelde van het licht. Vrees niet, Maria, want gij hebt genade gevonden bij den Heer: zie, gij zult ontvangen en een Kind baren, en Hij zal genoemd worden de Zoon des Allerhoogsten. |
Responsorium. Missus est Gabriel angelus ad Mariam Virginem desponsatam Joseph, nuntians ei verbum. Et expavescit Virgo de lumine. Ne timeas, Maria, invenisti gratiam apud Dominum, ecce concipies et paries, et vocabitur Altissimi Filius. |
God de Heer zal Hem de zetel van zijn vader David geven, en Hij zal heersen over Jacobs huis in eeuwigheid. - Zie, gij zult ontvangen en een Kind baren, en Hij zal genoemd worden de Zoon des Allerhoogsten. |
Dabit ei Dominus Deus sedem David patris ejus, et regnabit in domo Jacob in aeternum. - Ecce concipies et paries, et vocabitur Altissimi Filius. |
|
Geef mij, Heer, uw zegen. |
Jube, Domine, benedicere. |
|
Zegen. De Maagd der maagden zelve zij onze voorspraak bij den Heer. ℟. Amen. |
Benedictio. Ipsa Virgo virginum intercedat pro nobis ad Dominum. ℟. Amen. |
|
2 Les. Toen zij dit hoorde, ontstelde zij van zijn woorden, en vroeg zich af wat deze groet betekende. Maar de engel zeide haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt genade gevonden bij God: zie gij zult in uw schoot ontvangen en een Zoon baren dien gij Jesus moet noemen. Hij zal groot zijn en de Zoon des Allerhoogsten worden genoemd; en God de Heer zal Hem de zetel van zijn vader David geven, en Hij zal heersen over Jacobs huis in eeu- |
Lectio 2 (Lc. 1, 29-33). Quae cum audisset, turbata est in sermone ejus et cogitabat, qualis esset ista salutatio. Et ait angelus ei: Ne timeas, Maria, invenisti enim gratiam apud Deum: ecce concipies in utero, et paries filium, et vocabis nomen ejus Jesum. Hic erit magnus, et Filius Altissimi vocabitur, et dabit illi Dominus Deus sedem David patris ejus, et regnabit in do- |
| |
| |
mo Jacob in aeternum, et regni ejus non erit finis. Tu autem, Domine, miserere nobis. ℟. Deo gratias. |
wigheid, en aan zijn heerschappij zal geen einde komen. Gij, Heer, ontferm U over ons. ℟. Gode zij dank. |
|
Responsorium. Ave Maria, gratia plena, Dominus tecum. Spiritus Sanctus superveniet in te, et virtus Altissimi obumbrabit tibi; quod enim ex te nascetur Sanctum, vocabitur Filius Dei. |
Beurtzang. Wees gegroet, Maria, vol van genade; de Heer is met u. De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; en daarom zal het heilige dat uit u geboren wordt, Zoon van God worden genoemd. |
Quomodo fiet istud, quoniam virum non cognosco? Et respondens angelus dixit ei: - Spiritus Sanctus superveniet in te, et virtus Altissimi obumbrabit tibi; quod enim ex te nascetur Sanctum, vocabitur Filius Dei. |
Hoe kan dit geschieden, daar ik geen man beken? En de engel antwoordde en sprak tot haar: - De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; en daarom zal het heilige dat uit u geboren wordt. Zoon van God worden genoemd. |
Als na de derde les de lofzang Te Deum volgt (gedurende de Advent op de feesten van de heilige Moeder Gods, en op het feest van Maria-Boodschap), wordt hier nog toegevoegd:
Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. - Spiritus Sanctus superveniet in te, et virtus Altissimi obumbrabit tibi; quod enim ex te nascetur Sanctum, vocabitur Filius Dei. |
Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. - De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; en daarom zal het heilige dat uit u geboren wordt, Zoon van God worden genoemd. |
Jube, Domine, benedicere. |
Geef mij, Heer, uw zegen. |
Benedictio. Per Virginem Matrem concedat nobis Dominus salutem et pacem. ℟. Amen. |
Zegen. Door de Maagd en Moeder verlene ons de Heer heil en zegen. ℟. Amen. |
Lectio 3 (Lc. 1, 34-38). Dixit autem Maria ad angelum: Quomodo fiet istud, quoniam virum non cognosco? Et respondens angelus dixit ei: Spiritus Sanctus superveniet in te, et virtus Altissimi obumbrabit tibi. Ideoque et quod nascetur ex te Sanctum, vocabitur Filius Dei. Et ecce Elisabeth cognata tua, et ipsa concepit filium in senectute sua; et hic |
3 Les. Maria sprak echter tot den engel: Hoe kan dit geschieden, daar ik geen man beken? En de engel antwoordde en sprak tot haar: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; en daarom zal het heilige dat uit u geboren wordt, Zoon van God worden genoemd. En zie, ook uw nicht Elisabeth heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen; en zij die onvruchtbaar heette, is |
| |
| |
in haar zesde maand; want bij God is niets onmogelijk. En Maria sprak: Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord. Gij, Heer, ontferm U over ons. ℟. Gode zij dank. |
mensus sextus est illi, quae vocatur sterilis; quia non erit impossibile apud Deum omne verbum. Dixit autem Maria: Ecce ancilla Domini, fiat mihi secundum verbum tuum. Tu autem, Domine, miserere nobis. ℟. Deo gratias. |
De volgende beurtzang blijft achterwege op de feesten van de heilige Moeder Gods.
Beurtzang. Luister, o Maagd Maria, naar het woord des Heren dat u door den engel werd verkondigd: gij zult ontvangen en baren die gelijkelijk God is en mens. Zo zult gij worden genoemd de gezegende onder de vrouwen. |
Responsorium. Suscipe verbum, Virgo Maria, quod tibi a Domino per angelum transmissum est: concipies et paries Deum pariter et hominem. Ut benedicta dicaris inter omnes mulieres. |
Wel zult gij een Zoon baren, maar uw maagdelijkheid zal niet worden verlet; gij zult zwanger gaan, maar een altijd ongerepte moeder blijven. - Zo zult gij worden genoemd de gezegende onder de vrouwen. |
Paries quidem filium, et virginitatis non patieris detrimentum; efficieris gravida, et eris mater semper intacta. - Ut benedicta dicaris inter omnes mulieres. |
Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. - Zo zult gij worden genoemd de gezegende onder de vrouwen. |
Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. - Ut benedicta dicaris inter omnes mulieres. |
In plaats van deze beurtzang wordt op de feesten van de heilige Moeder Gods de lofzang Te Deum gebeden, bladz. 1076.
| |
De lauden
Alleen als de Lauden niet onmiddellijk op de Metten volgen, zegt men in stilte Wees gegroet.
GOD, kom mij te hulp. ℟. Heer, haast U mij te helpen. |
DEUS, in adjutorium meum intende. ℟. Domine, ad adjuvandum me festina. |
Eer aan den Vader. Alleluja of Lof zij U, Heer, Koning der eeuwige heerlijkheid. |
Gloria Patri. Alleluja sive Laus tibi, Domine, Rex aeternae gloriae. |
|
1 Ant. Opgenomen is Maria ten hemel. |
1 Ant. Assumpta est Maria in caelum. |
Gedurende de Advent:
1 Ant. Gezonden werd. |
1 Ant. Missus est. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
1 Ant. O heerlijke ruil. |
1 Ant. O admirabile commercium. |
| |
| |
| |
Psalm 92
Dominus regnavit, decorem indutus est; * indutus est Dominus fortitudinem, et praecinxit se. |
De Heer regeert, met heerlijkheid is Hij bekleed; * de Heer heeft Zich bekleed met sterkte en Zich omgord. |
Etenim firmavit orbem terrae, * qui non commovebitur. |
Waarlijk, de aarde heeft Hij gegrondvest, * zij zal niet wankelen. |
Parata sedes tua ex tunc; * a saeculo tu es. |
Van oudsher staat uw troon gevestigd; * Gij zijt van eeuwigheid. |
Elevaverunt flumina, Domine, * elevaverunt flumina vocem suam; |
De stromen verheffen zich, Heer, * de stromen verheffen hun stem; |
Elevaverunt flumina fluctus suos, * a vocibus aquarum multarum. |
De stromen verheffen hun kolken, * met gedruis van vele wateren. |
Mirabiles elationes maris, * mirabilis in altis Dominus. |
Heerlijker dan de baren der zee, * zijt heerlijk Gij, Heer, in den hoge. |
Testimonia tua credibilia facta sunt nimis; * domum tuam decet sanctitudo, Domine, in longitudinem dierum. |
Getrouw zijn uw woorden ten zeerste; * uw huis past heiligheid, o Heer, in lengte van dagen. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Assumpta est Maria in caelum; gaudent angeli, laudantes benedicunt Dominum. |
Ant. Opgenomen is Maria ten hemel; de engelen verblijden zich, zij prijzen en zegenen den Heer. |
|
2 Ant. Maria Virgo. |
2 Ant. Maria de Maagd. |
Gedurende de Advent:
Ant. Missus est Gabriel angelus ad Mariam Virginem desponsatam Joseph. |
Ant. Gezonden werd Gabriël de engel tot de Maagd Maria, die ten huwelijk was gegeven aan Joseph. |
2 Ant. Ave Maria. |
2 Ant. Wees gegroet, Maria. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. O admirabile commercium: Creator generis humani, animatum corpus sumens, de Virgine nasci dignatus est; et procedens homo sine semine, largitus est nobis suam Deitatem. |
Ant. O heerlijke ruil: de Schepper van het mensdom neemt een bezield lichaam aan en wil uit een Maagd geboren worden; en door zijn maagdelijke menswording heeft Hij ons zijn goddelijkheid geschonken. |
2 Ant. Quando natus es. |
2 Ant. Toen Gij op wondere wijze werd geboren. |
| |
| |
| |
Psalm 99
Juicht voor God, geheel de aarde; * dient den Heer met blijdschap. |
Jubilate Deo, omnis terra; * servite Domino in laetitia. |
Treedt nader voor zijn aangezicht * met jubelzang. |
Introite in conspectu ejus * in exsultatione. |
Weet, dat de Heer God is; * Hij heeft ons gemaakt, en niet wij onszelven. |
Scitote quoniam Dominus ipse est Deus; * ipse fecit nos, et non ipsi nos. |
Zijn volk zijn wij, de schapen zijner weide; * gaat zijn poorten binnen met een loflied, zijn voorhoven met lofgezang: prijst Hem. |
Populus ejus et oves pascuae ejus; * introite portas ejus in confessione, atria ejus in hymnis; confitemini illi. |
Brengt eer aan zijn Naam, want de Heer is vol goedheid, in eeuwigheid blijft zijn ontferming * en zijn trouw van geslacht tot geslacht. |
Laudate nomen ejus, quoniam suavis est Dominus, in aeternum misericordia ejus, * et usque in generationem et generationem veritas ejus. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
Ant. Maria de Maagd is opgenomen naar het bruidsvertrek in de hoogste ether, waar de Koning der koningen zetelt op zijn sterrentroon. |
Ant. Maria Virgo assumpta est ad aethereum thalamum, in quo Rex regum stellato sedet solio. |
3 Ant. In de geur. |
3 Ant. In odorem. |
Gedurende de Advent:
Ant. Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u; gij zijt de gezegende onder de vrouwen, alleluja. |
Ant. Ave Maria, gratia plena, Dominus tecum; benedicta tu in mulieribus, alleluja. |
3 Ant. Vrees niet, Maria. |
3 Ant. Ne timeas, Maria. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. Toen gij op wondere wijze werd geboren uit een maagd, zijn de Schriften in vervulling gegaan: als regen zijt Gij neergekomen op het vlies om het mensdom zalig te maken; U prijzen wij, onze God. |
Ant. Quando natus es ineffabiliter ex Virgine, tunc impletae sunt Scripturae: sicut pluvia in vellus descendisti, ut salvum faceres genus humanum; te laudamus, Deus noster. |
3 Ant. In het braambos dat Moses aanschouwde. |
3 Ant. Rubum, quem viderat Moyses. |
| |
| |
| |
Psalm 62
Deus, Deus meus, * ad te de luce vigilo. |
God, mijn God, * tot U waak ik vanaf het morgenlicht. |
Sitivit in te anima mea, * quam multipliciter tibi caro mea. |
Naar U dorst mijn ziel, * naar U smacht mijn lichaam. |
In terra deserta et invia et inaquosa; * sic in sancto apparui tibi, ut viderem virtutem tuam et gloriam tuam. |
Als een dor en onbegaanbaar en dorstig land; * zo wil ik voor U treden in uw heiligdom, om uw macht te aanschouwen en uw heerlijkheid. |
Quoniam melior est misericordia tua super vitas; * labia mea laudabunt te. |
Want beter dan het leven is uw goedheid; * mijn lippen zullen U prijzen. |
Sic benedicam te in vita mea, * et in nomine tuo levabo manus meas. |
Zo zal ik U lofzingen geheel mijn leven, * mijn handen heffen in uw Naam. |
Sicut adipe et pinguedine repleatur anima mea; * et labiis exsultationis laudabit os meum, |
Als met merg en vet wordt mijn ziel verzadigd, * en met lippen vol lofzang prijst U mijn mond, |
Si memor fui tui super stratum meum, in matutinis meditabor in te, * quia fuisti adjutor meus. |
Wanneer ik, Uwer gedachtig op mijn sponde, in nachtwaken over U peins, * hoe Gij mijn helper waart. |
Et in velamento alarum tuarum exsultabo; adhaesit anima mea post te; * me suscepit dextera tua. |
Ik verheug mij in de schaduw uwer vleugelen; mijn ziel is hecht aan U gebonden; * uw rechterhand is mij tot steun. |
Ipsi vero in vanum quaesierunt animam meam, introibunt in inferiora terrae, * tradentur in manus gladii, partes vulpium erunt. |
Zij echter die mijn ziel zoeken ten ondergang, zullen komen in de diepten der aarde, * worden overgeleverd aan de macht van het zwaard, een prooi worden der vossen. |
Rex vero laetabitur in Deo, laudabuntur omnes, qui jurant in eo; * quia obstructum est os loquentium iniqua. |
Maar de koning zal zich in God verheugen, en roemen zullen allen die zweren bij Hem; * want de mond der leugensprekers zal worden gestopt. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. In odorem unguentorum tuorum currimus; adolescentulae dilexerunt te nimis. |
Ant. In de geur uwer zalven lopen wij achter u aan; de jonge dochteren hebben u lief. |
|
4 Ant. Benedicta filia. |
4 Ant. Gezegend zij gij, dochter. |
| |
| |
Gedurende de Advent:
Ant. Vrees niet, Maria, want gij hebt genade gevonden bij den Heer; zie, gij zult ontvangen en een Zoon baren, alleluja. |
Ant. Ne timeas, Maria: invenisti gratiam apud Dominum; ecce concipies, et paries filium, alleluja. |
4 Ant. De Heer zal Hem geven. |
4 Ant. Dabit ei Dominus. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. In het braambos dat Moses onverbrand aanschouwde, herkennen wij uw ongerepte en lofwaardige maagdelijkheid; Moeder van God, spreek voor ons ten beste. |
