Is het kerkgebouw Gods woning, het altaar is ‘Christus zelf, volgens het getuigenis van den heiligen Joannes, die in zijn Openbaring zegt, dat hij voor de troon van den Allerhoogste het gouden altaar zag, waarop en waardoor de offeranden der gelovigen aan God den Vader worden toegewijd’ (Pontificale, bij de wijding der subdiakens). Als een koningstroon staat het op een verhoog; de priester kust het en eert het met wierook. De zalving en wijding van het altaar is de voornaamste plechtigheid van de consecratie van het kerkgebouw.
De luister van het kerkgebouw, waarvan wij in de gezangen en gebeden ter ere der kerkwijding getuigen, is de luister van de Moederkerk. Het kerkgebouw is heilig omdat de Kerk de heilige Bruid van Christus is. Het kerkgebouw is het huis van God, omdat God de rijkdom der heilige Kerk is. Het kerkgebouw is de poort des hemels, omdat de heilige Kerk de voorafbeelding is der hemelse heerlijkheid. Wij eren het kerkgebouw, omdat wij daarin worden geheiligd door de zichtbare tekenen, in welke ons de onzichtbare genade der heilige Kerk wordt medegedeeld. In het kerkgebouw eren wij het geheim der heilige Kerk, welke tevens het geheim is van het rijk der eeuwige zaligheid. Daarom valt de lof der kerkwijding samen met de lof der Moederkerk en wordt de jubel om de luister van Gods huis telkens doorkruist door de vreugde over het hemelse Jerusalem.
Als wij over de ‘Kerk van Christus’ spreken, dienen wij wel te onderscheiden wat wij hieronder verstaan. In de eerste plaats bedoelen wij daarmede de grote gemeenschap, welke in de uiterlijk waarneembare en door Christus gewilde organisatie is verenigd; er zijn zondaars onder, die eten en drinken ten oordeel en die door den Heer op de jongste dag als kaf zullen worden uitgescheiden. Bovendien noemen wij ‘de Kerk’ de gemeente van hen, die door de genade van Christus in dit mystieke lichaam des Heren met God zijn verbonden; zij zijn in waarheid de Kerk der uitverkorenen. Ten slotte noemen wij ‘de Kerk’ de inzetting van het heil, waardoor Christus ons de door Hem verdiende genade doet toekomen. Dit is de heilige Kerk, welke wij onze Moeder noemen; zij is de Bruid die Christus Zich verwierf aan het kruis. Zij is de Moeder, die de volheid draagt van den Heiligen Geest, de Moeder die de Heer ons beloofde, toen Hij zeide ons niet als wezen te zullen achterlaten. In haar is Christus steeds onder ons tegenwoordig; uit haar doet Hij voortdurend nieuwe kinderen Gods geboren worden, en door haar voedt Hij hen door zijn heiliging tot de mannenmaat van zijn heerlijkheid.
Deze bruid van Christus, deze Moeder, bezingen wij op het feest der Kerkwijding; want zij wordt door de heiliging van het kerkgebouw verbeeld. Wij prijzen haar als de nieuwe Eva, die aan het kruis uit de zijdewonde van den nieuwen Adam is voortgekomen. Wij zien haar afgebeeld in de maagdelijke Moeder des Heren, die in haar genadevolheid en verheffing tegelijk het oerbeeld is der Kerk en haar machtigste voorspraak. Het geheim van deze Moederkerk overwegen wij in de voorafbeelding van de ark van