| |
Gebeden uit de vespers op het pinksterfeest volgens de byzantijnse ritus
Ter ere van het geheim der Allerheiligste Drievuldigheid dat ons op het Pinksterfeest volledig werd geopenbaard, worden in de kerken waar de Byzantijnse ritus wordt gevolgd, in de avonddienst van deze dag enkele lange gebeden gevoegd, welke knielend worden verricht, en daarom de gebeden der kniebuiging worden genoemd.
Tot God den Vader
Alzuivere, onbevlekte, eeuwige, onzichtbare, onvatbare, ondoorgrondelijke, onveranderlijke, onovertrefbare, onmetelijke, lankmoedige Heer, Gij, die alleen onsterfelijkheid bezit en woont in het ontoegankelijke licht; die de hemel, de aarde en de zee hebt geschapen, en alle schepselen die zich daarin bevinden; die nog vóórdat men tot U bidt, het gevraagde reeds verleent; wij bidden Uen wij roepen U aan, liefdevolle Meester, Vader van onzen Heer en God Jesus Christus, onzen Zaligmaker. Want Hij is om wille van ons, mensen, en om ons heil uit de hemelen neergedaald en heeft het vlees aangenomen door den Heiligen Geest en uit Maria, de altijd maagd gebleven roemrijke Moeder Gods. Eerst onderwees Hij door woorden, en later, toen Hij zijn verlos- | |
| |
singbrengend lijden onderging, gaf Hij ons, zijn nederigen, zondigen en onwaardigen dienaren, door zijn daden een voorbeeld, en leerde ons met gebogen hoofd en gebogen knieën gebeden aan U op te dragen voor onze eigen zonden en voor de zonden van het gehele volk.
Verhoor ons derhalve, barmhartige en liefdevolle God, op welke dag wij U ook aanroepen, in het bijzonder echter op deze Pinksterdag, waarop onze Heer Jesus Christus, nadat Hij ten hemel was opgestegen en plaats had genomen aan de rechterhand van zijn God en Vader, tot zijn heilige leerlingen en apostelen den Heiligen Geest heeft gezonden. Op ieder van hen daalde Hij neder, en allen werden vervuld van zijn onuitputtelijke genade; en zij verkondigden in vreemde talen uw grote daden en profeteerden.
Verhoor op deze dag onze gebeden en wees ons, die arm en schuldig zijn, gedachtig. Zie hoe onze zielen zich in gevangenschap bevinden, en laat uw eigen medelijden voor ons ten beste spreken. Neem ons in barmhartigheid aan, die voor U neervallen en U de woorden toeroepen: ‘Wij hebben gezondigd’. Op U zijn wij vanuit de moederschoot geworpen, van de moederschoot af zijt Gij onze God. Maar omdat onze dagen in lichtzinnigheid zijn weggevloeid, hebt Gij ons uw hulp onttrokken en missen wij elke verdediging. Toch roepen wij vol vertrouwen op uw barmhartigheid U toe: Wees niet langer de zonden gedachtig, die wij in onze jeugd en in onbezonnenheid hebben bedreven, en reinig ons van onze verborgen zonden. Verstoot ons niet in onze ouderdom. Wanneer onze krachten ons gaan verlaten, verlaat Gij ons dan niet. Geef, dat wij, alvorens tot de aarde terug te keren, ons bekeren tot U, en sla uw ogen op ons vol goedertierenheid en genade. Meet onze overtredingen met de maat van uw barmhartigheid en stel de afgrond van uw ontfermingen tegenover de menigte van onze tekortkomingen. Zie, Heer, vanuit uw hoge en heilige hemel neer op uw volk, dat voor U staat en dat uw rijke barmhartigheid ontvangt. Zie ons vol goedheid aan. Verlos ons van de onderdrukking des duivels. Beveilig ons leven door uw heilige en goddelijke geboden. Stel uw volk onder de bescherming van een trouwen bewaarengel. Voer ons allen binnen in uw koninkrijk. Schenk allen vergiffenis die op U vertrouwen, en scheld hun en ons de zonden kwijt; zuiver ons door de kracht van uw Heiligen Geest, en vernietig de strikken waarmee de vijand ons zoekt te belagen.