Ant. Rubum, quem viderat Moyses incombustum, conservatam agnovimus tuam laudabilem virginitatem; Dei Genitrix, intercede pro nobis. |
4 Ant. De wortel van Jesse is ontkiemd. |
4 Ant. Germinavit radix Jesse. |
| |
Lofzang van de drie jongelingen Dan. 3, 57-88 en 56
Looft den Heer, alle werken des Heren; * prijst en verheft Hem in eeuwigheid. |
Benedicite, omnia opera Domini, Domino; * laudate et superexaltate eum in saecula. |
Engelen des Heren, looft den Heer; * hemelen, looft den Heer. |
Benedicite, angeli Domini, Domino; * benedicite, caeli, Domino. |
Alle wateren boven de hemel, looft den Heer; * alle krachten des Heren, looft den Heer. |
Benedicite, aquae omnes, quae super caelos sunt, Domino; * benedicite, omnes virtutes Domini, Domino. |
Zon en maan, looft den Heer; * sterren des hemels, looft den Heer. |
Benedicite, sol et luna, Domino; * benedicite, stellae caeli, Domino. |
Regen en dauw, looft den Heer; * gij winden die Gods adem zijt, looft den Heer. |
Benedicite, omnis imber et ros, Domino; * benedicite, omnes spiritus Dei, Domino. |
Vuur en hitte, looft den Heer; * koude en gloed, looft den Heer. |
Benedicite, ignis et aestus, Domino; * benedicite, frigus et aestus, Domino. |
Dauw en ijzel, looft den Heer; * vorst en koude, looft den Heer. |
Benedicite, rores et pruina, Domino; * benedicite, gelu et frigus, Domino. |
IJs en sneeuw, looft den Heer; * nachten en dagen, looft den Heer. |
Benedicite, glacies et nives, Domino; * benedicite, noctes et dies, Domino. |
Licht en donker, looft den |
Benedicite, lux et tenebrae, |
| |
| |
Domino; * benedicite, fulgura et nubes, Domino. |
Heer; * bliksem en wolken, looft den Heer. |
Benedicat terra Dominum; * laudet et superexaltet eum in saecula. |
Loof, gij aarde, den Heer; * prijs en verhef Hem in eeuwigheid. |
Benedicite, montes et colles, Domino; * benedicite, universa germinantia in terra, Domino. |
Bergen en heuvels, looft den Heer; * alle gewassen op aarde, looft den Heer. |
Benedicite, fontes, Domino; * benedicite, maria et flumina, Domino. |
Waterbronnen, looft den Heer; * zeeën en stromen, looft den Heer. |
Benedicite, cete et omnia, quae moventur in aquis, Domino; * benedicite, omnes volucres caeli, Domino. |
Zeegedrochten en al wat beweegt in het water, looft den Heer; * alle vogelen des hemels, looft den Heer. |
Benedicite, omnes bestiae et pecora, Domino; * benedicite, filii hominum, Domino. |
Alle wilde dieren en vee, looft den Heer; * kinderen der mensen, looft den Heer. |
Benedicat Israël Dominum; * laudet et superexaltet eum in saecula. |
Loof, Israël, den Heer; * prijs en verhef Hem in eeuwigheid. |
Benedicite, sacerdotes Domini, Domino; * benedicite, servi Domini, Domino. |
Priesters des Heren, looft den Heer; * dienaren des Heren, looft den Heer. |
Benedicite, spiritus et animae justorum, Domino; * benedicite, sancti et humiles corde, Domino. |
Geesten en zielen der rechtvaardigen, looft den Heer; * heiligen en nederigen van hart, looft den Heer. |
Benedicite, Anania, Azaria, Misaël, Domino; * laudate et superexaltate eum in saecula. |
Looft, Ananias, Azarias, Misaël, den Heer;* prijst en verheft Hem in eeuwigheid. |
Benedicamus Patrem et Filium cum Sancto Spiritu; * laudemus et superexaltemus eum in saecula. |
Loven wij den Vader en den Zoon met den Heiligen Geest; * laat ons Hem prijzen en verheffen in eeuwigheid. |
Benedictus es, Domine, in firmamento caeli; * et laudabilis, et gloriosus, et superexaltatus in saecula. |
Gezegend zijt Gij, Heer, in het uitspansel des hemels; * en prijzenswaardig en roemrijk en hoogverheven in eeuwigheid. |
De lofspreking Eer aan den Vader wordt weggelaten.
Ant. Benedicta filia tu a Domino, quia per te fructum vitae communicavimus. |
Ant. Gezegend zij gij, dochter, door den Heer, want door u hebben wij deel gekregen aan de vrucht des levens. |
| |
| |
5 Ant. Schoon zijt gij en aanvallig. |
5 Ant. Pulchra es et decora. |
Gedurende de Advent:
Ant. De Heer zal Hem de zetel van zijn vader David geven, en Hij zal heersen in eeuwigheid. |
Ant. Dabit ei Dominus sedem David patris ejus, et regnabit in aeternum. |
5 Ant. Zie de dienstmaagd des Heren. |
5 Ant. Ecce ancilla Domini. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. De wortel van Jesse is ontkiemd, de ster uit Jacob is opgegaan: de Maagd heeft den Verlosser gebaard; U prijzen wij, onze God. |
Ant. Germinavit radix Jesse, orta est stella ex Jacob: Virgo peperit Salvatorem; te laudamus, Deus noster. |
5 Ant. Zie, Maria heeft gebaard. |
5 Ant. Ecce Maria genuit. |
| |
Psalm 148
Looft den Heer in de hemelen; * looft Hem in den hoge. |
Laudate Dominum de caelis; * laudate eum in excelsis. |
Looft Hem, al zijn engelen; * looft Hem, al zijn heerscharen. |
Laudate eum, omnes angeli ejus; * laudate eum, omnes virtutes ejus. |
Looft Hem, zon en maan; * looft Hem, alle sterren en hemellicht. |
Laudate eum, sol et luna; * laudate eum, omnes stellae et lumen. |
Looft Hem, hemelen der hemelen, * en alle wateren die boven de hemel zijt, mogen zij loven de Naam des Heren. |
Laudate eum, caeli caelorum; * et aquae omnes, quae super caelos sunt, laudent nomen Domini. |
Want Hij sprak, en zij zijn gemaakt; * Hij beval, en zij zijn geschapen. |
Quia ipse dixit, et facta sunt; * ipse mandavit, et creata sunt. |
Hij heeft de hemelen bevestigd voor immer en tot in eeuwigheid; * hun een regel gesteld, welke zij niet overtreden. - |
Statuit ea in aeternum et in saeculum saeculi; * praeceptum posuit, et non praeteribit. - |
Looft den Heer op de aarde, * zeegedrochten en alle waterdiepten; |
Laudate Dominum de terra, * dracones et omnes abyssi. |
Gij, vuur en hagel, sneeuw, ijs en geweld van stormen, * die zijn woord volbrengt; |
Ignis, grando, nix, glacies, spiritus procellarum, * quae faciunt verbum ejus; |
Bergen en alle heuvelen, * vruchtbomen en alle ceders; |
Montes et omnes colles, * ligna fructifera et omnes cedri; |
Wilde dieren en alle vee, * slan- |
Bestiae et universa pecora, |
| |
| |
* serpentes et volucres pennatae; |
gen en gevleugelde vogels; |
Reges terrae et omnes populi, * principes et omnes judices terrae; |
Koningen der aarde en alle volken, * vorsten en alle rechters der aarde. |
Juvenes et virgines, senes cum junioribus laudent nomen Domini; * quia exaltatum est nomen ejus solius. |
Jongelingen en maagden, ouders en kinderen mogen loven de Naam des Heren; * want zijn Naam alleen is verheven. |
Confessio ejus super caelum et terram; * et exaltavit cornu populi sui. |
Zijn heerlijkheid gaat hemel en aarde te boven; * Hij heeft de kracht van zijn volk verheven. |
Hymnus omnibus sanctis ejus; * filiis Israël, populo appropinquanti sibi. |
Hierom prijzen Hem al zijn heiligen, * de kinderen van Israël, het volk dat bij Hem mag verwijlen. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
Ant. Pulchra es et decora, filia Jerusalem, terribilis ut castrorum acies ordinata. |
Ant. Schoon zijt gij en aanvallig, dochter van Jerusalem; schrikwekkend ook als een leger in slagorde. |
Gedurende de Advent:
Ant. Ecce ancilla Domini, fiat mihi secundum verbum tuum. |
Ant. Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. Ecce Maria genuit nobis Salvatorem, quem Joannes videns exclamavit, dicens: Ecce Agnus Dei, ecce qui tollit peccata mundi, alleluja. |
Ant. Zie, Maria heeft ons den Verlosser gebaard; Joannes zag Hem en riep uit: Ziet het Lam Gods, ziet Hem die wegneemt de zonden der wereld, alleluja. |
¶ Het volgend Kapittel wordt ook gelezen van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis.
| |
Kapittel Hoogl. 6, 8
Viderunt eam filiae Sion, et beatissimam praedicaverunt, et reginae laudaverunt eam. ℟. Deo gratias. |
Haar zien de dochters van Sion en zij prijzen haar zalig; en de koninginnen zingen haar lof. ℟. Gode zij dank. |
Gedurende de Advent:
Capitulum (Is. 11, 1-2). Egredietur virga de radice Jesse, et flos de radice ejus ascendet, et requiescet super eum Spiritus Domini. ℟. Deo gratias. |
Kapittel. Een twijg zal uit de tronk van Jesse ontspruiten, en een bloem zal uit zijn wortel ontkiemen. En rusten zal op Hem de Geest des Heren. ℟. Gode zij dank. |
| |
| |
| |
O aller maagden roem en eer,
en onder alle sterren schoon,
Hem die u schiep voedt gij met melk
als kind aan uwe moederborst. |
O gloriosa virginum,
sublimis inter sidera,
qui te creavit, parvulum
lactente nutris ubere. |
Wat Eva triest ontnam, gij geeft
het weer in uw verheven Kind;
ons armen nodend in te gaan
opent gij wijd de hemelpoort. |
Quod Heva tristis abstulit,
tu reddis almo germine;
intrent ut astra flebiles,
caeli recludis cardines. |
Gij zijt des hogen Konings deur,
de schitterende hal des lichts;
voor 't leven dat de Maagd ons gaf,
verloste volken, zingt uw lied. |
Tu Regis alti janua
et aula lucis fulgida;
vitam datam per Virginem,
gentes redemptae, plaudite. |
Jesus, aan U zij heerlijkheid,
die zijt geboren uit de Maagd,
met Vader en met milden Geest,
in aller eeuwen eeuwigheid. |
Jesu, tibi sit gloria,
qui natus es de Virgine,
cum Patre et almo Spiritu,
in sempiterna saecula. |
Amen. |
Amen. |
℣. Gezegend zijt gij onder de vrouwen. ℟. En gezegend is de vrucht van uw schoot. |
℣. Benedicta tu in mulieribus. ℟. Et benedictus fructus ventris tui. |
Ant. Zalige Moeder van God. |
Ant. Beata Dei Genitrix. |
Gedurende de Advent:
Ant. De Heilige Geest. |
Ant. Spiritus Sanctus. |
| |
| |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. Mirabile mysterium. |
Ant. Een wonderlijk geheim. |
Gedurende de Paastijd:
Ant. Regina caeli. |
Ant. Koningin des hemels. |
| |
Lofzang van Zacharias Luc. 1, 68-79
Benedictus Dominus, Deus Israël, * quia visitavit, et fecit redemptionem plebis suae; |
Gezegend de Heer, de God van Israël, * want Hij heeft zijn volk bezocht en het redding gebracht; |
Et erexit cornu salutis nobis, * in domo David, pueri sui. |
En ons de hoorn des heils verwekt * in het huis van David, zijn dienaar. |
Sicut locutus est per os sanctorum, * qui a saeculo sunt, prophetarum ejus: |
Zoals Hij van oudsher had beloofd * door de mond van zijn heilige profeten: |
Salutem ex inimicis nostris, * et de manu omnium qui oderunt nos; |
De redding uit de macht onzer vijanden, * en uit de hand van allen die ons haten, |
Ad faciendam misericordiam cum patribus nostris, * et memorari testamenti sui sancti; |
Om Zich te ontfermen over onze vaderen, * en zijn heilig verbond te gedenken; |
Jusjurandum, quod juravit ad Abraham, patrem nostrum, * daturum se nobis, |
De eed welke Hij gezworen heeft aan Abraham, onzen vader, * dat Hij ons zou verlenen |
Ut sine timore, de manu inimicorum nostrorum liberati, * serviamus illi, |
Om, uit de hand van onze vijanden verlost, * Hem zonder vrees te dienen, |
In sanctitate et justitia coram ipso, * omnibus diebus nostris. - |
In heiligheid en gerechtigheid voor zijn aangezicht, * al onze dagen. - |
Et tu, puer, propheta Altissimi vocaberis; * praeibis enim ante faciem Domini parare vias ejus, |
En gij, kind, zult profeet van den Allerhoogste worden genoemd; * want gij zult uitgaan voor het aanschijn des Heren om zijn weg te bereiden, |
Ad dandam scientiam salutis plebi ejus, * in remissionem peccatorum eorum; |
Om zijn heil te doen kennen aan zijn volk, * tot vergeving van hun zonden; |
Per viscera misericordiae Dei nostri, * in quibus visitavit nos, oriens ex alto; |
Door de tedere ontferming van onzen God, * waarmede Hij ons heeft bezocht, de opgaande zon uit den hoge, |
Illuminare his, qui in tenebris et in umbra mortis sedent, * ad dirigendos pe- |
Om te verlichten wie in de duisternis en de schaduw des doods zijn gezeten, * om onze schreden |
| |
| |
te richten op de weg des vredes. |
des nostros in viam pacis. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Zalige Moeder van God, Maria altijd Maagd, tempel des Heren, schrijn van den Heiligen Geest, alleen en zonder weerga hebt gij behaagd aan onzen Heer Jesus Christus; bid voor het volk, kom de priesters te hulp, spreek ten beste voor het vroom geslacht der vrouwen. |
Ant. Beata Dei Genitrix, Maria, Virgo perpetua, templum Domini, sacrarium Spiritus Sancti, sola sine exemplo placuisti Domino nostro Jesu Christo; ora pro populo, interveni pro clero, intercede pro devoto femineo sexu. |
Gedurende de Advent:
Ant. De Heilige Geest zal over u nederdalen, Maria; vrees niet, gij zult in uw schoot dragen den Zoon van God, alleluja. |
Ant. Spiritus Sanctus in te descendet, Maria; ne timeas, habebis in utero Filium Dei, alleluja. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. Een wonderlijk geheim wordt heden openbaar in nieuwheid van beide naturen, nu God is mens geworden; wat Hij steeds is geweest, is Hij gebleven, en wat Hij niet was, heeft Hij aangenomen; zonder schade van vermenging of verdeling. |
Ant. Mirabile mysterium declaratur hodie; innovantur naturae, Deus homo factus est; id quod fuit permansit, et quod non erat assumpsit; non commixtionem passus, neque divisionem. |
Gedurende de Paastijd:
Ant. Koningin des hemels, verheug u, alleluja; want Dien gij waardig zijt geweest te dragen, alleluja; is verrezen gelijk Hij gezegd heeft, alleluja; bid God voor ons, alleluja. |
Ant. Regina caeli, laetare, alleluja; quia quem meruisti portare, alleluja; resurrexit, sicut dixit, alleluja; ora pro nobis Deum, alleluja. |
|
Heer, ontferm U onzer. |
Kyrie, eleison. |
Christus, ontferm U onzer. |
Christe, eleison. |
Heer, ontferm U onzer. |
Kyrie, eleison. |
℣. Heer, verhoor mijn gebed. ℟. En mijn geroep kome tot U. |
℣. Domine, exaudi orationem meam. ℟. Et clamor meus ad te veniat. |
¶ Het volgende gebed wordt ook gedurende de Advent gebeden.
