verwondering dat zij een Zoon zal baren, hoewel zij weet dat geen man haar ooit beroert. Maar de engel bemoedigt haar en leert haar, door welke kracht en verdienste in haar kan worden vervuld, wat nimmer de natuur in andere vrouwen zou dulden: ‘Vrees niet, Maria, want gij hebt genade gevonden bij God’. Hiermede bedoelde de engel: Wat ik u verkondig, is buiten de orde der natuur, maar het is een geschenk van onvergelijkelijke genade. Daarom gaat hij voort: ‘De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht van den Allerhoogste zal u overschaduwen’.
Als nu een straal van de zon, als hij doordringt in een kristal, dit noch bij het binnengaan noch bij het uittreden doorboort of uiteen doet vallen; met hoeveel meer recht moest bij het ingaan en uitgaan van de waarachtige en eeuwige Zon de maagdelijke schoot niet gesloten en ongeschonden blijven? Wij lezen, hoe de voorafbeelding van deze onverlette maagdelijkheid aan Moses werd getoond in het braambos, dat brandde zonder te verbranden; hoe zij werd voorafgebeeld in de staf van den hogepriester Aäron, welke zonder sap of bevruchtend zaad, buiten de orde der natuur, bloesem heeft gedragen. Waarom zouden wij dan niet geloven, dat God zonder medewerking van een man uit een vrouw een mens kan maken, daar Hij immers den eersten mens noch uit een man noch uit een vrouw heeft geschapen? Waarlijk, ontvangenis en geboorte verkondigen hier de waarachtige mensheid, zoals de onverlette moederschoot de waarachtige Godheid bewijst. Zo bevat deze ontvangenis het grote en wondere mysterie, dat door het verscheuren van de schuldbrief der oude overtreding het goddelijke met het menselijke werd verenigd, dat twee tot één vlees zijn geworden: Christus namelijk en de Kerk.
Laat ons dit alles ernstig overwegen; laat ons met uiterste begerigheid des geestes deze onwaardeerbare zoetheid van God proeven; laat ons beschouwen, hoe heerlijk en talrijk de goederen zijn welke ons in de hemel worden beloofd, opdat geen aardse verlokkingen onze blinde en begerige geest weerhouden van de wedloop, welke ons de zegeprijs van een hemelse roeping zal verwerven. Laten wij de ontferming beminnen, waardoor wij verlost zijn toen wij verloren waren. Laten wij de kuisheid bewaren, nu Hij toont deze zozeer te beminnen, daar Hij Zich immers een onbevlekt lichaam heeft gevormd uit de schoot van een kuise vrouw. Laat ons gelijk worden aan Hem, die zijn leven op aarde ons tot regel van christelijke wandel heeft voorgehouden. Want bij zijn eerste komst heeft Hij ons inwendig naar zijn beeld willen herstellen; bij zijn tweede komst zal Hij ook ons nederig lichaam herstellen, door het gelijk te maken aan het lichaam van zijn heerlijkheid; Jesus Christus onze Heer, die leeft en heerst in alle eeuwen der eeuwen.