| |
Getijden op het feest van Maria-bezoek
De eerste vespers
Op 1 Juli bidden wij de Eerste Vespers, welke gelijk zijn aan de Vespers op 2 Juli, bladz. 1018, behalve het onderstaande:
Ant. bij Magn. Zalig zijt gij, * Maria, dat gij hebt geloofd; want in u zal vervuld worden wat u door den Heer is gezegd, alleluja. |
Ad Magn. Ant. Beata es, * Maria, quae credidisti: perficientur in te quae dicta sunt tibi a Domino, alleluja. |
Na het gebed wordt de Gedachtenis van het Allerkostbaarst Bloed des Heren ingevoegd:
Ant. Gij zult nu deze dag * onderhouden als een gedenkdag, en hem vieren als een hoogtij voor den Heer in uw geslachten met altijddurende viering. |
Ant. Habebitis autem * hunc diem in monumentum: et celebrabitis eum solemnem Domino in generationibus vestris cultu sempiterno. |
℣. U bidden wij dan, kom uw dienaren te hulp. ℟. Die Gij met uw kostbaar Bloed hebt vrijgekocht. |
℣. Te ergo quaesumus, tuis famulis subveni. ℟. Quos pretioso sanguine redemisti. |
| |
| |
Oremus. - Omnipotens sempiterne Deus, qui unigenitum Filium tuum mundi Redemptorem constituisti, ac ejus Sanguine placari voluisti: concede, quaesumus, salutis nostrae pretium solemni cultu ita venerari, atque a praesentis vitae malis ejus virtute defendi in terris; ut fructu perpetuo laetemur in caelis. Per eundem Dominum. |
Laat ons bidden. - Almachtige, eeuwige God, die uw eniggeboren Zoon hebt aangesteld tot Verlosser der wereld, en hebt willen verzoend worden door zijn Bloed; geef, vragen wij, dat wij de losprijs van ons heil met zulk een plechtigheid vereren, en door zijn kracht tegen het kwaad van dit aardse leven zozeer worden beschermd, dat wij ons in de hemel eeuwig over de vrucht er van verheugen. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
| |
De lauden
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
EXSURGENS Maria * abiit in montana cum festinatione, in civitatem Juda. |
MARIA stond op * en ging haastig heen naar het gebergte, naar een stad van Juda. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106.
2 Ant. Intravit Maria * in domum Zachariae, et salutavit Elisabeth. |
2 Ant. Maria trad binnen * in het huis van Zacharias, en begroette Elisabeth. |
3 Ant. Ut audivit * salutationem Mariae Elisabeth, exsultavit infans in utero ejus, et repleta est Spiritu Sancto, alleluja. |
3 Ant. Toen Elisabeth * de groet van Maria vernam, sprong het kind op in haar schoot; en zij werd vervuld van den Heiligen Geest, alleluja. |
4 Ant. Benedicta * tu inter mulieres, et benedictus fructus ventris tui. |
4 Ant. Gezegend * zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht van uw schoot. |
5 Ant. Ex quo facta est * vox salutationis tuae in auribus meis, exsultavit infans in utero meo, alleluja. |
5 Ant. Zodra de klank * van uw groet mij in de oren klonk, sprong het kind op in mijn schoot, alleluja. |
| |
Kapittel Eccli. 24, 14
Ab initio et ante saecula creata sum, et usque ad futurum saeculum non de- |
Van de aanvang af, voor alle eeuwen ben ik voortgebracht, en ook in de komende eeuwen zal |
| |
| |
ik niet vergaan; en in zijn heilige woning verrichtte ik mijn dienstwerk voor zijn aanschijn. ℟. Gode zij dank. |
sinam, et in habitatione sancta coram ipso ministravi. ℟. Deo gratias. |
Lofzang O gloriosa virginum, bladz. 1088.
℣. Gezegend zijt gij onder de vrouwen. ℟. En gezegend is de vrucht van uw schoot. |
℣. Benedicta tu in mulieribus. ℟. Et benedictus fructus ventris tui. |
Ant. Toen Elisabeth * de groet van Maria vernam, hief zij aan met luide stem, en zeide: Vanwaar geschiedt mij dit, dat de Moeder van mijn Heer tot mij komt? alleluja. |
Ant. Cum audisset * salutationem Mariae Elisabeth, exclamavit voce magna et dixit: Unde hoc mihi, ut veniat mater Domini mei ad me? alleluja. |
Lofzang Benedictus, bladz. 1089.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
|
Laat ons bidden. - Schenk aan uw dienaren, vragen wij, Heer, de gave van uw hemelse genade; opdat hun, voor wie het moederschap der heilige Maagd het begin is geweest van hun heil, het plechtig feest van haar Bezoek vermeerdering van vrede verlene. Door onzen Heer. |
Oremus. - Famulis tuis, quaesumus, Domine, caelestis gratiae munus impertire: ut, quibus beatae Virginis partus exstitit salutis exordium; Visitationis ejus votiva solemnitas pacis tribuat incrementum. Per Dominum. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
| |
De vespers
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
MARIA stond op * en ging haastig heen naar het gebergte, naar een stad van Juda. |
EXSURGENS Maria * abiit in montana cum festinatione, in civitatem Juda. |
De psalmen zoals op de feesten van de heilige Moeder Gods, bladz. 1111.
