| |
| |
| |
Getijden op de zondagen na Pinksteren
Indien de getijden van de Zondag niet door een feest worden verdrongen (zie kalender op bladz. 36) kan men op de Zondagen na Pinksteren de Lauden bidden, zoals op bladz. 106 voor de gewone Zondagen is aangegeven.
Indien niet de Eerste of Tweede Vespers van een feestdag worden gebeden (zie kalender op bladz. 36) zijn de Vespers op al deze Zondagen zoals op bladz. 187, behalve de antifoon bij de lofzang Magnificat en het gebed, welke hieronder volgen.
¶ In de Vespers van een feest wordt de samentreffende Zondag herdacht, doordat na het gebed een van de volgende antifonen wordt gevoegd met het vers:
℣. Dirigatur, Domine, oratio mea. ℟. Sicut incensum in conspectu tuo. |
℣. Mijn gebed stijge op, o Heer. ℟. Als wierook voor uw aangezicht. |
Na dit vers het gebed van de betreffende Zondag.
| |
Vespers op de vierde zondag na Pinksteren
Ad Magn. Ant. Praeceptor, * per totam noctem laborantes nihil cepimus: in verbo autem tuo laxabo rete. |
Ant. bij Magn. Meester, * wij hebben de gehele nacht gearbeid en niets gevangen; op uw woord echter zal ik het net uitwerpen. |
Oremus. - Da nobis, quaesumus, Domine: ut et mundi cursus pacifice nobis tuo ordine dirigatur; et Ecclesia tua tranquilla devotione laetetur. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - Geef ons, vragen wij, Heer, dat de loop der wereld door uw bestel vreedzaam voor ons geleid worde, en dat uw Kerk U ongestoord en in blijdschap diene. Door onzen Heer. |
| |
Vespers op de vijfde zondag na Pinksteren
Ad Magn. Ant. Si offers * munus tuum ad altare et recordatus fueris quia frater tuus habet aliquid adversus te, relinque ibi munus tuum ante altare et vade prius reconciliari fratri tuo, et tunc veniens offeres munus tuum, alleluja. |
Ant. bij Magn. Als gij uw offergave * naar het altaar brengt, en u herinnert dat uw broeder iets tegen u heeft, laat dan uw offergave daar voor het altaar en ga u eerst met uw broeder verzoenen; en kom dan terug om uw gave ten offer te brengen, alleluja. |
Oremus. - Deus, qui dili- |
Laat ons bidden. - God, die |
| |
| |
onzichtbare goederen hebt bereid voor wie U liefhebben, stort een vurige liefde tot U in onze harten; opdat wij U in alles en boven alles beminnen, en zo deel mogen hebben aan uw beloften, die alle verlangen te boven gaan. Door onzen Heer. |
gentibus te bona invisibilia praeparasti: infunde cordibus nostris tui amoris affectum; ut te in omnibus, et super omnia diligentes, promissiones tuas, quae omne desiderium superant, consequamur. Per Dominum. |
| |
Vespers op de zesde zondag na Pinksteren
Ant. bij Magn. Ik heb medelijden * met de schare; want zie, zij zijn reeds drie dagen bij Mij en hebben niets te eten; als Ik hen ongevoed heenzend, zullen zij onderweg bezwijken, alleluja. |
Ad Magn. Ant. Misereor * super turbam, quia ecce jam triduo sustinent me nec habent quod manducent, et, si dimisero eos jejunos, deficient in via, alleluja. |
Laat ons bidden. - God der heerscharen, wien al het volmaakte eigen is, plant in ons hart de liefde tot uw Naam en geef ons te wassen in godsvrucht; opdat Gij wat goed is, moogt voeden, en in onverzwakte vaderliefde wat gevoed is bewaren. Door onzen Heer. |
Oremus. - Deus virtutum, cujus est totum quod est optimum: insere pectoribus nostris amorem tui nominis, et praesta in nobis religionis augmentum; ut, quae sunt bona, nutrias, ac pietatis studio, quae sunt nutrita, custodias. Per Dominum. |