Laat ons bidden. - God, die wilde dat uw Woord op de boodschap des engels het vlees aannam uit de schoot der zalige Maagd Maria; verleen ons op ons smeken: dat wij die haar gelovig erkennen als Moeder |
Oremus. - Deus, qui de beatae Mariae Virginis utero Verbum tuum, angelo nuntiante, carnem suscipere voluisti: praesta supplicibus tuis; ut, qui vere eam Genitricem Dei cre- |
| |
| |
dimus, ejus apud te intercessionibus adjuvemur. Per eundem Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
van God, door haar voorspraak bij U worden geholpen. Door denzelfden Jesus Christus uw Zoon onzen Heer, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis bidden wij het volgende gebed:
Oremus. - Deus, qui salutis aeternae, beatae Mariae virginitate fecunda, humano generi praemia praestitisti: tribue, quaesumus; ut ipsam pro nobis intercedere sentiamus, per quam meruimus auctorem vitae suscipere, Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - God, die door de vruchtbare maagdelijkheid van de zalige Maria aan de mensheid de beloning der eeuwige zaligheid hebt geschonken; geef, bidden wij: dat wij de voorspraak ondervinden van haar, door wie wij den Gever van het leven mochten ontvangen, onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
| |
Gedachtenis der heiligen
¶ De volgende gedachtenis wordt ook gezegd van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis.
Ant. Sancti Dei omnes, intercedere dignemini pro nostra omniumque salute. |
Ant. Heiligen Gods, gewaardigt u allen onze voorspraak te zijn voor ons en aller heil. |
|
℣. Laetamini in Domino, et exsultate, justi. ℟. Et gloriamini, omnes recti corde. |
℣. Verheugt u in den Heer en springt op van vreugde, gerechtigen. ℟. En jubelt, alle rechtvaardigen van hart. |
|
Oremus. - Protege, Domine, populum tuum, et apostolorum tuorum Petri et Pauli, et aliorum apostolorum patrocinio confidentem, perpetua defensione conserva. |
Laat ons bidden. - Bescherm, Heer, uw volk, en door zijn vertrouwen op de schutse van uw apostelen Petrus en Paulus en de andere apostelen, bewaar het in blijvende hoede. |
Omnes sancti tui, quaesumus, Domine, nos ubique adjuvent: ut, dum eorum merita recolimus, patrocinia sentiamus: et pacem tuam nostris concede temporibus, et ab Ecclesia tua |
Al uw heiligen, bidden wij, Heer, mogen ons overal helpen, en ons, bij de herdenking hunner verdiensten, hun bescherming doen ervaren; geef uw vrede aan onze dagen en weer van uw Kerk alle boosheid; be- |
| |
| |
schik het komen en gaan, de daden en bedoelingen van ons en al uw dienaren naar de mildheid van uw heil; vergeld onze weldoeners met de eeuwige goederen, en verleen aan alle overleden gelovigen de eeuwige rust. Door onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
cunctam repelle nequitiam; iter, actus et voluntates nostras, et omnium famulorum tuorum, in salutis tuae prosperitate dispone, benefactoribus nostris sempiterna bona retribue, et omnibus fidelibus defunctis requiem aeternam concede. Per Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Gedurende de Advent bidden wij ter gedachtenis der heiligen:
Ant. Zie, de Heer zal komen, en al zijn heiligen met Hem; en op die dag zal er een groot licht zijn, alleluja. |
Ant. Ecce Dominus veniet, et omnes sancti ejus cum eo; et erit in die illa lux magna, alleluja. |
℣. Zie, de Heer zal verschijnen op een lichtende wolk. ℟. En met Hem duizenden van heiligen. |
℣. Ecce apparebit Dominus super nubem candidam. ℟. Et cum eo sanctorum millia. |
|
Laat ons bidden. - Reinig, bidden wij, Heer, ons geweten door uw bezoek; opdat, als komen zal Jesus Christus uw Zoon onze Heer met alle heiligen, Hij in ons een Hem welbereide woning vinde; die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Oremus. - Conscientias nostras, quaesumus, Domine, visitando purifica: ut veniens Jesus Christus Filius tuus Dominus noster cum omnibus sanctis, paratam sibi in nobis inveniat mansionem; qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
|
℣. Heer, verhoor mijn gebed. ℟. En mijn geroep kome tot U. |
℣. Domine, exaudi orationem meam. ℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℣. Zegenen wij den Heer. ℟. Gode zij dank. |
℣. Benedicamus Domino. ℟. Deo gratias. |
℣. Dat de zielen der gelovigen door de barmhartigheid Gods rusten in vrede. ℟. Amen. |
℣. Fidelium animae per misericordiam Dei requiescant in pace. ℟. Amen. |
Hierna, of na het laatste der uren dat in aansluiting aan de Lauden wordt gebeden, bidt men tot slot:
Onze Vader... (in stilte) |
Pater noster... (secreto) |
℣. De Heer geve ons zijn vrede. ℟. En het eeuwige leven. Amen. |
℣. Dominus det nobis suam pacem. ℟. Et vitam aeternam. Amen. |
| |
| |
En een van de antifonen ter ere van de heilige Moeder Gods (bladz. 200 vgl.)
℣. Divinum auxilium maneat semper nobiscum. ℟. Amen. |
℣. Moge Gods hulp voortdurend met ons blijven. ℟. Amen. |
| |
De prime
Ave Maria... (secreto) |
Wees gegroet... (in stilte) |
|
℣. Deus, in adjutorium meum intende. ℟. Domine, ad adjuvandum me festina. |
℣. God, kom mij te hulp. ℟. Heer, haast U mij te helpen. |
Gloria Patri. Alleluja sive Laus tibi, Domine, Rex aeternae gloriae. |
Eer aan den Vader. Alleluja of Lof zij U, Heer, Koning der eeuwige heerlijkheid. |
| |
Memento, rerum Conditor,
nostri quod olim corporis,
sacrata ab alvo Virginis
nascendo, formam sumpseris. |
Gedenk, o Schepper van 't heelal,
hoe G'onze lijfsgedaante eens,
uit de gewijde maagdenschoot
geboortig, zelve hebt aanvaard. |
Maria, Mater gratiae,
dulcis Parens clementiae,
tu nos ab hoste protege,
et mortis hora suscipe. |
Maria, Moeder der gena,
Moeder ook der goedgunstigheid,
tegen den vijand sta ons bij,
en in het doodsuur neem ons op. |
Jesu, tibi sit gloria,
qui natus es de Virgine,
cum Patre et almo Spiritu,
in sempiterna saecula. |
Jesus, aan U zij heerlijkheid,
die zijt geboren uit de Maagd,
met Vader en met milden Geest,
in aller eeuwen eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
| |
| |
Ant. Opgenomen is Maria ten hemel. |
Ant. Assumpta est Maria in caelum. |
Gedurende de Advent:
Ant. Gezonden werd. |
Ant. Missus est. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. O heerlijke ruil. |
Ant. O admirabile commercium. |
| |
Psalm 53
Een smeekgebed tot God en een belofte Hem bereidwillig alles te offeren en Hem te blijven prijzen voor zijn machtige bijstand.
God, verlos mij door uw Naam, * en schaf mij recht door uw kracht. |
Deus, in nomine tuo salvum me fac, * et in virtute tua judica me. |
God, verhoor mijn gebed, * luister naar de woorden van mijn mond. |
Deus, exaudi orationem meam; * auribus percipe verba oris mei. |
Want vijanden zijn tegen mij opgestaan en sterken staan mij naar het leven; * zij houden God niet voor ogen. |
Quoniam alieni insurrexerunt adversum me, et fortes quaesierunt animam meam; * et non proposuerunt Deum ante conspectum suum. |
Zie, God komt mij te hulp, * en de Heer is de beschermer van mijn leven. |
Ecce enim Deus adjuvat me; * et Dominus susceptor est animae meae. |
Vergeld het kwaad aan mijn vijanden, * en verdelg hen in uw trouw. |
Averte mala inimicis meis, * et in veritate tua disperde illos. |
Vrijwillig zal ik U offers brengen * en prijzen uw Naam, o Heer, want hij is goed. |
Voluntarie sacrificabo tibi, * et confitebor nomini tuo, Domine, quoniam bonum est; |
Want uit alle benauwing hebt Gij mij ontrukt, * en mijn oog ziet op mijn vijanden neder. |
Quoniam ex omni tribulatione eripuisti me, * et super inimicos meos despexit oculus meus. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
| |
Psalm 84
Wij danken God voor de menswording van zijn Zoon uit de Maagd Maria, en bidden Hem, dat de vruchten der verlossing in ons tot wasdom mogen komen.
Gij hebt, o Heer, uw land gezegend, * de gevangenschap van Jacob afgewend; |
Benedixisti, Domine, terram tuam, * avertisti captivitatem Jacob; |
Vergeven de boosheid van uw volk, * bedekt al zijne zonden; |
Remisisti iniquitatem plebis tuae, * operuisti omnia peccata eorum; |
| |
| |
Mitigasti omnem iram tuam, * avertisti ab ira indignationis tuae. - |
Gestild hebt Gij al uw gramschap, * U afgewend van de toorn uwer verbolgenheid. - |
Converte nos, Deus, salutaris noster; * et averte iram tuam a nobis. |
Herstel ons, God ons heil, * en wend uw gramschap van ons af. |
Numquid in aeternum irasceris nobis? * aut extendes iram tuam a generatione in generationem? |
Zult Gij dan voor eeuwig tegen ons toornen? * of uw toorn uitstrekken van geslacht tot geslacht? |
Deus, tu conversus vivificabis nos; * et plebs tua laetabitur in te. |
Gij zult U tot ons wenden, God, en ons doen leven, * en uw volk zal zich in U verblijden. |
Ostende nobis, Domine, misericordiam tuam; * et salutare tuum da nobis. - |
Toon ons, Heer, uw barmhartigheid, * en geef ons uw heil. - |
Audiam quid loquatur in me Dominus Deus; * quoniam loquetur pacem in plebem suam. |
Horen wil ik wat de Heer God in mij spreekt, * want Hij spreekt van vrede tot zijn volk |
Et super sanctos suos, * et in eos, qui convertuntur ad cor. |
En tot zijn heiligen * en tot hen wier hart zich tot Hem wendt. |
Verumtamen prope timentes eum salutare ipsius, * ut inhabitet gloria in terra nostra. |
Waarlijk, zijn heil is nabij aan hen die Hem vrezen, * zodat de heerlijkheid woont in ons land. |
Misericordia et veritas obviaverunt sibi, * justitia et pax osculatae sunt; |
Ontferming en trouw ontmoeten elkander, * gerechtigheid en vrede groeten elkaar met een kus; |
Veritas de terra orta est, * et justitia de caelo prospexit. |
Trouw ontspruit aan de aarde * en gerechtigheid ziet neer uit de hemel; |
Etenim Dominus dabit benignitatem; * et terra nostra dabit fructum suum. |
Ja, de Heer schenkt zijn goedertierenheid, * en ons land brengt zijn vrucht voort. |
Justitia ante eum ambulabit, * et ponet in via gressus suos. |
Gerechtigheid zal voor Hem uitgaan * en zijn schreden richten op de weg. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
| |
Psalm 116
Laudate Dominum omnes gentes; * laudate eum omnes populi. |
Looft den Heer, alle gij natiën; * looft Hem, alle gij volken. |
Quoniam confirmata est |
Want bevestigd is over ons zijn |
| |
| |
ontferming; * en de trouw des Heren blijft in eeuwigheid. |
super nos misericordia ejus; * et veritas Domini manet in aeternum. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Opgenomen is Maria ten hemel; de engelen verblijden zich, zij prijzen en zegenen den Heer. |
Ant. Assumpta est Maria in caelum; gaudent angeli, laudantes benedicunt Dominum. |
Gedurende de Advent:
Ant. Gezonden werd Gabriël de engel tot de Maagd Maria, die ten huwelijk was gegeven aan Joseph. |
Ant. Missus est Gabriel angelus ad Mariam Virginem desponsatam Joseph. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. O heerlijke ruil: de Schepper van het mensdom neemt een bezield lichaam aan en wil uit een Maagd geboren worden; en door zijn maagdelijke menswording heeft Hij ons zijn goddelijkheid geschonken. |
Ant. O admirabile commercium: Creator generis humani, animatum corpus sumens, de Virgine nasci dignatus est; et procedens homo sine semine, largitus est nobis suam Deitatem. |
¶ Het volgende kapittel wordt ook gelezen van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis.
