| |
Getijden op het feest van de smarten van de heilige Moeder Gods
De eerste vespers
Op 14 September bidden wij de Eerste Vespers, welke gelijk zijn aan de Vespers op 15 September, bladz. 1044, behalve het onderstaande:
Ad Magn. Ant. Nolite * me considerare quod fusca sim, quia decoloravit me sol. Filii matris meae pugnaverunt contra me. |
Ant. bij Magn. Verwijt mij niet, * dat ik onschoon ben, want de zon heeft mij ontkleurd. De zonen mijner moeder hebben tegen mij gestreden. |
Na het gebed wordt de Gedachtenis van de Verheffing van het Kruis des Heren ingevoegd:
Ant. O Crux benedicta, * quae sola fuisti digna portare Regem caelorum et Dominum, alleluja. |
Ant. O gezegend Kruis, * dat alleen waardig zijt geweest den Koning en Heer der hemelen te dragen, alleluja. |
℣. Hoc signum Crucis erit in caelo. ℟. Cum Dominus ad judicandum venerit. |
℣. Dit teken van het Kruis zal aan de hemel zijn. ℟. Wanneer de Heer ten oordeel komt. |
Oremus. - Deus, qui nos hodierna die Exaltationis |
Laat ons bidden. - God, die ons heden verblijdt door het |
| |
| |
jaarlijks feest van de Verheffing van het heilig Kruis; geef, vragen wij, dat wij in de hemel de vruchten ontvangen van de verlossing van Hem, wiens geheim wij op aarde hebben gekend. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
sanctae Crucis annua solemnitate laetificas: praesta, quaesumus; ut, cujus mysterium in terra cognovimus, ejus redemptionis praemia in caelo mereamur. Per eundem Dominum. |
Op 14 en 15 September wordt de lofzang van de Completen met de volgende strofe besloten:
Jesus, aan U zij eer, die voor
uw dienaren geleden hebt,
met Vader en met milden Geest,
in ongemeten eeuwigheid. |
Jesu, tibi sit gloria,
qui passus es pro servulis,
cum Patre et almo Spiritu,
in sempiterna saecula. |
Amen. |
Amen. |
| |
De lauden
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
WAARHEEN * is uw Beminde gegaan, o schoonste der vrouwen? Waarheen heeft Zich uw Beminde gewend? Wij zullen Hem met u zoeken. |
QUO abiit * dilectus tuus, o pulcherrima mulier? quo declinavit dilectus tuus, et quaeremus eum tecum? |
De psalmen zoals op Zondag, bladz . 106.
2 Ant. Gaat heen van mij, * bitter wil ik wenen; poogt niet mij te troosten. |
2 Ant. Recedite a me, * amare flebo, nolite incumbere, ut consolemini me. |
3 Ant. Geen gedaante * is aan Hem en geen schoonheid; en wij zagen Hem, en Hij had geen gestalte die ons behaagt. |
3 Ant. Non est ei * species, neque decor, et vidimus eum, et non erat aspectus. |
4 Ant. Van zijn voetzool * tot de kruin van zijn hoofd is aan Hem geen gezondheid. |
4 Ant. A planta pedis * usque ad verticem capitis non est in eo sanitas. |
5 Ant. Steunt mij met bloemen, * onderstut mij met vruchten, want ik verkwijn van liefde. |
5 Ant. Fulcite me floribus, * stipate me malis, quia amore langueo. |
| |
Kapittel Klaagl. 2, 13
Waarmede zal ik u vergelijken, of aan wie u gelijk achten, doch- |
Cui comparabo te? vel cui assimilabo te, filia Jerusa- |
| |
| |
lem? cui exaequabo te, et consolabor te, virgo filia Sion? Magna est velut mare contritio tua. ℟. Deo gratias. |
ter Jerusalem? Waarmede zal ik u gelijkstellen, dat ik u trooste, maagd, dochter van Sion? Want groot als de zee is uw jammer. ℟. Gode zij dank. |
| |
Lofzang
Summae Deus clementiae,
septem dolores Virginis
plagasque Jesu Filii
fac rite nos revolvere. |
O God vol goedertierenheid,
geef ons de smarten van de Maagd
en Jesus' heil'ge wonden ook
te overwegen naar 't behoort. |
Nobis salutem conferant