| |
Vespers op de zevende zondag na Pinksteren
Ant. bij Magn. Een goede boom * kan geen slechte vruchten dragen, en een slechte boom kan geen goede vruchten dragen. Elke boom die geen goede vruchten draagt, zal worden omgehouwen en in het vuur geworpen, alleluja. |
Ad Magn. Ant. Non potest arbor bona * fructus malos facere, nec arbor mala fructus bonos facere. Omnis arbor, quae non facit fructum bonum, excidetur, et in ignem mittetur, alleluja. |
Laat ons bidden. - God, wiens voorzienigheid niet faalt in haar schikkingen; wij bidden U ootmoedig, al wat schaadt van ons af te wenden, en ons al wat voordelig is te geven. Door onzen Heer. |
Oremus. - Deus, cujus providentia in sui dispositione non fallitur: te supplices exoramus; ut noxia cuncta submoveas, et omnia nobis profutura concedas. Per Dominum. |
| |
| |
| |
Vespers op de achtste zondag na Pinksteren
Ad Magn. Ant. Quid faciam, * quia dominus meus aufert a me villicationem? Fodere non valeo, mendicare erubesco. Scio quid faciam, ut, cum amotus fuero a villicatione, recipiant me in domos suas. |
Ant. bij Magn. Wat zal ik doen, * nu mijn meester mij het rentmeesterschap ontneemt? Spitten kan ik niet, en te bedelen schaam ik mij. Ik weet wat ik doen zal, opdat zij, wanneer mij het rentmeesterschap zal zijn ontnomen, mij ontvangen in hun woningen. |
Oremus. - Largire nobis, quaesumus, Domine, semper spiritum cogitandi quae recta sunt, propitius et agendi: ut, qui sine te esse non possumus, secundum te vivere valeamus. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - Schenk ons in uw goedheid, vragen wij, Heer, de gezindheid om steeds te bedenken wat goed is en het te volbrengen; opdat wij, die zonder U niet kunnen bestaan, in staat zijn volgens U te leven. Door onzen Heer. |
| |
Vespers op de negende zondag na Pinksteren
Ad Magn. Ant. Scriptum est enim: * Quia domus mea domus orationis est cunctis gentibus: vos autem fecistis illam speluncam latronum. Et erat quotidie docens in templo. |
Ant. bij Magn. Want er staat geschreven: * Mijn huis is een huis des gebeds voor alle volkeren; gij echter hebt er een rovershol van gemaakt. En dagelijks leraarde Hij in de tempel. |
Oremus. - Pateant aures misericordiae tuae, Domine, precibus supplicantium: et, ut petentibus desiderata concedas; fac eos, quae tibi sunt placita, postulare. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - Open de oren uwer ontferming, Heer, voor de gebeden van hen die U smeken; en, opdat Gij hun kunt schenken wat zij verlangen, maak dat zij vragen wat U behaagt. Door onzen Heer. |
| |
Vespers op de tiende zondag na Pinksteren
Ad Magn. Ant. Descendit * hic justificatus in domum suam ab illo: quia omnis qui se exaltat humiliabitur, et qui se humiliat exaltabitur. |
Ant. bij Magn. Deze ging gerechtvaardigd naar huis * in tegenstelling tot den ander; want al wie zich verheft zal worden vernederd, maar wie zich vernedert zal worden verheven. |
| |
| |
Laat ons bidden. - God, die uw almacht vooral openbaart door te sparen en U te ontfermen, schenk ons nog meer uw barmhartigheid; opdat Gij ons, die streven naar wat Gij hebt beloofd, aan de hemelse goederen deelachtig doet zijn. Door onzen Heer. |