| |
Kapittel Hoogl. 6, 9
Wie is zij die daar nadert als de rijzende dageraad, schoon als de maan, schitterend als de zon, schrikwekkend als een leger in slagorde? ℟. Gode zij dank. |
Quae est ista, quae progreditur quasi aurora consurgens, pulchra ut luna, electa ut sol, terribilis ut castrorum acies ordinata? ℟. Deo gratias. |
Gedurende de Advent:
Kapittel. Zie, de maagd zal ontvangen en een zoon baren; en men zal hem noemen: God met ons. Boter en honing zal hij eten, totdat hij het kwade weet te verwerpen en het goede te kiezen. ℟. Gode zij dank. |
Capitulum (Is. 7, 14-15). Ecce virgo concipiet, et pariet filium, et vocabitur nomen ejus Emmanuel. Butyrum et mel comedet, ut sciat reprobare malum et eligere bonum. ℟. Deo gratias. |
|
℣. Gedoog dat ik u love, heilige Maagd. ℟. Geef mij kracht tegen uw vijanden. |
℣. Dignare me laudare te, Virgo sacrata. ℟. Da mihi virtutem contra hostes tuos. |
|
Heer, ontferm U onzer. |
Kyrie, eleison. |
Christus, ontferm U onzer. |
Christe, eleison. |
Heer, ontferm U onzer. |
Kyrie, eleison. |
|
℣. Heer, verhoor mijn gebed. |
℣. Domine, exaudi oratio- |
| |
| |
nem meam. ℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℟. En mijn geroep kome tot U. |
Oremus. - Deus, qui virginalem aulam beatae Mariae, in qua habitares, eligere dignatus es: da, quaesumus; ut, sua nos defensione munitos, jucundos facias suae interesse commemorationi. Qui vivis et regnas in saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - God die de maagdelijke hoogzaal der zalige Maria tot uw woning hebt gekozen; geef, bidden wij: dat wij, veilig onder haar bescherming, in blijdschap haar gedachtenis vieren. Gij die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Gedurende de Advent:
Oremus. - Deus, qui de beatae Mariae Virginis utero Verbum tuum, angelo nuntiante, carnem suscipere voluisti: praesta supplicibus tuis; ut, qui vere eam Genitricem Dei credimus, ejus apud te intercessionibus adjuvemur. Per eundem Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - God, die wilde dat uw Woord op de boodschap des engels het vlees aannam uit de schoot der zalige Maagd Maria; verleen ons, op ons smeken: dat wij die haar gelovig erkennen als Moeder van God, door haar voorspraak bij U worden geholpen. Door denzelfden Jesus Christus uw Zoon onzen Heer, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Oremus. - Deus, qui salutis aeternae, beatae Mariae virginitate fecunda, humano generi praemia praestitisti: tribue, quaesumus; ut ipsam pro nobis intercedere sentiamus, per quam meruimus auctorem vitae suscipere, Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - God, die door de vruchtbare maagdelijkheid van de zalige Maria aan de mensheid de beloning der eeuwige zaligheid hebt geschonken; geef, bidden wij: dat wij de voorspraak ondervinden van haar, door wie wij den Gever van het leven mochten ontvangen, onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
|
℣. Domine, exaudi orationem meam. ℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℣. Heer, verhoor mijn gebed. ℟. En mijn geroep kome tot U. |
℣. Benedicamus Domino. ℟. Deo gratias. |
℣. Zegenen wij den Heer. ℟. Gode zij dank. |
| |
| |
℣. Dat de zielen der overleden gelovigen door de barmhartigheid Gods rusten in vrede. ℟. Amen. |
℣. Fidelium animae per misericordiam Dei requiescant in pace. ℟. Amen. |
| |
De terts
Wees gegroet... (in stilte) |
Ave Maria... (secreto) |
|
℣. God, kom mij te hulp. ℟. Heer, haast U mij te helpen. |
℣. Deus, in adjutorium meum intende. ℟. Domine, ad adjuvandum me festina. |
Eer aan den Vader. Alleluja of Lof zij U, Heer, Koning der eeuwige heerlijkheid. |
Gloria Patri. Alleluja sive Laus tibi, Domine, Rex aeternae gloriae. |
| |
Lofzang
Gedenk, o Schepper van 't heelal,
hoe G'onze lijfsgedaante eens,
uit de gewijde maagdenschoot
geboortig, zelve hebt aanvaard. |
Memento, rerum Conditor,
nostri quod olim corporis,
sacrata ab alvo Virginis
nascendo, formam sumpseris. |
Maria, Moeder der gena,
Moeder ook der goedgunstigheid,
tegen den vijand sta ons bij,
en in het doodsuur neem ons op. |
Maria, Mater gratiae,
dulcis Parens clementiae,
tu nos ab hoste protege,
et mortis hora suscipe. |
Jesus, aan U zij heerlijkheid,
die zijt geboren uit de Maagd,
met Vader en met milden Geest
in aller eeuwen eeuwigheid. |
Jesu, tibi sit gloria,
qui natus es de Virgine,
cum Patre et almo Spiritu,
in sempiterna saecula. |
Amen. |
Amen. |
Ant. Maria de Maagd. |
Ant. Maria Virgo. |
Gedurende de Advent:
Ant. Wees gegroet, Maria. |
Ant. Ave Maria. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. Toen Gij op wondere wijze werd geboren. |
Ant. Quando natus es. |
| |
Psalm 119
In de Terts, Sext, Noon en Completen van deze Getijden bidden wij vrijwel alle ‘psalmen der opgangen’, waarschijnlijk zo genoemd omdat zij den Joden als bedevaartzangen dienden bij hun tochten naar Sion. Wij zingen deze psalmen op onze reis naar het hemels Jerusalem, en bidden de heilige Moeder van God, die daar troont als het oerbeeld der verloste mensheid, dat wij, gesterkt door haar voorspraak, volgens haar voorbeeld ons heimwee de juiste zin mogen geven.
In mijn angst riep ik tot den Heer, * en Hij heeft mij verhoord. |
Ad Dominum cum tribularer clamavi, * et exaudivit me. |
| |
| |
Domine, libera animam meam a labiis iniquis, * et a lingua dolosa. |
Heer, bevrijd mijn ziel van de lippen vol leugen * en van de valse tong. |
Quid detur tibi, aut quid apponatur tibi, * ad linguam dolosam? |
Wat zal Hij u geven, of wat u toevoegen, * o valse tong? |
Sagittae potentis acutae, * cum carbonibus desolatoriis. - |
Scherpe pijlen van een krijger * met verzengende kolen. - |
Heu mihi, quia incolatus meus prolongatus est, habitavi cum habitantibus Cedar; * multum incola fuit anima mea. |
Wee mij, dat mijn ballingschap voortduurt, dat ik moet toeven onder de bewoners van Cedar; * zo lang reeds leef ik hier als een balling. |
Cum his, qui oderunt pacem, eram pacificus; * cum loquebar illis, impugnabant me gratis. |
Met hen die de vrede haten, ben ik vreedzaam; * spreek ik tot hen, dan vallen zij mij aan zonder reden. |
|
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
| |
Psalm 120
Levavi oculos meos in montes, * unde veniet auxilium mihi. |
Ik hef mijn ogen op naar de bergen, * van waar mij hulp zal komen. |
Auxilium meum a Domino, * qui fecit caelum et terram. |
Mijn hulp komt van den Heer, * die hemel en aarde gemaakt heeft. |
Non det in commotionem pedem tuum; * neque dormitet qui custodit te. |
Hij zal uw voet niet laten struikelen, * noch sluimeren zal Hij, die u bewaakt. |
Ecce non dormitabit neque dormiet, * qui custodit Israël. |
Zie, niet sluimeren zal Hij noch slapen, * die Israël bewaakt. |
Dominus custodit te, Dominus protectio tua, * super manum dexteram tuam. |
De Heer bewaakt u, de Heer is uw bescherming; * Hij staat aan uw rechterhand. |
Per diem sol non uret te, * neque luna per noctem. |
Bij dag zal de zon u niet branden, * noch de maan u deren bij nacht. |
Dominus custodit te ab omni malo; * custodiat animam tuam Dominus. |
De Heer behoedt u voor alle kwaad, * de Heer zal uwe ziel behoeden; |
Dominus custodiat introitum tuum et exitum tuum, * ex hoc nunc, et usque in saeculum. |
De Heer zal behoeden uw ingaan en uitgaan * van nu af tot in eeuwigheid. |
|
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
| |
| |
| |
Psalm 121
Ik ben verheugd omdat men mij zeide: * ‘Wij zullen opgaan naar het huis des Heren’. |
Laetatus sum in his, quae dicta sunt mihi: * ‘In domum Domini ibimus’. |
Reeds staan onze voeten * in uw voorhoven, Jerusalem; |
Stantes erant pedes nostri * in atriis tuis, Jerusalem; |
Jerusalem, dat gebouwd is als een stad, * en vast aaneengesloten. |
Jerusalem, quae aedificatur ut civitas, * cujus participatio ejus in idipsum. |
Daarheen trekken op de stammen, de stammen des Heren, * volgens Israëls wet om de Naam des Heren te prijzen. |
Illuc enim ascenderunt tribus, tribus Domini, * testimonium Israël, ad confitendum nomini Domini. |
Daar staan de zetels voor het gericht, * de zetels voor het huis van David. - |
Quia illic sederunt sedes in judicio, * sedes super domum David. - |
Vraagt wat Jerusalem tot vrede strekt; * en overvloed voor wie u beminnen. |
Rogate, quae ad pacem sunt Jerusalem; * et abundantia diligentibus te. |
Vrede zij binnen uw sterkte * en overvloed binnen uw torens. |
Fiat pax in virtute tua, * et abundantia in turribus tuis. |
Om wille van mijn broeders en mijn vrienden * wens ik u vrede toe. |
Propter fratres meos et proximos meos, * loquebar pacem de te. |
Om wille van het huis van den Heer onzen God * wens ik u al het goede. |
Propter domum Domini Dei nostri, * quaesivi bona tibi. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Maria de Maagd is opgenomen naar het bruidsvertrek in de hoogste ether, waar de Koning der koningen zetelt op zijn sterrentroon. |
Ant. Maria Virgo assumpta est ad aethereum thalamum, in quo Rex regum stellato sedet solio. |
Gedurende de Advent:
Ant. Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u; gij zijt de gezegende onder de vrouwen, alleluja. |
Ant. Ave Maria, gratia plena, Dominus tecum; benedicta tu in mulieribus, alleluja. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. Toen gij op wondere wijze werd geboren uit een Maagd, zijn de Schriften in vervulling gegaan: als regen zijt Gij neergekomen op het vlies om het mensdom zalig te maken; U prijzen wij, onze God. |
Ant. Quando natus es ineffabiliter ex Virgine, tunc impletae sunt Scripturae: sicut pluvia in vellus descendisti, ut salvum faceres genus humanum; te laudamus, Deus noster. |
| |
| |
¶ Het volgende kapittel wordt ook gezegd van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis.
| |
Kapittel Eccli. 24, 15
Et sic in Sion firmata sum, et in civitate sanctificata similiter requievi, et in Jerusalem potestas mea. ℟. Deo gratias. |
Zo kreeg ik vaste woon op Sion, en vond ik rust in de heilige stad, en werd Jerusalem de zetel mijner macht. ℟. Gode zij dank. |
Gedurende de Advent:
Capitulum (Is. 11, 1-2). Egredietur virga de radice Jesse, et flos de radice ejus ascendet, et requiescat super eum Spiritus Domini. ℟. Deo gratias. |
Kapittel. Een twijg zal uit de tronk van Jesse ontspruiten, en een bloem zal uit zijn wortel ontkiemen. En rusten zal op Hem de Geest des Heren. ℟. Gode zij dank. |
|
℣. Diffusa est gratia in labiis tuis. ℟. Propterea benedixit te Deus in aeternum. |
℣. Bevalligheid ligt uitgegoten op uw lippen. ℟. Daarom heeft God u gezegend in eeuwigheid. |
|
Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U onzer. |
Christe, eleison. |
Christus, ontferm U onzer. |
Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U onzer. |
|
℣. Domine, exaudi orationem meam. ℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℣. Heer, verhoor mijn gebed. ℟. En mijn geroep kome tot U. |
¶ Het volgende gebed wordt ook gezegd van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis.
