Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens
(1951)–Cornelis Adrianus Bouman– Auteursrecht onbekend
[pagina 1011]
| |||||||||||||||||||||||||||
De laudenTot het Kapittel zijn de Lauden gelijk aan die van het Gemeenschappelijke gedurende de Advent (antifonen Missus est enz., welke ook vóór de psalmen in hun geheel worden gezegd), bladz. 1080. | |||||||||||||||||||||||||||
Kapittel Is. 7, 14-15
Lofzang O gloriosa virginum, bladz. 1088.
Lofzang Benedictus, bladz. 1089.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1012]
| |||||||||||||||||||||||||||
De vespersTot het Kapittel zijn de Vespers gelijk aan die van het Gemeenschappelijke gedurende de Advent (antifonen Missus est enz., welke ook vóór de psalmen in hun geheel worden gezegd), bladz. 1111. | |||||||||||||||||||||||||||
Kapittel Is. 7, 14-15
Lofzang Ave maris stella, bladz. 1117.
Op 24 Maart in de EERSTE VESPERS:
Lofzang Magnificat, bladz. 1118.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1013]
| |||||||||||||||||||||||||||
En tot slot de antifoon ter ere van de heilige Moeder Gods volgens de tijd van het jaar, bladz. 201 vlg.
¶ Indien wij vandaag de Kleine Getijden van de heilige Moeder Gods bidden, doen wij dit gelijk is aangegeven voor de Advent. | |||||||||||||||||||||||||||
Gebed tot Christus ter ere van zijn heilige menswordingDat U verheerlijken, o God, alle schepselen, nu Gij, hun Schepper, door hun vlees aan te nemen en te rusten in de maagdelijke schoot van de heilige Maria, het menselijk maaksel zozeer hebt willen verheerlijken. Op voorspraak dezer Moeder, vragen wij, geef ons naar geest en lichaam kuis te zijn, Gij, die de omsloten hof van haar sneeuwwitte eerbaarheid ook bij uw geboorte onverlet hebt bewaard. | |||||||||||||||||||||||||||
Gebed tot de heilige Moeder GodsWij geloven dat gij vol zijt van genade, Maagd en Moeder van Christus, herstelster van het menselijk geslacht, glorierijke Maria, die ons door uw moederschap zo grote vreugden hebt gebracht. Want de vrucht van uw schoot, Christus de Zoon van God, heeft ons van de dwingelandij van den hardvochtigen vijand bevrijd, en doet ons in zijn eeuwig rijk deel hebben aan Zichzelven. Daarom, vragen wij u, wees gij onze beschermster, opdat door uw verdienste uw Zoon ons verlosse van zonde en ons binnenleide in zijn rijk om daar eeuwig met Hem te heersen. Geef ons dat Hij, die u uit liefde Zich tot Moeder heeft verkozen, ons zijn liefde schenke in overvloed van zoetheid. | |||||||||||||||||||||||||||
Gebed, toegevoegd aan de geschriften van den heiligen AnselmusIk vraag u, zoetste Maagd, bij de verdiensten van de heilvolle boodschap des engels en bij het Ave uit de mond van den heiligen engel Gabriël - bode van uw heil, bode van de menswording van het goddelijk Woord, bode van het eeuwig leven, bode van het heil dat ons door u is geschonken - wil onze gebeden aanvaarden. Barmhartige meesteres, groot zijn mijn zonden, maar groter is uw genade; want vol van genade zijt gij, en de Heer is met u; gij zijt de gezegende onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht van uw schoot. Moeder van alle genade, bid voor mij. Zoals de aankondiging des engels de naderende uitdelging van de oude schuld betekende en de verwachting van de beloofde genade, zo moge op uw gebed de herdenking van deze boodschap die ik ter ere van uw grote vreugde in mijn hart overweeg en met de lippen naspreek, voor mij het einde en de uitdelging betekenen van oude en nieuwe schuld, en strekken tot de heilzame ge- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1014]
| |||||||||||||||||||||||||||
nade van een voortdurende zuiverheid. Sta mij bij, mijn meesteres, hoop der levenden, troost der bedroefden, hulp der behoeftigen en ontferming voor allen; want zie, gekweld door de gesels van droefheid en verdriet en allerlei kwalen, erken ik mijn schuld. Geef daarom, dat ik door de vreugden van de heilige boodschap des engels en door uw barmhartigheid een geneesmiddel tegen deze kwalen verkrijge, en vreugde in mijn droefheid. Dat ik door heilzame tranen, in kuisheid van hart en lichaam, in ootmoed des geestes, in ongeschonden geloof en in volkomen deugdzaamheid mij moge inspannen God welgevallig te zijn, en dat mijn geest zich verheuge in God mijn Heiland alle dagen van mijn leven. Heilige Moeder Gods, kom mij te hulp en spreek voor mij, zondaar, ten beste bij uw lieven Zoon. Amen. | |||||||||||||||||||||||||||
Strofen uit de liturgie volgens de Byzantijnse ritusHeden wordt de vreugde aangekondigd; heden is de feestdag van de Maagd; de aarde wordt met de hemel verbonden; Adam wordt vernieuwd, Eva van de eerste smart bevrijd, en de tent van onze natuur is door de vergoddelijking van het aangenomen leem tot tempel Gods gewijd. O geheim, onbegrepen wijze van vernieuwing, onzegbare wijze van ontvangenis. Een engel bedient het wonder; een maagdelijke schoot ontvangt den Zoon; de Heilige Geest bevrucht van uit den hoge; uit de hemel ziet de Vader met welgevallen toe, en volgens wederzijdse wil voltrekt zich de vereniging. Waarin en waardoor gered, laat ons met Gabriël roepen tot de Maagd: Gegroet, vol van genade, de Heer is met u; uit u komt het heil, Christus onze God, die onze natuur heeft aangenomen en tot Zichzelf verheven. Bid Hem onze ziel te redden.
Verhuld wordt in de heilige schriften over u gesproken, Moeder van den Allerhoogste; want toen Jacob eertijds de ladder zag welke u verbeeldde, riep hij: Deze is de trede Gods. Waardig daarom hoort gij: Gegroet, vol van genade, de Heer is met u.
Vol wonder was den dienaar der geheimenissen Moses het teken van braambos en vuur. En zoekend de vervulling in de loop des tijds: In onverlette Maagd, sprak hij, aanschouw ik dit geschied, aan wie als Moeder Gods gezegd zal worden: Gegroet, vol van genade, de Heer is met u.
Daniël noemt u een geestelijke berg: de Moeder van God Isaias; Gedeon ziet u als een schapenvacht; David noemt u een heiligdom; een ander weer een poort; en Gabriël roept tot u: Gegroet, vol van genade, de Heer is met u.
Het mede-eeuwig Woord van den beginlozen Vader, nim- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1015]
| |||||||||||||||||||||||||||
mer scheidend van de hemel, verschijnt nu op de aarde, in uiterst medelijden de vloek op Zich nemend van onze val. Hij omhelst de ellende van Adam, en neemt een gestalte aan die Hem vreemd is. |
|