Oremus. - Deus, qui omnipotentiam tuam parcendo maxime et miserando manifestas: multiplica super nos misericordiam tuam; ut ad tua promissa currentes, caelestium bonorum facias esse consortes. Per Dominum. |
| |
Vespers op de elfde zondag na Pinksteren
Ant. bij Magn. Hij heeft alles welgedaan: * doven heeft Hij doen horen en stommen doen spreken. |
Ad Magn. Ant. Bene omnia fecit: * et surdos fecit audire et mutos loqui. |
Laat ons bidden. - Almachtige, eeuwige God, die in de overvloed van uw liefde aan hen die U bidden meer geeft dan zij verdienen of vragen; stort over ons uit uw ontferming, om te vergeven wat ons geweten vervult met vrees, en ons te schenken wat ons gebed niet durft te vragen. Door onzen Heer. |
Oremus. - Omnipotens sempiterne Deus, qui abundantia pietatis tuae, et merita supplicum excedis et vota: effunde super nos misericordiam tuam; ut dimittas quae conscientia metuit, et adjicias quod oratio non praesumit. Per Dominum. |
| |
Vespers op de twaalfde zondag na Pinksteren
Ant. bij Magn. Zeker man * daalde af van Jerusalem naar Jericho en viel in handen van rovers, die hem uitschudden en hem wonden toebrachten; zij gingen heen, en lieten hem halfdood liggen. |
Ad Magn. Ant. Homo quidam * descendebat ab Jerusalem in Jericho et incidit in latrones, qui etiam despoliaverunt eum et, plagis impositis, abierunt, semivivo relicto. |
Laat ons bidden. - Almachtige en barmhartige God, uit wiens genade het voortkomt dat uw gelovigen U waardig en loffelijk dienen; geef ons, vragen wij, dat wij zonder vallen heensnellen naar uw beloften. Door onzen Heer. |
Oremus. - Omnipotens et misericors Deus, de cujus munere venit, ut tibi a fidelibus tuis digne et laudabiliter serviatur: tribue, quaesumus, nobis; ut ad promissiones tuas sine offensione curramus. Per Dominum. |
| |
| |
| |
Vespers op de dertiende zondag na Pinksteren
Ad Magn. Ant. Unus autem * ex illis, ut vidit quod mundatus est, regressus est cum magna voce magnificans Deum, alleluja. |
Ant. bij Magn. En een van hen * keerde terug, toen hij zag dat hij gereinigd was, en verheerlijkte God met luide stem, alleluja. |
Oremus. - Omnipotens sempiterne Deus, da nobis fidei, spei et caritatis augmentum: et, ut mereamur assequi quod promittis, fac nos amare quod praecipis. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - Almachtige, eeuwige God, geef ons vermeerdering van geloof, hoop en liefde; en doe ons beminnen wat Gij beveelt, opdat wij verdienen te verkrijgen wat Gij belooft. Door onzen Heer. |
| |
Vespers op de veertiende zondag na Pinksteren
Ad Magn. Ant. Quaerite primum * regnum Dei et justitiam ejus, et haec omnia adjicientur vobis, alleluja. |
Ant. bij Magn. Zoekt eerst * het rijk van God en zijn gerechtigheid; en dit alles zal u worden gegeven als toegift, alleluja. |
Oremus. - Custodi, Domine, Ecclesiam tuam propitiatione perpetua: et quia sine te labitur humana mortalitas; tuis semper auxiliis et abstrahatur a noxiis, et ad salutaria dirigatur. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - Bewaar, vragen wij, Heer, uw Kerk in altijddurende ontferming; en daar zonder U de menselijke zwakheid bezwijkt, zo houde uw hulp haar altijd ver van wat schadelijk, en geleide haar tot wat heilzaam is. Door onzen Heer. |
| |
Vespers op de vijftiende zondag na Pinksteren
Ad Magn. Ant. Propheta magnus * surrexit in nobis, et quia Deus visitavit plebem suam. |
Ant. bij Magn. Een groot profeet * is onder ons opgestaan, en God heeft zijn volk bezocht. |