Oremus. - Deus, qui salutis aeternae, beatae Mariae virginitate fecunda, humano generi praemia praestitisti: tribue, quaesumus; ut ipsam pro nobis intercedere sentiamus, per quam meruimus auctorem vitae suscipere, Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - God, die door de vruchtbare maagdelijkheid van de zalige Maria aan de mensheid de beloning der eeuwige zaligheid hebt geschonken; geef, bidden wij: dat wij de voorspraak ondervinden van haar, door wie wij den Gever van het leven mochten ontvangen, onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Gedurende de Advent:
Oremus. - Deus, qui de beatae Mariae Virginis utero Verbum tuum, angelo nun- |
Laat ons bidden. - God, die wilde dat uw Woord op de boodschap des engels het vlees aannam |
| |
| |
uit de schoot der zalige Maagd Maria; verleen ons op ons smeken: dat wij die haar gelovig erkennen als Moeder van God, door haar voorspraak bij U worden geholpen. Door denzelfden Jesus Christus uw Zoon onzen Heer, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
tiante, carnem suscipere voluisti: praesta supplicibus tuis; ut, qui vere eam Genitricem Dei credimus, ejus apud te intercessionibus adjuvemur. Per eundem Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
|
℣. Heer, verhoor mijn gebed. ℟. En mijn geroep kome tot U. |
℣. Domine, exaudi orationem meam. ℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℣. Zegenen wij den Heer. ℟. Gode zij dank. |
℣. Benedicamus Domino. ℟. Deo gratias. |
℣. Dat de zielen der overleden gelovigen door de barmhartigheid Gods rusten in vrede. ℟. Amen. |
℣. Fidelium animae per misericordiam Dei requiescant in pace. ℟. Amen. |
| |
De sext
Wees gegroet... (in stilte) |
Ave Maria... (secreto) |
|
℣. God, kom mij te hulp. ℟. Heer, haast U mij te helpen. |
℣. Deus, in adjutorium meum intende. ℟. Domine, ad adjuvandum me festina. |
Eer aan den Vader. Alleluja of Lof zij U, Heer, Koning der eeuwige heerlijkheid. |
Gloria Patri. Alleluja sive Laus tibi, Domine, Rex aeternae gloriae. |
| |
Lofzang
Gedenk, o Schepper van 't heelal,
hoe G'onze lijfsgedaante eens,
uit de gewijde maagdenschoot
geboortig, zelve hebt aanvaard. |
Memento, rerum Conditor,
nostri quod olim corporis,
sacrata ab alvo Virginis
nascendo, formam sumpseris. |
Maria, Moeder der gena,
Moeder ook der goedgunstigheid,
tegen den vijand sta ons bij,
en in het doodsuur neem ons op. |
Maria, Mater gratiae,
dulcis Parens clementiae,
tu nos ab hoste protege,
et mortis hora suscipe. |
Jesus, aan U zij heerlijkheid,
die zijt geboren uit de Maagd,
met Vader en met milden Geest,
in aller eeuwen eeuwigheid. |
Jesu, tibi sit gloria,
qui natus es de Virgine,
cum Patre et almo Spiritu,
in sempiterna saecula. |
Amen. |
Amen. |
Ant. In de geur. |
Ant. In odorem. |
| |
| |
Gedurende de Advent:
Ant. Ne timeas, Maria. |
Ant. Vrees niet, Maria. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. Rubum, quem viderat Moyses. |
Ant. In het braambos dat Moses aanschouwde. |
| |
Psalm 122
Ad te levavi oculos meos, * qui habitas in caelis. |
Ik hef mijn ogen op tot U, * die in de hemel woont. |
Ecce sicut oculi servorum * in manibus dominorum suorum, |
Zie, gelijk de ogen van dienaren * op de handen van hun meesters, |
Sicut oculi ancillae in manibus dominae suae; * ita oculi nostri ad Dominum Deum nostrum, donec misereatur nostri. |
Gelijk de ogen van een dienstmaagd op de handen van haar meesteres, * zo zijn onze ogen gericht op den Heer onzen God, totdat Hij Zich onzer ontferme. |
Miserere nostri, Domine, miserere nostri, * quia multum repleti sumus despectione; |
Ontferm U onzer, Heer, ontferm U onzer, * want wij zijn met verachting overladen; |
Quia multum repleta est anima nostra * opprobrium abundantibus, et despectio superbis. |
Want onze ziel is meer dan verzadigd * met de spot der rijken en de verachting der trotsen. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
| |
Psalm 123
Nisi quia Dominus erat in nobis, dicat nunc Israël; * nisi quia Dominus erat in nobis, |
Als de Heer niet met ons was geweest, zegge nu Israël; * als de Heer niet met ons was geweest, |
Cum exsurgerent homines in nos, * forte vivos deglutissent nos; |
Toen de mensen tegen ons opstonden, * zij zouden ons levend hebben verslonden; |
Cum irasceretur furor eorum in nos, * forsitan aqua absorbuisset nos. |
Toen hun toorn tegen ons ontbrandde, * het water zou ons hebben verzwolgen, |
Torrentem pertransivit anima nostra, * forsitan pertransisset anima nostra aquam intolerabilem. - |
Onze ziel zou door een stortvloed zijn gegaan, * onze ziel zou zijn gegaan door een ondoorwaadbaar water. - |
Benedictus Dominus, * qui non dedit nos in captionem dentibus eorum. |
Geprezen zij de Heer, * die ons niet heeft overgeleverd ten prooi aan hun tanden. |
Anima nostra sicut passer erepta est * de laqueo venantium. |
Onze ziel is ontsnapt als een mus * aan de strik van de vogelaars. |
| |
| |
De strik is gebroken, * en wij zijn ontkomen. |
Laqueus contritus est, * et nos liberati sumus. |
Onze hulp is in de Naam des Heren, * die hemel en aarde gemaakt heeft. |
Adjutorium nostrum in nomine Domini, * qui fecit caelum et terram. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
| |
Psalm 124
Wie vertrouwen op den Heer, zijn als de berg Sion; * niet wankelen zal in eeuwigheid hij die woont in Jerusalem. |
Qui confidunt in Domino, sicut mons Sion; * non commovebitur in aeternum, qui habitat in Jerusalem. |
Bergen omringen haar; * zo omringt de Heer zijn volk van nu af tot in eeuwigheid. |
Montes in circuitu ejus; * et Dominus in circuitu populi sui, ex hoc nunc et usque in saeculum. |
Want de Heer zal niet dulden dat de scepter der bozen blijft drukken op het erfdeel der rechtvaardigen, * opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken naar ongerechtigheid. |
Quia non relinquet Dominus virgam peccatorum super sortem justorum, * ut non extendant justi ad iniquitatem manus suas. |
Doe wel, Heer, aan de goeden * en aan de oprechten van hart. |
Benefac, Domine, bonis, * et rectis corde. |
Mochten zij tot dwaalwegen neigen, dan zal de Heer hen doen omkomen met de bedrijvers van boosheid. * Vrede zij over Israël. |
Declinantes autem in obligationes adducet Dominus cum operantibus iniquitatem. * Pax super Israël. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. In de geur uwer zalven lopen wij achter u aan; de jonge dochteren hebben u lief. |
Ant. In odorem unguentorum tuorum currimus; adolescentulae dilexerunt te nimis. |
Gedurende de Advent:
Ant. Vrees niet, Maria, want gij hebt genade gevonden bij den Heer; zie, gij zult ontvangen en een Zoon baren, alleluja. |
Ant. Ne timeas, Maria; invenisti enim gratiam apud Dominum: ecce concipies, et paries filium, alleluja. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. In het braambos dat Moses onverbrand aanschouwde, herkennen wij uw ongerepte en lofwaardige maagdelijkheid; Moeder van God, spreek voor ons ten beste. |
Ant. Rubum, quem viderat Moyses incombustum, conservatam agnovimus tuam laudabilem virginitatem; Dei Genitrix, intercede pro nobis. |
| |
| |
¶ Het volgende kapittel wordt ook gezegd van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis.
| |
Kapittel Eccli. 24, 16
Et radicavi in populo honorificato, et in parte Dei mei hereditas illius, et in plenitudine sanctorum detentio mea. ℟. Deo gratias. |
Zo schoot ik wortel onder een roemrijk volk, dat zijn erfdeel heeft in het land van mijn God; en in de volte der heiligen was mijn verblijf. ℟. Gode zij dank. |
Gedurende de Advent:
Capitulum (Luc. 1, 32-33). Dabit illi Dominus Deus sedem David patris ejus, et regnabit in domo Jacob in aeternum, et regni ejus non erit finis. ℟. Deo gratias. |
Kapittel. God de Heer zal Hem de zetel van zijn vader David geven, en Hij zal heersen over Jacobs huis in eeuwigheid, en aan zijn heerschappij zal geen einde komen. ℟. Gode zij dank. |
|
℣. Benedicta tu in mulieribus. ℟. Et benedictus fructus ventris tui. |
℣. Gezegend zijt gij onder de vrouwen. ℟. En gezegend is de vrucht van uw schoot. |
|
Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U onzer. |
Christe, eleison. |
Christus, ontferm U onzer. |
Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U onzer. |
|
℣. Domine, exaudi orationem meam. ℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℣. Heer, verhoor mijn gebed. ℟. En mijn geroep kome tot U. |
|
Oremus. - Concede, misericors Deus, fragilitati nostrae praesidium: ut, qui sanctae Dei Genitricis memoriam agimus, intercessionis ejus auxilio, a nostris iniquitatibus resurgamus. Per eundem Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - Geef steun aan onze zwakheid, barmhartige God; opdat wij, die de gedachtenis vieren van de heilige Moeder van God, door de hulp van hare voorspraak uit onze ongerechtigheid mogen opstaan. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, in alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Gedurende de Advent:
Oremus. - Deus, qui de beatae Mariae Virginis utero Verbum tuum, angelo nuntiante, carnem suscipere voluisti: praesta supplicibus tuis; ut, qui vere eam Genitricem Dei credimus, ejus |
Laat ons bidden. - God, die wilde dat uw Woord op de boodschap des engels het vlees aannam uit de schoot der zalige Maagd Maria; verleen ons op ons smeken: dat wij die haar gelovig erkennen als Moeder van God, |
| |
| |
door haar voorspraak bij U worden geholpen. Door denzelfden Jesus Christus uw Zoon onzen Heer, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
apud te intercessionibus adjuvemur. Per eundem Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Laat ons bidden. - God, die door de vruchtbare maagdelijkheid van de zalige Maria aan de mensheid de beloning der eeuwige zaligheid hebt geschonken; geef, bidden wij: dat wij de voorspraak ondervinden van haar, door wie wij den Gever van het leven mochten ontvangen, onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Oremus. - Deus, qui salutis aeternae, beatae Mariae virginitate fecunda, humano generi praemia praestitisti: tribue, quaesumus; ut ipsam pro nobis intercedere sentiamus, per quam meruimus auctorem vitae suscipere, Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
|
℣. Heer, verhoor mijn gebed. ℟. En mijn geroep kome tot U. |
℣. Domine, exaudi orationem meam. ℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℣. Zegenen wij den Heer. ℟. Gode zij dank. |
℣. Benedicamus Domino. ℟. Deo gratias. |
℣. Dat de zielen der overleden gelovigen door de barmhartigheid Gods rusten in vrede. ℟. Amen. |
℣. Fidelium animae per misericordiam Dei requiescant in pace. ℟. Amen. |
| |
De noon
Wees gegroet... (in stilte) |
Ave Maria... (secreto) |
|
℣. God, kom mij te hulp. ℟. Heer, haast U mij te helpen. |
℣. Deus, in adjutorium meum intende. ℟. Domine, ad adjuvandum me festina. |
Eer aan den Vader. Alleluja of Lof zij U, Heer, Koning der eeuwige heerlijkheid. |
Gloria Patri. Alleluja sive Laus tibi, Domine, Rex aeternae gloriae. |
| |
Lofzang
Gedenk, o Schepper van 't heelal,
hoe G'onze lijfsgedaante eens,
uit de gewijde maagdenschoot
geboortig, zelve hebt aanvaard. |
Memento, rerum Conditor,
nostri quod olim corporis,
sacrata ab alvo Virginis
nascendo, formam sumpseris. |
| |
| |
Maria, Mater gratiae,
dulcis Parens clementiae,
tu nos ab hoste protege,
et mortis hora suscipe. |
Maria, Moeder der gena,
Moeder ook der goedgunstigheid,
tegen den vijand sta ons bij,
en in het doodsuur neem ons op. |
Jesu, tibi sit gloria,
qui natus es de Virgine,
cum Patre et almo Spiritu,
in sempiterna saecula. |
Jesus, aan U zij heerlijkheid,
die zijt geboren uit de Maagd,
met Vader en met milden Geest,
in aller eeuwen eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
Ant. Pulchra es. |
Ant. Schoon zijt gij. |
Gedurende de Advent:
Ant. Ecce ancilla Domini. |
Ant. Zie de dienstmaagd des Heren. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. Ecce Maria genuit. |
Ant. Zie, Maria heeft gebaard. |
| |
Psalm 125
In convertendo Dominus captivitatem Sion, * facti sumus sicut consolati. |
Toen de Heer de gevangenen van Sion deed wederkeren, * was het alsof wij droomden. |
Tunc repletum est gaudio os nostrum, * et lingua nostra exsultatione. |
Toen werd onze mond vervuld met vreugde * en onze tong met gejuich. |
Tunc dicent inter gentes: * Magnificavit Dominus facere cum eis. |
Toen zeide men onder de volken: * ‘Grote dingen heeft de Heer aan hen gedaan’. |
Magnificavit Dominus facere nobiscum; * facti sumus laetantes. - |
Ja, grote dingen heeft de Heer aan ons gedaan, * en daarom zijn wij verheugd. - |
Converte, Domine, captivitatem nostram, * sicut torrens in Austro. |
Leid, Heer, ons herstel ten beste * als een woestijnbeek in het Zuiden. |
Qui seminant in lacrimis, * in exsultatione metent. |
Wie zaaien met tranen, * zullen met gejuich maaien. |
Euntes ibant et flebant, * mittentes semina sua. |
Wenend gaan zij voort, * terwijl zij hun zaad uitstrooien. |
Venientes autem venient cum exsultatione, * portantes manipulos suos. |
Maar juichend zullen zij terugkeren, * met hun schoven beladen. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
| |
Psalm 126
Nisi Dominus aedificaverit domum, * in vanum laboraverunt, qui aedificant eam. |
Indien de Heer het huis niet bouwt, * werken tevergeefs zij die bouwen. |
| |
| |
Indien de Heer de stad niet behoedt, * waakt tevergeefs haar wachter. |
Nisi Dominus custodierit civitatem, * frustra vigilat, qui custodit eam. |
Het baat u niet voor het daglicht op te staan, * u laat ter ruste te leggen, gij die het brood der smarte eet; |
Vanum est vobis ante lucem surgere; * surgite postquam sederitis, qui manducatis panem doloris, |
Want Hij geeft het zijn beminden in de slaap. - * Zie, zonen zijn een erfdeel des Heren, een beloning is de vrucht van de schoot. |
Cum dederit dilectis suis somnum. - * Ecce hereditas Domini filii, merces fructus ventris. |
Als pijlen in de hand van een held, * zijn zonen, verwekt in de jeugd. |
Sicut sagittae in manu potentis, * ita filii excussorum. |
Gelukkig de man die zijn verlangen naar hen ziet vervuld; * hij wordt niet beschaamd, als hij spreekt met zijn vijanden onder de poort. |
Beatus vir, qui implevit desiderium suum ex ipsis; * non confundetur, cum loquetur inimicis suis in porta. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
| |
Psalm 127
Gelukkig allen die den Heer vrezen, * die wandelen op zijn wegen. |
Beati omnes, qui timent Dominum, * qui ambulant in viis ejus. |
Want gij zult eten van de arbeid uwer handen; * gelukkig zult gij zijn en het zal u welgaan. |
Labores manuum tuarum quia manducabis; * beatus es, et bene tibi erit. |
Uw vrouw zal zijn als een vruchtbare wijnstok * aan de zijden van uw huis; |
Uxor tua sicut vitis abundans, * in lateribus domus tuae. |
Uw kinderen als loten van olijven * rondom uw dis. |
Filii tui sicut novellae olivarum, * in circuitu mensae tuae. |
Zie, zo wordt de mens gezegend * die den Heer vreest. |
Ecce sic benedicetur homo, * qui timet Dominum. |
De Heer zegene u uit Sion, * opdat gij Jerusalems heil moogt aanschouwen al de dagen uws levens, |
Benedicat tibi Dominus ex Sion; * et videas bona Jerusalem omnibus diebus vitae tuae. |
En de kinderen van uw kinderen moogt zien. * Vrede zij over Israël. |
Et videas filios filiorum tuorum. * Pacem super Israël. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Schoon zijt gij en aanvallig, dochter van Jerusalem; |
Ant. Pulchra es et decora, filia Jerusalem, terribilis |
| |
| |
ut castrorum acies ordinata. |
schrikwekkend ook als een leger in slagorde. |
Gedurende de Advent:
Ant. Ecce ancilla Domini, fiat mihi secundum verbum tuum. |
Ant. Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. Ecce Maria genuit nobis Salvatorem, quem Joannes videns exclamavit, dicens: Ecce Agnus Dei, ecce qui tollit peccata mundi, alleluja. |
Ant. Zie, Maria heelt ons den Verlosser gebaard; Joannes zag Hem en riep uit: Ziet het Lam Gods, ziet Hem die wegneemt de zonden der wereld, alleluja. |
¶ Het volgende kapittel wordt ook gezegd van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis.
