| |
Getijden van kerkwijding
welke wij bidden op de verjaardagen van Kerkwijding, die in de kalender worden aangegeven, vooral op de verjaardag der wijding van onze eigen kerk
De Eerste Vespers zijn gelijk aan de Tweede Vespers, bladz. 937, behalve hetgeen daar afzonderlijk voor de Eerste Vespers is aangeven.
| |
De lauden
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
SANCTIFICAVIT Dominus * tabernaculum suum: quia haec est domus Dei, in qua invocabitur nomen ejus: de quo scriptum est: Et erit nomen meum ibi, dicit Dominus. |
DE HEER * heeft zijn woontent geheiligd; want dit is het huis van God, waar zijn Naam wordt aangeroepen, en waarvan staat geschreven: En daar zal mijn Naam verblijven, zegt de Heer. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106.
2 Ant. Domus haec * sancta Jerusalem civitas Dei nostri, et congregatio caelestium angelorum est. |
2 Ant. Dit huis * is het heilige Jerusalem, de stad van onzen God, en de verblijfplaats van de engelen des hemels. |
3 Ant. Mane surgens Jacob, * erigebat lapidem in titulum, fundens oleum desuper. Votum vovit Domino: Vere locus iste sanctus est, et ego nesciebam. |
3 Ant. Vroeg in de morgen * stond Jacob op, richtte een steen op ter gedachtenis en goot er olie over. En hij sprak tot den Heer: Waarlijk, deze plaats is heilig, en ik wist het niet. |
4 Ant. Benedictus es, Domine, * in templo sancto gloriae tuae; quod aedificatum est ad laudem et gloriam nominis tui, Domine. |
4 Ant. Geloofd zijt Gij, o Heer, * in de heilige tempel van uw heerlijkheid, welke gebouwd is tot eer en glorie van uw Naam, o Heer. |
| |
| |
5 Ant. Bij de wijding van deze tempel * looft God, alle heerscharen des hemels; en geheel de aarde love de Naam des Heren, want zijn Naam alleen is verheven. |
5 Ant. In dedicatione hujus templi * laudate Deum, omnis militia caelorum; et omnis terra laudet nomen Domini, quia exaltatum nomen ejus solius. |
| |
Kapittel Openb. 21, 2
Ik zag de heilige stad, het nieuwe Jerusalem, van God uit de hemel nederdalen, toebereid als een bruid, die getooid is voor haar bruidegom. ℟. Gode zij dank. |
Vidi civitatem sanctam, Jerusalem novam, descendentem de caelo a Deo, paratam sicut sponsam ornatam viro suo. ℟. Deo gratias. |
| |
Lofzang
Als de hoeksteen van de grondslag
werd gezonden Christus ons,
welke 't raken beider muren
tot één bouwsel samenvoegt;
Hem nam 't heil'ge Sion aan, in
Hem gelovend staat het vast. |
Angularis fundamentum
lapis Christus missus est,
qui parietum compage
in utroque nectitur,
quem Sion sancta suscepit,
in quo credens permanet. |
En geheel die Godgewijde
en van God beminde stad,
vol van melodieën, lovend,
wijdend Hem haar jubelzang,
komt met ijver nu belijden
God, één in drievuldigheid. |
Omnis illa Deo sacra
et dilecta civitas,
plena modulis, in laude,
et canore jubilo,
Trinum Deum Unicumque
cum fervore praedicat. |
Als wij bidden in deez' tempel,
daal daar neder, hoogste God;
en neem in uw milde goedheid
ons gebed en smeken aan;
stort op deze plaats voortdurend
uwe rijke zegen uit. |
Hoc in templo, summe Deus,
exoratus adveni;
et clementi bonitate
precum vota suscipe;
largam benedictionem
hic infunde jugiter. |
Moge hier elkeen verdienen
te verkrijgen wat hij vraagt,
en uw gaven te behouden
met de heil'gen voor altijd,
in te gaan ten paradijze,
heengedragen naar uw rust. |
Hic promereantur omnes
petita acquirere,
et adepta possidere
cum Sanctis perenniter,
paradisum introire,
translati in requiem. |
Heerlijkheid en ere beide
zij den allerhoogsten God,
éne lofzang zij den Vader,
Zoon en heil'gen Paracleet,
wien de lof zij en de sterkte
door der eeuwen eeuwigheid. |
Gloria et honor Deo
usquequaque altissimo,
una Patri, Filioque,
inclyto Paraclito,
cui laus est et potestas
per aeterna saecula. |
Amen. |
Amen. |
| |
| |
℣. Haec est domus Domini firmiter aedificata. ℟. Bene fundata est supra firmam petram. |
℣. Dit is het huis van God, hecht gebouwd. ℟. Wel gegrondvest is het op een vaste rots. |