Oremus. - Ecclesiam tuam, Domine, miseratio continuata mundet et muniat: et quia sine te non potest salva consistere; tuo semper munere gubernetur. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - Uw voortdurende ontferming, Heer, moge uw Kerk reinigen en sterken; en daar zij zonder U niet ongedeerd kan standhouden, worde zij altijd door uw genade geleid. Door onzen Heer. |
| |
| |
| |
Vespers op de zestiende zondag na Pinksteren
Ant. bij Magn. Als gij genodigd zijt * ter bruiloft, zet u dan neder op de laatste plaats; dan zal de gastheer tot u zeggen: Vriend, ga hoger op; en het zal u tot eer strekken in het oog van de disgenoten, alleluja. |
Ad Magn. Ant. Cum vocatus fueris * ad nuptias, recumbe in novissimo loco: ut dicat tibi qui te invitavit: Amice, ascende superius: et erit tibi gloria coram simul discumbentibus, alleluja. |
Laat ons bidden. - Moge uw genade, vragen wij, Heer, ons altijd voorafgaan en begeleiden, en ons geven dat wij voortdurend geneigd zijn tot goede werken. Door onzen Heer. |
Oremus. - Tua nos, quaesumus, Domine, gratia semper et praeveniat et sequatur: ac bonis operibus jugiter praestet esse intentos. Per Dominum. |
| |
Vespers op de zeventiende zondag na Pinksteren
Ant. bij Magn. Wat dunkt u * van den Christus? wiens zoon is Hij? En allen zeiden tot Hem: van David. Jesus zeide hun: Hoe dan noemt David Hem in de geest Heer, waar hij zegt: De Heer zeide tot mijnen Heer: Zit neder aan mijn rechterhand? |
Ad Magn. Ant. Quid vobis * videtur de Christo? cujus filius est? Dicunt ei omnes: David. Dicit eis Jesus: Quomodo David in spiritu vocat eum Dominum, dicens: Dixit Dominus Domino meo: Sede a dextris meis? |
Laat ons bidden. - Geef uw volk, vragen wij, Heer, aan de besmetting van den duivel te ontkomen en U, den enigen God, met een zuiver hart te dienen. Door onzen Heer. |
Oremus. - Da, quaesumus, Domine, populo tuo diabolica vitare contagia: et te solum Deum pura mente sectari. Per Dominum. |
| |
Vespers op de achttiende zondag na Pinksteren
Ant. bij Magn. De lamme nam het bed op, * waarop hij had gelegen, en verheerlijkte God; en al het volk dat het zag, gaf lof aan God. |
Ad Magn. Ant. Tulit ergo * paralyticus lectum suum in quo jacebat, magnificans Deum: et omnis plebs, ut vidit, dedit laudem Deo. |
Laat ons bidden. - Mogen onze harten geleid worden, vragen wij, Heer, door de werking |
Oremus. - Dirigat corda nostra, quaesumus, Domine, tuae miserationis |
| |
| |
operatio: quia tibi sine te placere non possumus. Per Dominum. |
uwer ontferming; want zonder U kunnen wij U niet behagen. Door onzen Heer. |
| |
Vespers op de negentiende zondag na Pinksteren
Ad Magn. Ant. Intravit autem rex, * ut videret discumbentes, et vidit ibi hominem non vestitum veste nuptiali, et ait illi: Amice, quomodo huc intrasti, non habens vestem nuptialem? |
Ant. bij Magn. De koning dan trad binnen * om de aanzittenden te zien, en zag er een zonder bruiloftskleed; en hij zeide hem: Vriend, hoe zijt gij hier binnengekomen zonder bruiloftskleed? |
Oremus. - Omnipotens et misericors Deus, universa nobis adversantia propitiatus exclude: ut mente et corpore pariter expediti, quae tua sunt, liberis mentibus exsequamur. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - Almachtige en barmhartige God, verwijder goedgunstig van ons alle onheil; opdat wij, zonder hinder naar ziel of lichaam, ons met een vrij gemoed aan uw dienst mogen wijden. Door onzen Heer. |