| |
Kapittel Eccli. 24, 19-20
In plateis sicut cinnamomum et balsamum aromatizans odorem dedi; quasi myrrha electa dedi suavitatem odoris. ℟. Deo gratias. |
Als kaneel en riekend balsemkruid gaf ik geur in de lanen; als uitgelezen mirre gaf ik zoete geur. ℟. Gode zij dank. |
℣. Post partum, Virgo, inviolata permansisti. ℟. Dei Genitrix, intercede pro nobis. |
℣. Na het baren, o Maagd, zijt gij ongerept gebleven. ℟. Moeden van God, wees onze voorspraak. |
Gedurende de Advent:
Capitulum (Is. 7, 14-15). Ecce virgo concipiet, et pariet filium, et vocabitur nomen ejus Emmanuel; butyrum et mel comedet, ut sciat reprobare malum et eligere bonum. ℟. Deo gratias. |
Kapittel. Zie, de maagd zal ontvangen en een zoon baren; en men zal hem noemen: God met ons. Boter en honing zal hij eten, totdat hij het kwade weet te verwerpen en het goede te kiezen. ℟. Gode zij dank. |
℣. Angelus Domini nuntiavit Mariae. ℟. Et concepit de Spiritu Sancto. |
℣. De engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt. ℟. En zij heeft ontvangen van den Heiligen Geest. |
|
Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U onzer. |
Christe, eleison. |
Christus, ontferm U onzer. |
Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U onzer. |
|
℣. Domine, exaudi orationem meam. ℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℣. Heer, verhoor mijn gebed. ℟. En mijn geroep kome tot U. |
|
Oremus. - Famulorum tuorum, quaesumus, Do- |
Laat ons bidden. - Vergeef, bidden wij, Heer, uw dienaren |
| |
| |
hun misslagen; en mogen wij, die U door eigen daden niet kunnen behagen, worden gered op de voorbede van de Moeder van uw Zoon onzen Heer; die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
mine, delictis ignosce: ut, qui tibi placere de actibus nostris non valemus, Genitricis Filii tui Domini nostri intercessione salvemur: qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Gedurende de Advent:
Laat ons bidden. - God die wilde dat uw Woord op de boodschap des engels het vlees aannam uit de schoot der zalige Maagd Maria; verleen ons op ons smeken: dat wij, die haar gelovig erkennen als Moeder van God, door haar voorspraak bij U worden geholpen. Door denzelfden Jesus Christus uw Zoon onzen Heer, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Oremus. - Deus, qui de beatae Mariae Virginis utero Verbum tuum, angelo nuntiante, carnem suscipere voluisti: praesta supplicibus tuis; ut, qui vere eam Genitricem Dei credimus, ejus apud te intercessionibus adjuvemur. Per eundem Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Laat ons bidden. - God, die door de vruchtbare maagdelijkheid van de zalige Maria aan de mensheid de beloning der eeuwige zaligheid hebt geschonken; geef, bidden wij: dat wij de voorspraak ondervinden van haar, door wie wij den Gever van het leven mochten ontvangen, onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Oremus. - Deus, qui salutis aeternae, beatae Mariae virginitate fecunda, humano generi praemia praestitisti: tribue, quaesumus; ut ipsam pro nobis intercedere sentiamus, per quam meruimus auctorem vitae suscipere, Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
|
℣. Heer, verhoor mijn gebed. ℟. En mijn geroep kome tot U. |
℣. Domine, exaudi orationem meam. ℟. Et clamomeus ad te veniat. |
℣. Zegenen wij den Heer. ℟. Gode zij dank. |
℣. Benedicamus Domino. ℟. Deo gratias. |
℣. Dat de zielen der overleden gelovigen door de barmhartigheid Gods rusten in vrede. ℟. Amen. |
℣. Fidelium animae per misericordiam Dei requiescant in pace. ℟. Amen. |
| |
| |
| |
De vespers
Ave Maria... (secreto) |
Wees gegroet... (in stilte) |
|
DEUS, in adjutorium meum intende. ℟. Domine, ad adjuvandum me festina. |
GOD, kom mij te hulp. ℟. Heer, haast U mij te helpen. |
Gloria Patri. Alleluja sive Laus tibi, Domine, Rex aeternae gloriae. |
Eer aan den Vader. Alleluja of Lof zij U, Heer, Koning der eeuwige heerlijkheid. |
|
1 Ant. Dum esset Rex. |
1 Ant. Toen de Koning. |
Gedurende de Advent:
1 Ant. Missus est. |
1 Ant. Gezonden werd. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
1 Ant. O admirabile commercium. |
1 Ant. O heerlijke ruil. |
| |
Psalm 109
Het Kind dat uit Maria werd geboren, is de eeuwige Zoon des Vaders, de eeuwige hogepriester en rechter aller volken.
Dixit Dominus Domine meo: * ‘Sede a dextris meis, |
De Heer zeide tot mijnen Heer: * ‘Zit neder aan mijn rechterhand, |
Donec ponam inimicos tuos * scabellum pedum tuorum’. |
Totdat ik uw vijanden leg * als een rustbank voor uw voeten’. |
Virgam virtutis tuae emittet Dominus ex Sion: * ‘Dominare in medio inimicorum tuorum. |
De Heer strekt uw machtige scepter uit van Sion: * ‘Heers te midden uwer vijanden. |
Tecum principium in die virtutis tuae in splendoribus sanctorum; * ex utero ante luciferum genui te’. - |
U zij de heerschappij ten dage van uw macht in de luister van uw heiligheid; * uit mijn schoot heb ik U verwekt vóór de morgenster’. - |
Juravit Dominus, et non poenitebit eum: * ‘Tu es sacerdos in aeternum secundum ordinem Melchisedech’. |
De Heer heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen: * ‘Gij zijt priester in eeuwigheid naar de wijze van Melchisedech’. |
Dominus a dextris tuis, * confregit in die irae suae reges. |
De Heer is aan uw rechterhand; * op de dag van zijn toorn zal Hij de koningen verpletteren. |
Judicabit in nationibus, implebit ruinas; * conquassabit capita in terra multorum. |
Hij zal de volkeren richten, hun ondergang voltrekken, * hun hoofden verpletteren over geheel de aarde. |
| |
| |
Uit een beek zal Hij drinken op zijn weg, * en daarom het hoofd fier verheffen. |
De torrente in via bibet; * propterea exaltabit caput. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Toen de Koning aanlag op zijn rustbed, gaf mijn nardus zoete geur. |
Ant. Dum esset Rex in accubitu suo, nardus mea dedit odorem suavitatis. |
|
2 Ant. Zijn linker. |
2 Ant. Laeva ejus. |
Gedurende de Advent:
Ant. Gezonden werd Gabriël de engel tot de Maagd Maria, die ten huwelijk was gegeven aan Joseph. |
Ant. Missus est Gabriel angelus ad Mariam Virginem desponsatam Joseph. |
2 Ant. Wees gegroet, Maria. |
2 Ant. Ave Maria. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. O heerlijke ruil: de Schepper van het mensdom neemt een bezield lichaam aan en wil uit een maagd geboren worden; en door zijn maagdelijke menswording heeft Hij ons zijn goddelijkheid geschonken. |
Ant. O admirabile commercium: Creator generis humani, animatum corpus sumens, de Virgine nasci dignatus est; et procedens homo sine semine, largitus est nobis suam Deitatem. |
2 Ant. Toen Gij op wondere wijze werd geboren. |
2 Ant. Quando natus es. |
| |
Psalm 112
Hoezeer God den arme heeft verheven uit het slijk, beschouwen wij in de Moeder des Heren.
Looft, gij dienaren, den Heer; * looft de Naam des Heren. |
Laudate pueri, Dominum; * laudate nomen Domini. |
De Naam des Heren zij gezegend * van nu af tot in eeuwigheid. |
Sit nomen Domini benedictum, * ex hoc nunc, et usque in saeculum. |
Van de opgang der zon tot haar ondergang * zij de Naam des Heren geprezen. |
A solis ortu usque ad occasum * laudabile nomen Domini. |
Verheven boven alle volken is de Heer, * en boven de hemelen zijn heerlijkheid. |
Excelsus super omnes gentes Dominus, * et super caelos gloria ejus. |
Wie is gelijk den Heer onzen God, die in den hoge woont, * en nederziet op wat gering is in de hemel en op aarde? |
Quis sicut Dominus Deus noster, qui in altis habitat, * et humilia respicit in caelo et in terra? |
Die den behoeftige opricht uit het stof, * beurt uit het slijk den arme, |
Suscitans a terra inopem, * et de stercore erigens pauperem, |
Om hem een plaats te geven bij de vorsten, * bij de vorsten van zijn volk; |
Ut collocet eum cum principibus, * cum principibus populi sui; |
| |
| |
Qui habitare facit sterilem in domo, * matrem filiorum laetantem. |
Die de onvruchtbare doet wonen in haar huis * als een blijde moeder van kinderen. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Laeva ejus sub capite meo, et dextera illius amplexabitur me. |
Ant. Zijn linker is onder mijn hoofd, en zijn rechter omvat mij. |
|
3 Ant. Nigra sum. |
3 Ant. Zwart ben ik. |
Gedurende de Advent:
Ant. Ave Maria, gratia plena, Dominus tecum; benedicta tu in mulieribus, alleluja. |
Ant. Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met u; gij zijt de gezegende onder de vrouwen, alleluja. |
3 Ant. Ne timeas, Maria. |
3 Ant. Vrees niet, Maria. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. Quando natus es ineffabiliter ex Virgine, tunc impletae sunt Scripturae: sicut pluvia in vellus descendisti, ut salvum faceres genus humanum; te laudamus, Deus noster. |
Ant. Toen Gij op wondere wijze werd geboren uit een Maagd, zijn de Schriften in vervulling gegaan: als regen zijt Gij neergekomen op het vlies om het mensdom zalig te maken; U prijzen wij, onze God. |
3 Ant. Rubum, quem viderat Moyses. |
3 Ant. In het braambos dat Moses aanschouwde. |
| |
Psalm 121
De Moeder des Heren is de mystieke stad waaruit Christus is voortgekomen en waar de Heilige Geest verwijlt in volheid van genade en heerlijkheid.
Laetatus sum in his, quae dicta sunt mihi: * ‘In domum Domini ibimus’. |
Ik ben verheugd omdat men mij zeide: * ‘Wij zullen opgaan naar het huis des Heren’. |
Stantes erant pedes nostri * in atriis tuis, Jerusalem; |
Reeds staan onze voeten * in uw voorhoven, Jerusalem; |
Jerusalem, quae aedificatur ut civitas, * cujus participatio ejus in idipsum. |
Jerusalem, dat gebouwd is als een stad, * en vast aaneengesloten. |
Illuc enim ascenderunt tribus, tribus Domini, * testimonium Israël, ad confitendum nomini Domini. |
Daarheen trekken op de stammen, de stammen des Heren, * volgens Israëls wet om de Naam des Heren te prijzen. |
Quia illic sederunt sedes in judicio, * sedes super domum David. - |
Daar staan de zetels voor het gericht, * de zetels voor het huis van David. - |
Rogate quae ad pacem sunt Jerusalem; * et abundantia diligentibus te. |
Vraagt wat Jerusalem tot vrede strekt; * en overvloed voor wie u beminnen. |
| |
| |
Vrede zij binnen uw sterkte * en overvloed binnen uw torens. |
Fiat pax in virtute tua, * et abundantia in turribus tuis. |
Om wille van mijn broeders en mijn vrienden * wens ik u vrede toe. |
Propter fratres meos et proximos meos, * loquebar pacem de te. |
Om wille van het huis van den Heer onzen God * wens ik u al het goede. |
Propter domum Domini Dei nostri, * quaesivi bona tibi. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Zwart ben ik, maar bevallig, dochters van Jerusalem; daarom heeft de Koning mij bemind, en mij geleid in zijn slaapvertrek. |
Ant. Nigra sum, sed formosa, filiae Jerusalem; ideo dilexit me Rex, et introduxit me in cubiculum suum. |
|
4 Ant. Voorbij is de winter. |
4 Ant. Jam hiems transiit. |
Gedurende de Advent:
Ant. Vrees niet, Maria, want gij hebt genade gevonden bij den Heer; zie, gij zult ontvangen en een Zoon baren, alleluja. |
Ant. Ne timeas, Maria, invenisti gratiam apud Dominum; ecce concipies, et paries filium, alleluja. |
4 Ant. De Heer zal Hem geven. |
4 Ant. Dabit ei Dominus. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. In het braambos dat Moses onverbrand aanschouwde, herkennen wij uw ongerepte en lofwaardige maagdelijkheid; Moeder van God, spreek voor ons ten beste. |
Ant. Rubum, quem viderat Moyses incombustum, conservatam agnovimus tuam laudabilem virginitatem; Dei Genitrix, intercede pro nobis. |
4 Ant. De wortel van Jesse is ontkiemd. |
4 Ant. Germinavit radix Jesse. |
| |
Psalm 126
De Moeder van Christus eren wij als de stad en de woning welke God Zich heeft gebouwd. Zij ook is, als het oerbeeld der Kerk, de vruchtbare Moeder van alle verlosten.
Indien de Heer het huis niet bouwt, * werken tevergeefs zij die bouwen. |
Nisi Dominus aedificaverit domum, * in vanum laboraverunt, qui aedificant eam. |
Indien de Heer de stad niet behoedt, * waakt tevergeefs haar wachter. |
Nisi Dominus custodierit civitatem, * frustra vigilat, qui custodit eam. |
Het baat u niet voor het daglicht op te staan, * u laat ter ruste te leggen, gij die het brood der smarte eet; |
Vanum est vobis ante lucem surgere, * surgite postquam sederitis, qui manducatis panem doloris, |
| |
| |
Cum dederit dilectis suis somnum. - * Ecce hereditas Domini filii, merces fructus ventris. |
Want Hij geeft het zijn beminden in de slaap. - * Zie, zonen zijn een erfdeel des Heren, een beloning is de vrucht van de schoot. |
Sicut sagittae in manu potentis, * ita filii excussorum. |
Als pijlen in de hand van een held, * zijn zonen, verwekt in de jeugd. |
Beatus vir, qui implevit desiderium suum ex ipsis; * non confundetur, cum loquetur inimicis suis in porta. |
Gelukkig de man die zijn verlangen naar hen ziet vervuld; * hij wordt niet beschaamd, als hij spreekt met zijn vijanden onder de poort. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Jam hiems transiit, imber abiit et recessit; surge, amica mea, et veni. |
Ant. Voorbij is de winter, de buien zijn heen en afgedreven; sta op, mijn vriendin, en kom. |
|
5 Ant. Speciosa facta es. |
5 Ant. Uitgelezen schoon. |
Gedurende de Advent:
Ant. Dabit ei Dominus sedem David patris ejus, et regnabit in aeternum. |
Ant. De Heer zal Hem de zetel van zijn vader David geven, en Hij zal heersen in eeuwigheid. |
5 Ant. Ecce ancilla Domini. |
5 Ant. Zie de dienstmaagd des Heren. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. Germinavit radix Jesse, orta est stella ex Jacob: Virgo peperit Salvatorem; te laudamus, Deus noster. |
Ant. De wortel van Jesse is ontkiemd, de ster uit Jacob is opgegaan: de Maagd heeft den Verlosser gebaard; U prijzen wij, onze God. |
5 Ant. Ecce Maria genuit. |
5 Ant. Zie, Maria heeft gebaard. |
| |
Psalm 147
Jerusalem is de Kerk, en de Kerk noemen wij in één adem met de Moeder des Heren, die haar heeft verzinnebeeld onder het kruis.