2 Ant. Maria trad binnen * in het huis van Zacharias, en begroette Elisabeth. |
2 Ant. Intravit Maria * in domum Zachariae, et salutavit Elisabeth. |
3 Ant. Toen Elisabeth * de groet van Maria vernam, sprong |
3 Ant. Ut audivit * salutationem Mariae Elisabeth, |
| |
| |
exsultavit infans in utero ejus, et repleta est Spiritu Sancto, alleluja. |
het kind op in haar schoot; en zij werd vervuld van den Heiligen Geest, alleluja. |
4 Ant. Benedicta * tu inter mulieres, et benedictus fructus ventris tui. |
4 Ant. Gezegend * zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht van uw schoot. |
5 Ant. Ex quo facta est * vox salutationis tuae in auribus meis, exsultavit infans in utero meo, alleluja. |
5 Ant. Zodra de klank * van uw groet mij in de oren klonk, sprong het kind op in mijn schoot, alleluja. |
| |
Kapittel Eccli. 24, 14
Ab initio et ante saecula creata sum, et usque ad futurum saeculum non desinam, et in habitatione sancta coram ipso ministravi. ℟. Deo gratias. |
Van de aanvang af, voor alle eeuwen ben ik voortgebracht, en ook in de komende eeuwen zal ik niet vergaan; en in zijn heilige woning verrichtte ik mijn dienstwerk voor zijn aanschijn. ℟. Gode zij dank. |
Lofzang Ave maris stella, bladz. 1117.
℣. Benedicta tu in mulieribus. ℟. Et benedictus fructus ventris tui. |
℣. Gezegend zijt gij onder de vrouwen. ℟. En gezegend is de vrucht van uw schoot. |
Ant. Beatam me dicent * omnes generationes, quia ancillam humilem respexit Deus, alleluja. |
Ant. Zalig zullen mij prijzen * alle geslachten; want God heeft neergezien op zijn nederige dienstmaagd, alleluja. |
Lofzang Magnificat, bladz. 1118.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
|
Oremus. - Famulis tuis, quaesumus, Domine, caelestis gratiae munus impertire: ut, quibus beatae Virginis partus exstitit salutis exordium; Visitationis ejus votiva solemnitas pacis tribuat incrementum. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - Schenk aan uw dienaren, vragen wij, Heer, de gave van uw hemelse genade; opdat hun, voor wie het moederschap der heilige Maagd het begin is geweest van hun heil, het plechtig feest van haar Bezoek vermeerdering van vrede verlene. Door onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
Pater. |
Onze Vader. |
Dominus det nobis. |
De Heer geve ons. |
En tot slot de antifoon Salve Regina, bladz. 202.
| |
| |
| |
Gebed van Balaeus
Maria, dochter van David, wie zou u niet prijzen, daar toch de gehele schepping uw Zoon bewondert. Hoewel Maagd, hebt gij met moedermelk Hem gevoed, die zelf aan allen voedsel verschaft. Op uw gedenkdag verheugt zich de Kerk; door uw gebed moge de wereld ontferming verkrijgen. Eer zij U, Heer, op deze feestdag van uw Moeder, in de hemel en op aarde en in de vier windstreken der wereld.
| |
Gebed
In dit gebed uit de oude Spaanse liturgie wordt de Moeder Gods met de Kerk vergeleken. Haar vruchtbaarheid is de vruchtbaarheid der Kerk; in het Magnificat prijst de Kerk de genade des Heren met de woorden van zijn Moeder.
Zie, Heer, met de stem der heilige Moeder verheft U geheel de gemeente der Kerk als onzen Verlosser. Want gij hebt neergezien op de geringheid van uw dienstmaagd, zowel toen de heilige Maagd U heeft ontvangen, als toen de Kerk U in geloof heeft erkend; uit gene zijt Gij voortgekomen, deze hebt Gij verlost; terwijl alle geslachten gene zalig prijzen, worden in deze alle stammen der volkeren gezaligd. Neem dan, Heer, Israël uw volk op, uwer ontferming indachtig, Gij, die gesproken hebt tot onze vaderen; opdat de wonderbare verlossing van de gehele wereld de vervulling zij van uw goddelijke belofte.
Sta uw Kerk bij, barmhartige God, en reinig voortdurend de kinderen der uitverkiezing in haar schoot; gelijk Gij, verborgen in het lichaam van Maria, Joannes in de schoot van Elisabeth hebt geheiligd. Gij die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
|
|