Ant. Zachaee, * festinans descende, quia hodie in domo tua oportet me manere. At ille festinans descendit, et suscepit illum gaudens in domum suam. Hodie huic domui salus a Deo facta est, alleluja. |
Ant. Zachaeus, * daal haastig naar beneden, want heden moet Ik in uw huis verblijven. En hij daalde haastig af en ontving Hem met vreugde in zijn huis. Heden is aan dit huis heil wedervaren van God, alleluja. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
|
Oremus. - Deus, qui nobis per singulos annos hujus sancti templi tui consecrationis reparas diem, et sacris semper mysteriis repraesentas incolumes: exaudi preces populi tui, et praesta; ut, quisquis hoc templum beneficia petiturus ingreditur, cuncta se impetrasse laetetur. Per Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - God, die ieder jaar de wijdingsdag van deze heilige tempel voor ons laat wederkeren, en ons steeds er in vrede de heilige geheimen laat vieren; verhoor de gebeden van uw volk, en verleen dat allen die deze tempel binnengaan om weldaden af te smeken, zich over het verkrijgen van al het gevraagde mogen verheugen. Door onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
| |
De vespers
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
DOMUM tuam, Domine, * decet sanctitudo in longitudinem dierum. |
AAN UW HUIS, o Heer, * past heiligheid in lengte van dagen. |
De eerste vier psalmen zoals op Zondag, bladz. 189.
2 Ant. Domus mea * domus orationis vocabitur. |
2 Ant. Mijn huis * zal een huis des gebeds worden genoemd. |
3 Ant. Haec est domus Domini * firmiter aedificata, bene fundata est supra firmam petram. |
3 Ant. Dit is het huis des Heren, * hecht gebouwd; wel gegrondvest is het op een vaste rots. |
| |
| |
4 Ant. Wel gegrondvest * is het huis des Heren op een vaste rots. |
4 Ant. Bene fundata est * domus Domini supra firmam petram. |
5 Ant. Kostbare stenen * zijn al uw muren, en de torens van Jerusalem worden opgetrokken uit gemmen. |
5 Ant. Lapides pretiosi * omnes muri tui, et turres Jerusalem gemmis aedificabuntur. |
| |
Psalm 147
Loof, Jerusalem, den Heer; * loof uw God, o Sion. |
Lauda Jerusalem, Dominum: * lauda Deum tuum, Sion. |
Want sterk maakte Hij de grendels uwer poorten, * en zegende uw kinderen in uw midden. |
Quoniam confortavit seras portarum tuarum: * benedixit filiis tuis in te. |
Hij schonk vrede aan uw gebied, * en verzadigde u met bloem van tarwe. |
Qui posuit fines tuos pacem: * et adipe frumenti satiat te. |
Hij zendt zijn bevel naar de aarde; * haastig snelt zijn woord. |
Qui emittit eloquium suum terrae: * velociter currit sermo ejus. |
Hij geeft zijn sneeuw als wol, * de nevel strooit Hij uit als as. |
Qui dat nivem sicut lanam: * nebulam sicut cinerem spargit. |
Hij werpt zijn ijs als brokken; * wie kan zijn koude verdragen? |
Mittit crystallum suam sicut buccellas: * ante faciem frigoris ejus quis sustinebit? |
Hij geeft zijn bevel en doet hen smelten; * doet waaien zijn wind, en de wateren stromen. |
Emittet verbum suum, et liquefaciet ea: * flabit spiritus ejus, et fluent aquae. |
Hij maakt zijn woord bekend aan Jacob, * zijn bevelen en zijn recht aan Israël. |
Qui annuntiat verbum suum Jacob: * justitias et judicia sua Israël. |
Aldus heeft Hij geen enkel volk gedaan, * en hun zijn wetten niet doen kennen. |
Non fecit taliter omni nationi: * et judicia sua non manifestavit eis. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Kostbare stenen zijn al uw muren, en de torens van Jerusalem worden opgetrokken uit gemmen. |
Ant. Lapides pretiosi omnes muri tui, et turres Jerusalem gemmis aedificabuntur. |
| |
Kapittel Openb. 21, 2
Ik zag de heilige stad, het nieuwe Jerusalem, van God uit de hemel nederdalen, toebereid als een |
Vidi civitatem sanctam, Jerusalem novam, descendentem de caelo a Deo, |
| |
| |
paratam sicut sponsam ornatam viro suo. ℟. Deo gratias. |
bruid, die getooid is voor haar bruidegom. ℟. Gode zij dank. |
| |
Lofzang
¶ Van deze lofzang vindt men de gewijzigde tekst (Caelestis urbs Jerusalem) met melodie op bladz. 1533.