Lauda, Jerusalem, Dominum; * lauda Deum tuum, Sion. |
Loof, Jerusalem, den Heer; * loof uw God, o Sion. |
Quoniam confortavit seras portarum tuarum; * benedixit filiis tuis in te. |
Want sterk maakte Hij de grendels uwer poorten, * en zegende uw kinderen in uw midden. |
Qui posuit fines tuos pacem; * et adipe frumenti satiat te. |
Hij schonk vrede aan uw gebied, * en verzadigde u met bloem van tarwe. |
Qui emittit eloquium suum |
Hij zendt zijn bevel naar de |
| |
| |
aarde; * haastig snelt zijn woord. |
terrae; * velociter currit sermo ejus. |
Hij geeft zijn sneeuw als wol, * de nevel strooit Hij uit als as. |
Qui dat nivem sicut lanam; * nebulam sicut cinerem spargit. |
Hij werpt zijn ijs als brokken; * wie kan zijn koude verdragen? |
Mittit crystallum suam sicut buccellas; * ante faciem frigoris ejus quis sustinebit? |
Hij geeft zijn bevel en doet hen smelten; * doet waaien zijn wind, en de wateren stromen. |
Emittet verbum suum, et liquefaciet ea; * flabit spiritus ejus, et fluent aquae. |
Hij maakt zijn woord bekend aan Jacob, * zijn bevelen en zijn recht aan Israël. |
Qui annuntiat verbum suum Jacob, * justitias et judicia sua Israël. |
Aldus heeft Hij geen enkel volk gedaan, * en hun zijn wetten niet doen kennen. |
Non fecit taliter omni nationi, * et judicia sua non manifestavit eis. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Uitgelezen schoon zijt gij en aanminnig in uw moederweelde, heilige Moeder van God. |
Ant. Speciosa facta es et suavis in deliciis tuis, sancta Dei Genitrix. |
Gedurende de Advent:
Ant. Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord. |
Ant. Ecce ancilla Domini, fiat mihi secundum verbum tuum. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. Zie, Maria heeft ons den Verlosser gebaard; Joannes zag Hem en riep uit: Ziet het Lam Gods, ziet Hem die wegneemt de zonden der wereld, alleluja. |
Ant. Ecce Maria genuit nobis Salvatorem, quem Joannes videns exclamavit, dicens: Ecce Agnus Dei, ecce qui tollit peccat mundi, alleluja. |
¶ Het volgende kapittel wordt ook gelezen van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis.
| |
Kapittel Eccli. 24, 14
Van de aanvang af, voor alle eeuwen ben ik voortgebracht, en ook in de komende eeuwen zal ik niet vergaan; en in zijn heilige woning verrichtte ik mijn dienstwerk voor zijn aanschijn. ℟. Gode zij dank. |
Ab initio et ante saecula creata sum, et usque ad futurum saeculum non desinam, et in habitatione sancta coram ipso ministravi. ℟. Deo gratias. |
Gedurende de Advent:
Kapittel. Een twijg zal uit de tronk van Jesse ontspruiten, en |
Capitulum (Is. 11, 1-2). Egredietur virga de radice |
| |
| |
Jesse, et flos de radice ejus ascendet. Et requiescet super eum Spiritus Domini. ℟. Deo gratias. |
een bloem zal uit zijn wortel ontkiemen. En rusten zal op Hem de Geest des Heren. ℟. Gode zij dank. |
| |
Lofzang
Ave, maris stella,
Dei Mater alma,
atque semper Virgo,
felix caeli porta! |
Ave, ster der zeeën,
Godes milde Moeder,
altijd maagd gebleven,
zaal'ge poort des hemels. |
Sumens illud Ave
Gabrielis ore,
funda nos in pace,
mutans Hevae nomen. |
O gij, die dat Ave
kreegt van Gabriëls lippen,
vestig ons op vrede,
Eva's naam verand'rend. |
Solve vincla reis,
profer lumen caecis,
mala nostra pelle,
bona cuncta posce. |
Slaak de zondeboeien,
geef den blinden ooglicht,
weer van ons de rampspoed,
vraag ons al het goede. |
Monstra te esse matrem,
sumat per te preces,
qui pro nobis natus
tulit esse tuus. |
Toon u ene moeder,
laat door u verbidden
Hem, die ons geboren
de uwe wilde worden. |
Virgo singularis,
inter omnes mitis,
nos, culpis solutos,
mites fac et castos. |
Wonderste der maagden,
zachtste gij van allen,
maak ons los van zonde,
mild van aard en zuiver. |
Vitam praesta puram,
iter para tutum,
ut, videntes Jesum,
semper collaetemur. |
Geef een zuiver leven,
baan ons veil'ge wegen,
dat wij, Jesus ziende,
altijd samen blij zijn. |
Sit laus Deo Patri,
summo Christo decus,
Spiritui Sancto,
Tribus honor unus. |
Lof zij God den Vader,
roem aan Christus' hoogheid,
en den Geest, den Heil'gen,
ene eer Hun drieën. |
Amen. |
Amen. |
℣. Diffusa est gratia in labiis tuis. ℟. Propterea benedixit te Deus in aeternum. |
℣. Bevalligheid ligt uitgegoten op uw lippen. ℟. Daarom heeft God u gezegend in eeuwighed. |
Ant. Beata Mater. |
Ant. Zalige Moeder. |
Gedurende de Advent:
Ant. Spiritus Sanctus. |
Ant. De Heilige Geest. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. Magnum hereditatis mysterium. |
Ant. O groot geheim van vruchtbaarheid. |
| |
| |
Gedurende de Paastijd:
Ant. Koningin des hemels. |
Ant. Regina caeli. |
| |
Lofzang magnificat Luc. 1, 46-55
Mijn ziel * verheft den Heer, |
Magnificat * anima mea Dominum; |
En mijn geest verheugt zich * in God, mijn Zaligmaker. |
Et exsultavit spiritus meus * in Deo, salutari meo. |
Want Hij zag neer op de geringheid van zijn dienstmaagd; * zie, van nu af zullen mij zalig prijzen alle geslachten. |
Quia respexit humilitatem ancillae suae; * ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes generationes. |
Want Hij die machtig is, heeft grote dingen aan mij gedaan, * en heilig is zijn Naam. |
Quia fecit mihi magna qui potens est; * et sanctum nomen ejus. |
En zijn ontferming reikt van geslacht tot geslacht * voor hen die Hem vrezen. |
Et misericordia ejus a progenie in progenies * timentibus eum. |
Met kracht heeft Hij zijn arm verheven, * verstrooid de hoogmoedigen van hart; |
Fecit potentiam in brachio suo; * dispersit superbos mente cordis sui. |
Machtigen heeft Hij van hun troon gestoten * en geringen verheven; |
Deposuit potentes de sede, * et exaltavit humiles. |
Hongerigen met goederen overladen * en rijken ledig weggezonden. |
Esurientes implevit bonis; * et divites dimisit inanes. |
Opgenomen heeft Hij Israël, zijn dienaar, * zijner ontferming indachtig. |
Suscepit Israël, puerum suum, * recordatus misericordiae suae. |
Gelijk Hij beloofd had aan onze vaderen, * aan Abraham en zijn zaad in eeuwigheid. |
Sicut locutus est ad patres nostros, * Abraham, et semini ejus in saecula. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Zalige Moeder en ongerepte Maagd, roemrijke Koningin der wereld, wees onze voorspraak bij den Heer. |
Ant. Beata Mater, et intacta Virgo, gloriosa Regina mundi, intercede pro nobis ad Dominum. |
Gedurende de Advent:
Ant. De Heilige Geest zal over u nederdalen, Maria; vrees niet, gij zult in uw schoot dragen den Zoon van God, alleluja. |
Ant. Spiritus Sanctus in te descendet, Maria; ne timeas, habebis in utero Filium Dei, alleluja. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. O groot geheim van vruchtbaarheid: de schoot van haar die geen man bekende, is de tempel |
Ant. Magnum hereditatis mysterium: templum Dei factus est uterus nescientis |
| |
| |
virum; non est pollutus ex ea carnem assumens. Omnes gentes venient, dicentes: Gloria tibi, Domine. |
Gods geworden, en onbevlekt bleef Hij die uit haar het vlees aannam. Daarom zullen alle volken komen en zeggen: Lof zij U, o Heer. |
Gedurende de Paastijd:
Ant. Regina caeli, laetare, alleluja; quia quem meruisti portare, alleluja; resurrexit, sicut dixit, alleluja; ora pro nobis Deum, alleluja. |
Ant. Koningin des hemels, verheug u, alleluja; want Dien gij waardig zijt geweest te dragen, alleluja; is verrezen gelijk Hij gezegd heeft, alleluja; bid God voor ons, alleluja. |
|
Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U onzer. |
Christe, eleison. |
Christus, ontferm U onzer. |
Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U onzer. |
|
℣. Domine, exaudi orationem meam. ℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℣. Heer, verhoor mijn gebed. ℟. En mijn geroep kome tot U. |
|
Oremus. - Concede nos famulos tuos, quaesumus, Domine Deus, perpetua mentis et corporis sanitate gaudere: et gloriosa beatae Mariae semper Virginis intercessione, a praesenti liberari tristitia, et aeterna perfrui laetitia. Per Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - Geef uw dienaren, bidden wij, Heer God, ons in bestendige gezondheid naar geest en lichaam te verheugen; en door de roemrijke voorspraak van de zalige Maria altijd Maagd, uit de tegenwoordige droefheid bevrijd te worden en de eeuwige blijdschap te genieten. Door onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Gedurende de Advent:
Oremus. - Deus, qui de beatae Mariae Virginis utero Verbum tuum, angelo nuntiante, carnem suscipere voluisti: praesta supplicibus tuis; ut, qui vere eam Genitricem Dei credimus, ejus apud te intercessionibus adjuvemur. Per eundem Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟ Amen. |
Laat ons bidden. - God, die wilde dat uw Woord op de boodschap des engels het vlees aannam uit de schoot der zalige Maagd Maria; verleen ons op ons smeken: dat wij die haar gelovig erkennen als Moeder van God, door haar voorspraak bij U worden geholpen. Door denzelfden Jesus Christus uw Zoon onzen Heer, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟ Amen. |
| |
| |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Laat ons bidden. - God, die door de vruchtbare maagdelijkheid van de zalige Maria aan de mensheid de beloning der eeuwige zaligheid hebt geschonken; geef, bidden wij: dat wij de voorspraak ondervinden van haar, door wie wij den Gever van het leven mochten ontvangen, onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Oremus. - Deus, qui salutis aeternae, beatae Mariae virginitate fecunda, humano generi praemia praestitisti: tribue, quaesumus; ut ipsam pro nobis intercedere sentiamus, per quam meruimus auctorem vitae suscipere, Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
| |
Gedachtenis der heiligen
¶ De volgende gedachtenis wordt ook gezegd van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis.
Ant. Heiligen Gods, gewaardigt u allen onze voorspraak te zijn voor ons en aller heil. |
Ant. Sancti Dei omnes, intercedere dignemini pro nostra omniumque salute. |
|
℣. Verheugt u in den Heer en springt op van vreugde, gerechtigen. ℟. En jubelt, alle rechtvaardigen van hart. |
℣. Laetamini in Domino, et exsultate, justi. ℟. Et gloriamini, omnes recti corde. |
|
Laat ons bidden. - Bescherm, Heer, uw volk, en door zijn vertrouwen op de schutse van uw apostelen Petrus en Paulus en de andere apostelen, bewaar het in blijvende hoede. |
Oremus. - Protege, Domine, populum tuum, et apostolorum tuorum Petri et Pauli, et aliorum apostolorum patrocinio confidentem, perpetua defensione conserva. |
Al uw heiligen, bidden wij, Heer, mogen ons overal helpen, en ons, bij de herdenking hunner verdiensten, hun bescherming doen ervaren; geef uw vrede aan onze dagen en weer van uw Kerk alle boosheid; beschik het komen en gaan, de daden en bedoelingen van ons en al uw dienaren naar de mildheid van uw heil; vergeld onze weldoeners met de eeuwige goederen, en verleen aan alle overleden gelovigen de eeuwige rust. Door onzen Heer Jesus Christus uw |
Omnes sancti tui, quaesumus, Domine, nos ubique adjuvent: ut, dum eorum merita recolimus, patrocinia sentiamus: et pacem tuam nostris concede temporibus, et ab Ecclesia tua cunctam repelle nequitiam; iter, actus et voluntates nostras, et omnium famulorum tuorum, in salutis tuae prosperitate dispone; benefactoribus nostris sempiterna bona retribue, et omnibus fidelibus |
| |
| |
defunctis requiem aeternam concede. Per Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Gedurende de Advent bidden wij ter gedachtenis der heiligen:
Ant. Ecce Dominus veniet, et omnes sancti ejus cum eo, et erit in die illa lux magna, alleluja. |
Ant. Zie, de Heer zal komen en al zijn heiligen met Hem; en op die dag zal er een groot licht zijn, alleluja. |
|
℣. Ecce apparebit Dominus super nubem candidam. ℟. Et cum eo sanctorum millia. |
℣. Zie, de Heer zal verschijnen op een lichtende wolk. ℟. En met Hem duizenden van heiligen. |
|
Oremus. - Conscientias nostras, quaesumus, Domine, visitando purifica: ut veniens Jesus Christus Filius tuus Dominus noster cum omnibus sanctis, paratam sibi in nobis inveniat mansionem: qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - Reinig, bidden wij, Heer, ons geweten door uw bezoek; opdat, als komen zal Jesus Christus uw Zoon onze Heer, Hij in ons een Hem welbereide woning vinde; die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
|
℣. Domine, exaudi orationem meam. ℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℣. Heer, verhoor mijn gebed. ℟. En mijn geroep kome tot U. |
℣. Benedicamus Domino. ℟. Deo gratias. |
℣. Zegenen wij den Heer. ℟. Gode zij dank. |
℣. Fidelium animae per misericordiam Dei requiescant in pace. ℟. Amen. |
℣. Dat de zielen der gelovigen door de barmhartigheid Gods rusten in vrede. ℟. Amen. |
Indien de Completen niet onmiddellijk op de Vespers volgen, bidt men tot slot:
Pater noster... (secreto) |
Onze Vader... (in stilte) |
℣. Dominus det nobis suam pacem. ℟. Et vitam aeternam. Amen. |
℣. De Heer geve ons zijn vrede. ℟. En het eeuwige leven. Amen. |
En een van de antifonen ter ere van de heilige Moeder Gods (bladz. 200 vlg.)