| |
Vespers op de twintigste zondag na Pinksteren
Ad Magn. Ant. Cognovit autem pater, * quia illa hora erat, in qua dixit Jesus: Filius tuus vivit: et credidit ipse, et domus ejus tota. |
Ant. bij Magn. De vader nu begreep, * dat dit het uur was waarop Jesus gezegd had: Uw zoon leeft; en hij geloofde, hij en geheel zijn gezin. |
Oremus. - Largire, quaesumus, Domine, fidelibus tuis indulgentiam placatus et pacem: ut pariter ab omnibus mundentur offensis, et secura tibi mente deserviant. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - Verleen, vragen wij, Heer, aan uw gelovigen genadig vergiffenis en vrede; opdat zij van alle zonden worden gezuiverd en U tevens met een onbekommerd gemoed dienen. Door onzen Heer. |
| |
Vespers op de een en twintigste zondag na Pinksteren
Ad Magn. Ant. Serve nequam, * omne debitum dimisi tibi, quoniam rogasti me: nonne ergo oportuit et te misereri conservi |
Ant. bij Magn. Boze dienaar, * alle schuld heb ik u kwijtgescholden, omdat gij mij gesmeekt hebt; moest dan ook gij geen medelijden hebben met uw |
| |
| |
mededienaar, zoals ik medelijden heb gehad met u? alleluja. |
tui, sicut et ego tui misertus sum? alleluja. |
Laat ons bidden. - In vaderlijke goedheid, vragen wij, Heer, bewaar voortdurend uw onderhorigheid; opdat zij onder uw bescherming vrij blijve van alle onheil, en door goede werken aan uw Naam zij toegewijd. Door onzen Heer. |
Oremus. - Familiam tuam, quaesumus, Domine, continua pietate custodi: ut a cunctis adversitatibus te protegente sit libera, et in bonis actibus tuo nomini sit devota. Per Dominum. |
| |
Vespers op de twee en twintigste zondag na Pinksteren
Ant. bij Magn. Geeft daarom * aan den keizer wat des keizers is, en aan God wat God toekomt, alleluja. |
Ad Magn. Ant. Reddite ergo * quae sunt Caesaris Caesari, et quae sunt Dei Deo, alleluja. |
Laat ons bidden. - God, onze toevlucht en onze kracht, verhoor de vrome gebeden van uw Kerk, Gij, die zelf de vroomheid verwekt; en geef dat wij werkelijk verkrijgen wat wij vol geloof vragen. Door onzen Heer. |
Oremus. - Deus, refugium nostrum et virtus: adesto piis Ecclesiae tuae precibus, auctor ipse pietatis, et praesta; ut quod fideliter petimus, efficaciter consequamur. Per Dominum. |
| |
Vespers op de drie en twintigste zondag na Pinksteren
Ant. bij Magn. Jesus nu wendde Zich om, * en toen Hij haar zag, zeide Hij: Heb goede moed, dochter; uw geloof heeft u behouden, alleluja. |
Ad Magn. Ant. At Jesus conversus, * et videns eam, dixit: Confide, filia; fides tua te salvam fecit, alleluja. |
Laat ons bidden. - Vergeef, vragen wij, Heer, de misslagen van uw volk; opdat wij van de banden der zonde, waarmede wij onszelf in onze zwakheid hebben gebonden, door uw goedheid worden bevrijd. Door onzen Heer. |
Oremus. - Absolve, quaesumus, Domine, tuorum delicta populorum: ut a peccatorum nexibus, quae pro nostra fragilitate contraximus, tua benignitate liberemur. Per Dominum. |
| |
Vespers op de derde (overgebleven) zondag na de verschijning des Heren
Ant. bij Magn. Heer, * als Gij wilt kunt Gij mij reinigen; en |
Ad Magn. Ant. Domine, * si vis, potes me mun- |
| |
| |
dare: et ait Jesus: Volo, mundare. |
Jesus sprak: Ik wil, word gereinigd. |
