Vinding en de Verheffing van het Kruis op 14 September, welk feest waarschijnlijk mede de verjaardag is van de consecratie der basilieken, welke keizer Konstantijn en zijn moeder, de heilige Helena, te Jerusalem ter ere van het heilig Graf en Christus' verrijzenis hebben laten bouwen. Ook in de Westerse Kerk heeft het feest in September de naam van de Verheffing van het heilig Kruis behouden. De herdenking van de eerste Kruisverheffing door bisschop Macarius heeft men op die dag verbonden met die van de terugvoering der Kruisreliek door keizer Heraclius (7e eeuw), nadat zij jaren lang in het bezit der Perzen was geweest.
Evenals Witte Donderdag wordt gevolgd door het feest van het heilig Sacrament, zo herdenken wij na Goede Vrijdag nogmaals de weldaden van Christus' Kruis. Het schandhout, dat wij barrevoets vereerden bij de viering van 's Heren lijden, is tevens het glorieteken van zijn blijvende zegepraal. Nu is het niet alleen de bebloede galg op de rots van Calvarië welke wij vereren. De jubelende Kerk heeft het Kruis gesierd met edelstenen en de palmtakken der overwinning, en blijde eren wij het als de legervaan van onzen triomferenden Koning.
Overweging (van den heiligen Cyrillus van Jerusalem) - Weliswaar is voor de katholieke Kerk ieder geheim van Christus een reden tot roem, maar de hoogste roem vindt zij toch in het Kruis. Daarom zegt Paulus: ‘Het zij verre van mij te roemen, tenzij op het Kruis van Christus’ (Gal. 6, 14). Het was een groot wonder toen de Heer den blindgeborene genas. Maar wat is één blinde ten opzichte van alle blinden der gehele wereld? Wat betekent Lazarus naast allen die dagelijks sterven? Wat de vijfduizend gespijzigden tegenover hen, die over de gehele wereld hongeren naar de ware kennis? Maar de overwinningskrans van het Kruis heeft allen die geestelijk blind waren het gezicht geschonken, allen die door de zonden waren gestorven het leven, de gehele wereld bevrijding en verlossing gebracht. Nimmer was er zulk een reden tot vreugde, want nimmer was er zulk een zege. Daarom schamen wij ons niet voor het Kruis, maar roemen wij er op. De leer van het Kruis moge den Joden een ergernis en den heidenen een dwaasheid zijn, ons is zij verlossing; dwaasheid is zij voor hen die verloren gaan, maar voor de verlosten is zij Gods kracht (1 Cor. 1, 18. 23).
Naar bewijzen voor de heerlijkheid des Kruises behoeven wij niet te vragen. Zijn getuigen zijn de twaalf apostelen, zijn alle gelovigen over geheel de wereld. Reeds het feit dat wij ondanks onze zwakheid tot Christus' Kerk gerekend willen worden, is ons een bewijs voor de macht des Kruises. Wie toch heeft ons gedwongen daar binnen te gaan? Welke soldaten, welke boeien of rechters hebben ons daar doen binnen treden? Waarlijk, het is het heilbrengende zegeteken van Jesus, het Kruis, dat ons in de Kerk heeft binnengeleid. Het Kruis heeft onbeschaafde volkeren onderworpen en bedwongen. Heide-