Deiparae tot lacrimae,
quibus lavare sufficis
totius orbis crimina. |
Ons mogen zijn tot zaligheid
het lijden van de Moeder Gods
en zoveel tranen, dat Gij d'aard
daarmee van zonden zuiv'ren kunt. |
Sit quinque Jesu vulnerum
amara contemplatio,
sint et dolores Virginis
aeterna cunctis gaudia. |
Jesus vijf heil'ge wonden die
w'aanschouwen vol van droefenis,
de smarten ook der Maagd, dat zij
voor allen eeuw'ge vreugde zijn. |
Jesu, tibi sit gloria,
qui passus es pro servulis,
cum Patre et almo Spiritu,
in sempiterna saecula. |
Jesus, aan U zij eer, die voor
uw dienaren geleden hebt,
met Vader en met milden Geest,
in ongemeten eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Maria Virgo, per virtutem tot dolorum. ℟. Fac nos gaudere in regno caelorum. |
℣. Maria Maagd, door de kracht van zoveel smarten. ℟. Laat ons verblijd worden in het rijk der hemelen. |
Ant. Venite, * ascendamus ad montem Domini, et videte, si est dolor sicut dolor meus. |
Ant. Komt, * laat ons opgaan naar de berg des Heren; en ziet, of er een smart gelijk is aan de mijne. |
Lofzang Benedictus, bladz. 1089.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Oremus. - Deus, in cujus passione, secundum Simeonis prophetiam, dulcissimam animam gloriosae Virginis et Matris Mariae doloris gladius pertransivit: concede propi- |
Laat ons bidden. - God, bij wiens lijden, volgens de voorzegging van Simeon, het allertederst hart van de roemrijke Maagd en Moeder Maria met een zwaard van droefheid is doorstoken; verleen genadig |
| |
| |
dat wij, die in vroom herdenken haar smarten vereren, de zegenrijke uitwerking van uw lijden verwerven. Gij die leeft en heerst. |
tius; ut, qui dolores ejus venerando recolimus, passionis tuae effectum felicem consequamur: Qui vivis et regnas. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
| |
De vespers
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
WAARHEEN * is uw Beminde gegaan, o schoonste der vrouwen? Waarheen heeft Zich uw Beminde gewend? Wij zullen Hem met u zoeken. |
QUO abiit * dilectus tuus, o pulcherrima mulier? quo declinavit dilectus tuus, et quaeremus eum tecum? |
De psalmen zoals op de feesten van de heilige Moeder Gods, bladz. 1111.
2 Ant. Gaat heen van mij, * bitter wil ik wenen; poogt niet mij te troosten. |
2 Ant. Recedite a me, * amare flebo, nolite incumbere, ut consolemini me. |
3 Ant. Geen gedaante * is aan Hem en geen schoonheid; en wij zagen Hem, en Hij had geen gestalte die ons behaagt. |
3 Ant. Non est ei * species, neque decor, et vidimus eum, et non erat aspectus. |
4 Ant. Van zijn voetzool * tot de kruin van zijn hoofd is aan Hem geen gezondheid. |
4 Ant. A planta pedis * usque ad verticem capitis non est in eo sanitas. |
5 Ant. Steunt mij met bloemen, * onderstut mij met vruchten, want ik verkwijn van liefde. |
5 Ant. Fulcite me floribus, * stipate me malis, quia amore langueo. |
| |
Kapittel Klaagl. 2, 13
Waarmede zal ik u vergelijken, of aan wie u gelijk achten, dochter Jerusalem? Waarmede zal ik u gelijkstellen, dat ik u trooste, maagd, dochter van Sion? Want groot als de zee is uw jammer. ℟. Gode zij dank. |
Cui comparabo te? vel cui assimilabo te, filia Jerusalem? cui exaequabo te, et consolabor te, virgo filia Sion? Magna est velut mare contritio tua. ℟. Deo gratias. |
| |
| |
| |
Lofzang
Jam toto subitus vesper eat polo,
et sol attonitum praecipitet diem,
dum saevae recolo ludibrium necis
divinamque catastrophen. |
Nu rijze plotseling d'avond aan gans het zwerk