Oremus. - Omnipotens sempiterne Deus, infirmitatem nostram propitius respice: atque ad protegendum nos dexteram tuae majestatis extende. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - Almachtige, eeuwige God, zie genadig neer op onze zwakheid; en strek de rechterhand van uw Majesteit uit om ons te beschermen. Door onzen Heer. |
| |
Vespers op de vierde (overgebleven) zondag na de verschijning des Heren
Ad Magn. Ant. Domine, * salva nos, perimus; impera, et fac, Deus, tranquillitatem. |
Ant. bij Magn. Heer, * red ons, wij vergaan; geef uw bevel, God, en maak dat het rustig zij. |
Oremus. - Deus, qui nos, in tantis periculis constitutos, pro humana scis fragilitate non posse subsistere: da nobis salutem mentis et corporis; ut ea, quae pro peccatis nostris patimur, te adjuvante, vincamus. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - God, die weet dat wij, ten gevolge van onze menselijke zwakheid, te midden van zo grote gevaren geen stand kunnen houden, geef ons de gezondheid naar ziel en lichaam; opdat wij datgene wat wij om onze zonden te lijden hebben, met uw hulp overwinnen. Door onzen Heer. |
| |
Vespers op de vijfde (overgebleven) zondag na de verschijning des Heren
Ad Magn. Ant. Colligite * primum zizania, et alligate ea in fasciculos ad comburendum: triticum autem congregate in horreum meum, dicit Dominus. |
Ant. bij Magn. Verzamelt * eerst het onkruid, en bindt het tot bundels om het te verbranden; maar brengt de tarwe bijeen in mijn voorraadschuur, zegt de Heer. |
Oremus. - Familiam tuam, quaesumus, Domine, continua pietate custodi: ut, quae in sola spe gratiae caelestis innititur, tua semper protectione muniatur. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - Waak, vragen wij, Heer, met onafgebroken vaderlijke zorg over uw onderhorigheid; opdat zij, daar zij alleen steun vindt in de hoop op hemelse genade, steeds door uw bescherming worde behoed. Door onzen Heer. |
| |
| |
| |
Vespers op de zesde (overgebleven) zondag na de verschijning des Heren
Ant. bij Magn. Het rijk der hemelen * is gelijk aan een zuurdeeg, dat door een vrouw wordt genomen en vermengd onder drie maten meel, totdat dit geheel is gegist. |
Ad Magn. Ant. Simile est * regnum caelorum fermento, quod acceptum mulier abscondit in farinae satis tribus, donec fermentatum est totum. |
Laat ons bidden. - Verleen, vragen wij, almachtige God, dat wij steeds bedacht zijn op de dingen des geestes, en door woord en daad volbrengen wat U behaagt. Door onzen Heer. |
Oremus. - Praesta, quaesumus, omnipotens Deus: ut semper rationabilia meditantes, quae tibi sunt placita, et dictis exsequamur et factis. Per Dominum. |
| |
Vespers op de laatste zondag na Pinksteren
Ant. bij Magn. Voorwaar, Ik zeg u: * Dit geslacht zal niet voorbijgaan, voordat alles geschied is; hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan, zegt de Heer. |
Ad Magn. Ant. Amen dico vobis: * quia non praeteribit generatio haec, donec omnia fiant: caelum et terra transibunt, verba autem mea non transibunt, dicit Dominus. |
Laat ons bidden. - Wek op, vragen wij, Heer, de wil van uw gelovigen; opdat zij de vrucht van het goddelijk heilswerk met grotere ijver nastreven, en zo van uw vaderlijke goedheid nog krachtiger geneesmiddelen ontvangen. Door onzen Heer. |
Oremus. - Excita, quaesumus, Domine, tuorum fidelium voluntates: ut divini operis fructum propensius exsequentes, pietatis tuae remedia majora percipiant. Per Dominum. |
|
|