Urbs Jerusalem beata,
dicta pacis visio,
quae construitur in caelis
vivis ex lapidibus,
et angelis coronata,
ut sponsata comite. |
Stad Jerusalem welzalig,
naam die 't zien van vrede duidt,
gij staat uit uw stenen levend
in de hemel opgebouwd,
en met engelen omgeven
als vriendinnen van de bruid. |
Nova veniens e caelo,
nuptiali thalamo
praeparata, ut sponsata
copuletur Domino:
plateae et muri ejus
ex auro purissimo. |
In haar nieuwheid treedt zij voorwaarts
uit de hemel, toebereid
voor het bruidsbed, om als gade
één te worden met den Heer;
hare pleinen en haar muren
zijn van allerzuiverst goud. |
Portae nitent margaritis
adytis patentibus:
et virtute meritorum
illuc introducitur
omnis, qui ob Christi nomen
hic in mundo premitur. |
Flonkerend van edelstenen
wijzen open poorten, waar
uit verdienste in 't verborgen
heiligdom wordt ingeleid
elk, die om de naam van Christus
hier op aarde wordt verdrukt. |
Tunsionibus, pressuris
expoliti lapides,
suis coaptantur locis
per manus artificis,
disponuntur permansuri
sacris aedificiis. |
En de stenen, door verdrukking
en door slagen gepolijst,
worden door de hand des bouwheers
ieder op hun plaats gevoegd,
en zo blijvend ingemetseld
in het heilige gebouw. |
Gloria et honor Deo
usquequaque altissimo,
una Patri, Filioque,
inclyto Paraclito,
cui laus est et potestas
per aeterna saecula. |
Heerlijkheid en ere beide
zij den allerhoogsten God,
éne lofzang zij den Vader,
Zoon en heil'gen Paracleet,
wien de lof zij en de sterkte
door der eeuwen eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Domum tuam, Domine, decet sanctitudo. ℟. In longitudinem dierum. |
℣. Uw huis, o Heer, past heiligheid. ℟. In lengte van dagen. |
Ant. O quam metuendus est * locus iste; vere non |
Ant. O hoe vreeswekkend * is deze plaats; waarlijk, hier is niet |
| |
| |
anders dan het huis van God en de poort des hemels. |
est hic aliud, nisi domus Dei et porta caeli. |
In de EERSTE VESPERS:
℣. Dit is het hecht gebouwde huis des Heren. ℟. Wel gegrondvest is het op een vaste rots. |
℣. Haec est domus Domini firmiter aedificata. ℟. Bene fundata est supra firmam petram. |
Ant. De Heer * heeft zijn woontent geheiligd; want dit is het huis van God, waar zijn Naam wordt aangeroepen, en waarvan staat geschreven: En daar zal mijn Naam verblijven, zegt de Heer. |
Ant. Sanctificavit Dominus * tabernaculum suum: quia haec est domus Dei, in qua invocabitur nomen ejus, de quo scriptum est: Et erit nomen meum ibi, dicit Dominus. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
|
Laat ons bidden. - God, die ieder jaar de wijdingsdag van deze heilige tempel voor ons laat wederkeren, en ons steeds er in vrede de heilige geheimen laat vieren; verhoor de gebeden van uw volk, en verleen dat allen die deze tempel binnengaan om weldaden af te smeken, zich over het verkrijgen van al het gevraagde mogen verheugen. Door onzen Heer. |
Oremus. - Deus, qui nobis per singulos annos hujus sancti templi tui consecrationis reparas diem, et sacris semper mysteriis repraesentas incolumes: exaudi preces populi tui, et praesta; ut, quisquis hoc templum beneficia petiturus ingreditur, cuncta se impetrasse laetetur. Per Dominum nostrum. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
Onze Vader. |
Pater noster. |
De Heer geve ons. |
Dominus det nobis. |
Hierna bidt men een van de antifonen ter ere van de heilige Moeder van God, bladz. 200 vlg.
|
|