en 't zonlicht vliede deez' dag vol verschrikkingen,
als ik beschouw hoe in moedwil van wrede moord
god'lijk treurspel voltrokken wordt. |
Spectatrix aderas supplicio Parens,
malis uda, gerens cor adamantinum:
Natus funerea pendulus in cruce
altos dum gemitus dabat. |
Gij hebt, o Moeder, die foltering aangezien,
met wangen nat beschreid, ongeschokt bleef uw hart,
terwijl uw Zoon aan het kruis dat de dood Hem bracht
luide zuchtend te sterven hing. |
Pendens ante oculos Natus atrocibus
sectus verberibus, Natus hiantibus
fossus vulneribus, quot penetrantibus
te confixit aculeis. |
Als Hij daar hing voor uw ogen, doorkorven met
de wrede striemen van gesels en marteltuig,
doorploegd van gapende wonden, wat steken heeft
toen uw Zoon u wel toegebracht. |
Eheu! Sputa, alapae, verbera, vulnera,
clavi, fel, aloë, spongia, lancea,
sitis, spina, cruor, quam varia pium
cor pressere tyrannide! |
Ach, speeksel, vuistslag en geselstriem, wonden al,
azijn en nagelen, alsem en scherpe lans,
en dorst en doornen en bloed, op hun wijze hoe
prangen elk zij het Moederhart. |
Cunctis interea stat generosior
Virgo Martyribus: prodigio novo,
in tantis moriens non moreris, Parens,
diris fixa doloribus. |
De Maagd, verhevener dan alle martelaars,
houdt moedig stand; en in wonder nog nooit gehoord,
al sterft gij duizendvoud, Moeder, toch sterft gij niet,
wat al smart u wordt aangedaan. |
Sit summae Triadi gloria, laus, honor,
a qua suppliciter, sollicita prece,
posco virginei roboris aemulas
vires rebus in asperis. |
Aan U, Drievuldigheid, lof, eer en heerlijkheid,
die op mijn nederig bidden en smeken mij
verlene sterk te zijn, krachtig gelijk de Maagd,
waar mijn zwakheid versagen mocht. |
Amen. |
Amen. |
| |
| |
℣. Koningin der martelaren, bid voor ons. ℟. Gij die naast het kruis van Jesus niet hebt gewankeld. |
℣. Regina Martyrum, ora pro nobis. ℟. Quae juxta crucem Jesu constitisti. |
Ant. Droefheid heeft mij overweldigd; * mijn aangezicht is opgezwollen van het wenen, en mijn oogleden zijn verduisterd. |
Ant. Oppressit me dolor, * et facies mea intumuit a fletu, et palpebrae meae caligaverunt. |
Lofzang Magnificat, bladz. 1118.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
|
Laat ons bidden. - God, bij wiens lijden, volgens de voorzegging van Simeon, het allertederst hart van de roemrijke Maagd en Moeder Maria met een zwaard van droefheid is doorstoken; verleen genadig dat wij, die in vroom herdenken haar smarten vereren, de zegenrijke uitwerking van uw lijden verwerven. Gij die leeft en heerst. |
Oremus. - Deus, in cujus passione, secundum Simeonis prophetiam, dulcissimam animam gloriosae Virginis et Matris Mariae doloris gladius pertransivit: concede propitius; ut, qui dolores ejus venerando recolimus, passionis tuae effectum felicem consequamur: Qui vivis et regnas. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
Onze Vader. |
Pater. |
De Heer geve ons. |
Dominus det nobis. |
En tot slot een van de antifonen ter ere van de heilige Moeder Gods volgens de tijd van het jaar, bladz. 200 vlg.
| |
Gebed van den zaligen Henricus Suso
Reine Moeder, hoe onpeilbaar ook uw droefheid is, hoe diep uw leed - zó diep, dat het in aller harten weerklank vindt - toch meen ik dat het u enige vreugde geeft uw gestorven Kind zo teder te omhelzen. O vrouwe rein en vol liefde, leg op geestelijke wijze uw Kind ook op mijn knieën, opdat ik Hem beschouwe in zijn dood en gevoele, voor zover mij dit mogelijk is, in de geest en door overweging, wat gij in werkelijkheid hebt geleden.