℣. Divinum auxilium maneat semper nobiscum. ℟. Amen. |
℣. Moge Gods hulp voortdurend met ons blijven. ℟. Amen. |
| |
| |
| |
De completen
Wees gegroet, Maria... (in stilte) |
Ave Maria... (secreto) |
|
℣. Doe ons tot U keren, God ons heil. ℟. En wend uw toorn van ons af. |
℣. Converte nos, Deus, salutaris noster. ℟. Et averte iram tuam a nobis. |
|
℣. God, kom mij te hulp. ℟. Heer, haast U mij te helpen. |
℣. Deus, in adjutorium meum intende. ℟. Domine ad adjuvandum me festina. |
Eer aan den Vader. Alleluja of Lof zij U, Heer, Koning der eeuwige heerlijkheid. |
Gloria Patri. Alleluja sive Laus tibi, Domine, Rex aeternae gloriae. |
| |
Psalm 128
Dikwijls hebben zij mij bestreden sinds mijn jeugd, * mag Israël nu zeggen; |
Saepe expugnaverunt me a juventute mea, * dicat nunc Israël; |
Dikwijls hebben zij mij bestreden sinds mijn jeugd, * maar zij konden mij niet overwinnen. |
Saepe expugnaverunt me a juventute mea; * etenim non potuerunt mihi. |
Op mijn rug beproefden de bozen hun kracht, * hebben zij hun snoodheid voortgezet. |
Supra dorsum meum fabricaverunt peccatores, * prolongaverunt iniquitatem suam. |
De Heer, die rechtvaardig is, heeft de nekken der bozen gebroken; * mogen te schande worden en terugdeinzen allen die Sion haten. |
Dominus justus concidit cervices peccatorum; * confundantur et convertantur retrorsum omnes, qui oderunt Sion. |
Mogen zij worden als gras op de daken, * dat verdort, eer men het uitrukt, |
Fiant sicut foenum tectorum, * quod priusquam evellatur, exaruit. |
Waarmede de maaier zijn hand niet vult, * noch de schovenbinder zijn schoot; |
De quo non implevit manum suam qui metit, * et sinum suum qui manipulos colligit; |
Zodat zij die voorbijgaan, niet zeggen: ‘De zegen des Heren zij over u; * wij zegenen u in de Naam des Heren’. |
Et non dixerunt qui praeteribant: ‘Benedictio Domini super vos;* benediximus vobis in nomine Domini’. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
| |
Psalm 129
Uit de diepten roep ik tot U, Heer; * Heer, hoor mijn klagen. |
De profundis clamavi ad te, Domine; * Domine, exaudi vocem meam. |
| |
| |
Fiant aures tuae intendentes, * in vocem deprecationis meae. |
Laat uw oor luisteren * naar mijn roepen en smeken. |
Si iniquitates observaveris, Domine, * Domine, quis sustinebit? |
Als Gi onze zonden indachtig blijft, Heer; * Heer, wie zal stand houden? |
Quia apud te propitiatio est; * et propter legem tuam sustinui te, Domine. - |
Maar bij U is vergeving, * en wegens uw wet mag ik op U, Heer, vertrouwen. - |
Sustinuit anima mea in verbo ejus; * speravit anima mea in Domino. |
Daarom vertrouwt mijn ziel op zijn woord, * vertrouwt mijn ziel op den Heer. |
A custodia matutina usque ad noctem * speret Israël in Domino. |
Van de morgenwake tot de nacht * ziet Israël uit naar den Heer. |
Quia apud Dominum misericordia; * et copiosa apud eum redemptio. |
Want bij den Heer is ontferming, * en overvloedig is zijn verlossing. |
Et ipse redimet Israël * ex omnibus iniquitatibus ejus. |
Hij zelf zal Israël bevrijden * van al zijn zonden. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
| |
Psalm 130
Domine, non est exaltatum cor meum; * neque elati sunt oculi mei. |
Heer, mijn hart is niet hoogmoedig * en mijn ogen zijn niet trots. |
Neque ambulavi in magnis; * neque in mirabilibus super me. |
Ik streef geen dingen na die al te groot * of te verheven voor mij zijn. |
Si non humiliter sentiebam, * sed exaltavi animam meam; |
Maar ik heb mijn ziel tot rust gebracht * en haar doen zwijgen; |
Sicut ablactatus est super matre sua, * ita retributio in anima mea. |
Gelijk een verzadigd kind bij zijn moeder, * zo is mijn ziel bevredigd. |
Speret Israël in Domino, * ex hoc nunc et usque in saeculum. |
Hoop, Israël, op den Heer, * van nu af tot in eeuwigheid. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
| |
Lofzang
Memento, rerum Conditor,
nostri quod olim corporis,
sacrata ab alvo Virginis
nascendo, formam sumpseris. |
Gedenk, o Schepper van 't heelal,
hoe G'onze lijfsgedaante eens,
uit de gewijde maagdenschoot
geboortig, zelve hebt aanvaard. |
| |
| |
Maria, Moeder der gena,
Moeder ook der goedgunstigheid,
tegen den vijand sta ons bij,
en in het doodsuur neem ons op. |
Maria, Mater gratiae,
dulcis Parens clementiae,
tu nos ab hoste protege,
et mortis hora suscipe. |
Jesus, aan U zij heerlijkheid,
die zijt geboren uit de Maagd,
met Vader en met milden Geest,
in aller eeuwen eeuwigheid. |
Jesu, tibi sit gloria,
qui natus es de Virgine,
cum Patre et almo Spiritu,
in sempiterna saecula. |
Amen. |
Amen. |
¶ Het volgende kapittel lezen wij ook van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis.
| |
Kapittel Eccli. 24, 24
Ik ben de moeder der schone liefde, der vreze, der kennis en der heilige hoop. ℟. Gode zij dank. |
Ego mater pulchrae dilectionis, et timoris, et agnitionis, et sanctae spei. ℟. Deo gratias. |
℣. Bid voor ons, heilige Moeder van God. ℟. Opdat wij waardig worden de beloften van Christus. |
℣. Ora pro nobis, sancta Dei Genitrix. ℟. Ut digni efficiamur promissionibus Christi. |
Ant. Onder uw bescherming. |
Ant. Sub tuum praesidium. |
Gedurende de Advent:
Kapittel. Zie, de maagd zal ontvangen en een zoon baren; en men zal hem noemen: God met ons. Boter en honing zal hij eten, totdat hij het kwade weet te verwerpen en het goede te kiezen. ℟. Gode zij dank. |
Capitulum (Is. 7, 14-15). Ecce virgo concipiet, et pariet filium, et vocabitur nomen ejus Emmanuel. Butyrum et mel comedet, ut sciat reprobare malum et eligere bonum. ℟. Deo gratias. |
℣. De engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt. ℟. En zij heeft ontvangen van den Heiligen Geest. |
℣. Angelus Domini nuntiavit Mariae. ℟. Et concepit de Spiritu Sancto. |
Ant. De Heilige Geest. |
Ant. Spiritus Sanctus. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. O groot geheim van vruchtbaarheid. |
Ant. Magnum hereditatis mysterium. |
Gedurende de Paastijd:
Ant. Koningin des hemels. |
Ant. Regina caeli. |
| |
Lofzang van Simeon Luc. 2, 29-32
Nu laat Gij, Heer, uw dienaar gaan * volgens uw woord in vrede; |
Nunc dimittis servum tuum, Domine, * secundum verbum tuum in pace; |
| |
| |
Quia viderunt oculi mei * salutare tuum, |
Want mijn ogen * hebben uw heil gezien, |
Quod parasti * ante faciem omnium populorum: |
Dat Gij bereid hebt * voor het aanschijn aller volkeren: |
Lumen ad revelationem gentium, * et gloriam plebis tuae Israël. |
Een licht tot openbaring aan de heidenen * en tot heerlijkheid van uw volk Israël. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Sub tuum praesidium confugimus, sancta Dei Genitrix; nostras deprecationes ne despicias in necessitatibus, sed a periculis cunctis libera nos semper, Virgo gloriosa et benedicta. |
Ant. Onder uw bescherming vluchten wij, heilige Moeder van God; versmaad onze gebeden niet in onze nood, maar verlos ons altijd van alle gevaren, o glorierijke en gezegende Maagd. |
Gedurende de Advent:
Ant. Spiritus Sanctus in te descendet, Maria; ne timeas, habebis in utero Filium Dei, alleluja. |
Ant. De Heilige Geest zal over u nederdalen, Maria; vrees niet, gij zult in uw schoot dragen den Zoon van God, alleluja. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Ant. Magnum hereditatis mysterium: templum Dei factus est uterus nescientis virum, non est pollutus ex ea carnem assumens. Omnes gentes venient, dicentes: Gloria tibi, Domine. |
Ant. O groot geheim van vruchtbaarheid: de schoot van haar die geen man bekende, is de tempel Gods geworden, en onbevlekt bleef Hij die uit haar het vlees aannam. Daarom zullen alle volken komen en zeggen: Lof zij U, o Heer. |
Gedurende de Paastijd:
Ant. Regina caeli, laetare, alleluja; quia quem meruisti portare, alleluja; resurrexit, sicut dixit, alleluja; ora pro nobis Deum, alleluja. |
Ant. Koningin des hemels, verheug u, alleluja; want Dien gij waardig zijt geweest te dragen, alleluja; is verrezen zoals Hij gezegd heeft, alleluja; bid God voor ons, alleluja. |
|
Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U onzer. |
Christe, eleison. |
Christus, ontferm U onzer. |
Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U onzer. |
|
℣. Domine, exaudi orationem meam. ℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℣. Heer, verhoor mijn gebed. ℟. En mijn geroep kome tot U. |
|
Oremus. - Beatae et gloriosae semper Virginis Mariae, quaesumus, Domine, |
Laat ons bidden. - Moge de roemrijke voorspraak, bidden wij, Heer, der zalige en roem- |
| |
| |
rijke Maria altijd Maagd, ons beschermen, en geleiden tot het eeuwige leven. Door onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
intercessio gloriosa nos protegat, et ad vitam perducat aeternam. Per Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Gedurende de Advent:
Laat ons bidden. - God, die wilde dat uw Woord op de boodschap des engels het vlees aannam uit de schoot der zalige Maagd Maria; verleen ons op ons smeken: dat wij die haar gelovig erkennen als Moeder van God, door haar voorspraak bij U worden geholpen. Door denzelfden Jesus Christus uw Zoon onzen Heer, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Oremus. - Deus, qui de beatae Mariae Virginis utero Verbum tuum, angelo nuntiante, carnem suscipere voluisti: praesta supplicibus tuis; ut, qui vere eam Genitricem Dei credimus, ejus apud te intercessionibus adjuvemur. Per eundem Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Van Kerstmis tot en met Maria-Lichtmis:
Laat ons bidden. - God, die door de vruchtbare maagdelijkheid van de zalige Maria aan de mensheid de beloning der eeuwige zaligheid hebt geschonken; geef, bidden wij; dat wij de voorspraak ondervinden van haar, door wie wij den Gever van het leven mochten ontvangen, onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Oremus. - Deus, qui salutis aeternae, beatae Mariae virginitate fecunda, humano generi praemia praestitisti: tribue, quaesumus; ut ipsam pro nobis intercedere sentiamus, per quam meruimus auctorem vitae suscipere, Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculolorum. ℟. Amen. |
|
℣. Heer, verhoor mijn gebed. ℟. En mijn geroep kome tot U. |
℣. Domine, exaudi orationem meam. ℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℣. Zegenen wij den Heer. ℟. Gode zij dank. |
℣. Benedicamus Domino. ℟. Deo gratias. |
| |
Zegen
Zegene en beware ons de almachtige en barmhartige Heer, |
Benedicat et custodiat nos omnipotens et misericors |
| |
| |
Dominus, Pater, et Filius, et Spiritus Sanctus, ℟. Amen. |
de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. ℟. Amen. |
En tot slot een van de antifonen ter ere van de heilige Moeder van God (bladz. 200 vlg.).
℣. Divinum auxilium maneat semper nobiscum. ℟. Amen. |
℣. Moge Gods hulp voortdurend met ons blijven. ℟. Amen. |
En in stilte bidden wij nog Onze Vader, Wees gegroet en Ik geloof in God den almachtigen Vader.
| |
Gebed na de getijden
Sacrosanctae et individuae Trinitati, crucifixi Domini nostri Jesu Christi humanitati, beatissimae et gloriosissimae semperque Virginis Mariae fecundae integritati, et omnium sanctorum universitati sit sempiterna laus, honor, virtus et gloria ab omni creatura, nobisque remissio omnium peccatorum, per infinita saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Aan de allerheiligste Drievuldigheid, één in wezen; aan de mensheid van onzen gekruisigden Heer Jesus Christus; aan de zeer heilige en roemrijke, altijddurende en vruchtbare ongeschondenheid van de Maagd Maria; en aan geheel de menigte der heiligen, zij eeuwige lof, eer, macht en heerlijkheid gebracht door ieder schepsel; en ons worde vergiffenis geschonken van al onze zonden; door de ongemeten eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
℣. Beata viscera Mariae Virginis, quae portaverunt aeterni Patris Filium. ℟. Et beata ubera, quae lactaverunt Christum Dominum. |
℣. Gelukkig de schoot van de Maagd Maria, die den Zoon van den eeuwigen Vader heeft gedragen. ℟. En gelukkig de borsten, welke Christus den Heer hebben gevoed. |
En vervolgens Onze Vader en Wees gegroet.
|
-
voetnoot1)
- De oorspronkelijke tekst van deze lofzang luidt:
O glorievolle Heerseres,
verheven boven 't sterrenheir,
Hem die u schiep hebt gij met zorg
aan uwe heil'ge borst gevoed. |
O gloriosa Domina,
excelsa super sidera,
qui te creavit, provide
lactasti sacro ubere. |
Wat Eva triest ontnam, gij geeft
het weer in uw verheven Kind;
ons armen nodend in te gaan
zij gij een hemelvenster ons. |
Quod Heva tristis abstulit,
tu reddis almo germine:
intrent ut astra flebiles,
caeli fenestra facta es. |
Gij zijt des hogen Konings deur,
de schitterende poort des lichts;
voor 't leven dat de Maagd ons gaf,
verloste volken, zingt uw lied. |
Tu Regis alti janua,
et porta lucis fulgida:
vitam datam per Virginem,
gentes redemptae, plaudite. |
U zij de heerlijkheid, o Heer,
die zijt geboren uit de Maagd,
met Vader en met Heil'gen Geest,
in aller eeuwen eeuwigheid. |
Gloria tibi, Domine,
qui natus es de Virgine,
cum Patre et Sancto Spiritu,
in sempiterna saecula. |
Amen. |
Amen. |
-
voetnoot1)
- De oorspronkelijke tekst van deze lofzang luidt:
Memento, salutis Auctor,
quod nostri Quondam corporis,
ex illibata Virgine
nascendo, formam sumpseris. |
Gedenk, bewerker van het heil,
hoe G'onze lijfsgedaante eens,
uit deze onverlette Maagd
geboortig, zelve hebt aanvaard. |
Maria, Mater gratiae,
Mater misericordiae,
tu nos ab hoste protege
et hora mortis suscipe, |
Maria, Moeder der gena,
en Moeder van barmhartigheid,
tegen den vijand sta ons bij
en in het doodsuur neem ons op. |
Gloria tibi, Domine,
qui natus es de Virgine,
cum Patre et Sancto Spiritu,
in sempiterna saecula. |
U zij de heerlijkheid, o Heer,
die zijt geboren uit de Maagd,
met Vader en met Heil'gen Geest
in aller eeuwen eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
|