O reine Moeder, mijn ziel blijft in droefenis en medelijden bij u, en volgt u met een groot verlangen; en in mijn gedachten begeleid ik u, met liefde, lof en dankbaarheid, nu gij door de poort van Jerusalem van het graf terugkeert naar uw woning. Geef, tedere en reine Moeder, mijn opperste vertroosting, dat mijn
| |
| |
ziel bij haar laatste afscheid door u worde binnengeleid in het vaderland en een plaats verkrijge in de eeuwige zaligheid.
Verkrijg voor mij, Moeder vol liefde, bij uw zeerbeminden Zoon, dat ik door zijn lijden en door uw smarten al mijn droefheid en smarten te boven kome, opdat ik mij in zijn graf voor alle tijdelijke zorgen en verwikkelingen verberge, en geheel deze wereld mij worde tot een ballingsoord. Geef mij naar Hem alleen te hunkeren, en tot mijn laatste adem getrouw te volharden in zijn lof en in uw dienst. Amen.
| |
* Ter ere van de zeven smarten van de Moeder Gods
God, kom mij te hulp.
Heer, haast U mij te helpen. Eer aan den Vader...
Ik lijd met u mede, bedroefde Maria, om de droefheid die uw teder hart heeft geleden bij de voorzegging van den heiligen grijsaard Simeon. Lieve Moeder, om uw zo bedroefd hart, verkrijg mij de deugd van nederigheid en de gave van de heilige vreze Gods. Wees gegroet...
Ik lijd met u mede, bedroefde Maria, om de angst die uw allergevoeligst hart heeft geleden bij de vlucht naar Egypte en het verblijf aldaar. Lieve Moeder, om uw zo benauwd hart, verkrijg mij de deugd van vrijgevigheid, vooral jegens de armen, en de gave van godsvrucht. Wees gegroet...
Ik lijd met u mede, bedroefde Maria, om de smart welke uw zorgzaam hart heeft geleden bij het verlies van uw lieven Jesus. Lieve Moeder, om uw zo diep verontrust hart, verkrijg mij de deugd van kuisheid en de gave van wetenschap. Wees gegroet...
Ik lijd met u mede, bedroefde Maria, om de verslagenheid welke uw hart gevoelde bij de ontmoeting van Jesus, toen Hij zijn kruis droeg. Lieve Moeder, om uw zo zwaar beproefd hart, verkrijg mij de deugd van geduld en de gave van sterkte. Wees gegroet...
Ik lijd met u mede, bedroefde Maria, om de marteling welke uw edelmoedig hart onderging, toen gij bij Jesus stond in zijn doodsstrijd. Lieve Moeder, om uw aldus gemarteld hart, verkrijg mij de deugd van matigheid en de gave van raad. Wees gegroet...
Ik lijd met u mede, bedroefde Maria, om de uiterste smart welke uw moederlijk hart heeft geleden, toen de lans Jesus' zijde scheurde en zijn allerbeminnelijkst Hart trof. Lieve Moeder, om uw aldus doorstoken hart, verkrijg mij de deugd van naastenliefde en de gave van verstand. Wees gegroet...
Ik lijd met u mede, bedroefde Maria, om de bitterste pijn welke uw minnend hart heeft geleden bij de begrafenis van Jesus. Lieve Moeder, om uw met bitterheid verzadigd hart, verkrijg mij de deugd van ijver en de gave van wijsheid. Wees gegroet...
| |
| |
℣. Bid voor ons, allerbedroefste Maagd.
℟. Opdat wij de beloften van Christus waardig worden.
Laat ons bidden. - Spreke bij uw goedertierenheid ten beste, vragen wij, Heer Jesus Christus, nu en in het uur van onze dood, de zalige Maagd Maria uw Moeder, wier allerheiligste ziel in het uur van uw lijden met het zwaard van droefheid werd doorboord. Door U, Jesus Christus, Zaligmaker der wereld, die met den Vader en den Heiligen Geest leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
De lofzang STABAT MATER vindt men op bladz. 989.
|
|