Tot God den Zoon
Heer Jesus Christus, onze God, die uw vrede aan de mensen hebt gegeven, Gij schenkt uw gelovigen nog tijdens dit leven voortdurend de gave van den Heiligen
| |
| |
Geest als een overvreemdbaar erfdeel. Heden echter hebt Gij op duidelijker wijze uw leerlingen en apostelen deze genade gezonden en hun lippen hebt Gij met vurige tongen gewapend, zodat wij en geheel het menselijke geslacht de goddelijke leer in onze eigen taal hebben gehoord en door het licht van den Geest zijn verlicht. Daardoor ook zijn wij uit de duisternis der dwaling bevrijd, werden wij door zichtbare tongen van vuur en met bovennatuurlijke kracht in het geloof in U onderwezen, en zijn wij verlicht om U te erkennen als God, tezamen met den Vader en den Heiligen Geest, één God, één Kracht, één Macht.
Gij nu, afglans van den Vader, onveranderlijk en onbeweeglijk evenbeeld van zijn wezen en natuur, bron van verlossing en genade, open ook mijn zondige lippen en leer mij, hoe en waarvoor ik moet bidden. Gij immers kent de grote menigte mijner zonden, maar uw barmhartigheid zal hun onmetelijkheid overwinnen. Want zie, vol vrees sta ik voor U, en ik werp de wanhoop van mijn ziel in de zee van uw ontfermingen. Leid Gij mijn leven, die de gehele schepping door uw onuitsprekelijke wijsheid en macht bestuurt. Gij, stille haven voor wie door stormen worden overvallen, toon mij de weg die ik gaan moet. Geef mijn gedachten de geest van uw wijsheid, mijn dwaze zinnen de geest van verstand, en wil mijn daden met de geest van uw heilige vrees overschaduwen. Vernieuw de rechtschapen geest in mijn binnenste en houd door uw besturenden Geest mijn afdwalende gedachten in het rechte spoor, opdat ik door uw goeden Geest geleid tot hetgeen in waarheid nuttig is, iedere dag uw geboden volbrenge en altijd het oordeel voor ogen moge houden, dat Gij bij uw heerlijke wederkomst over onze daden zult spreken. Laat niet toe, dat ik door de vergankelijke genoegens der wereld misleid worde, maar maak mij sterk om naar de vreugde der toekomstige rijkdommen te streven. Want Gij hebt gezegd, Heer, dat een ieder al wat hij zal vragen in uw Naam, met zekerheid zal verkrijgen van uw God en Vader, die van eeuwigheid is gelijk Gij zelf.
Daarom smeek ook ik, zondaar, uw goedertierenheid, op deze dag van de komst van den Heiligen Geest: Geef mij hetgeen ik gevraagd heb, tot heil van mijn ziel. Ja Heer, goede en milde Schenker van alle weldaden, die in overvloeiende mate geeft hetgeen wij U vragen, Gij zijt vol medelijden en ontferming; want ofschoon Gij zonder zonde waart, zijt Gij deelgenoot geworden van ons vlees. In medelijdende liefde buigt Gij U tot hen, die voor U de knieën buigen, en Gij zijt verzoening geworden voor onze zonden. Zend dan, Heer, uw barmhartigheid over uw volk. Verhoor ons vanuit uw heilige hemel. Heilig ons door de
| |
| |
verlossende kracht van uw arm. Bedek ons onder de beschutting van uw vleugelen en wil het werk uwer handen niet veronachtzamen. Tegen U alleen zondigen wij, maar U alleen ook dienen wij. Ons hart is niet in staat een vreemden god te aanbidden, noch kunnen wij. Heer, onze handen uitstrekken naar een anderen god. Vergeef ons wat wij misdeden, en neem de gebeden aan, die wij, voor U neergeknield, tot U richten. Strek over ons allen uw helpende hand uit, en aanvaard hel gebed van allen als een aangenaam reukoffer, dat opstijgt voor uw algoede troon.
Eeuwig stromende bron van leven en licht, scheppende Kracht, van eeuwigheid gelijk aan den Vader; Gij die geheel het heilsbestel om wille van de verlossing der stervelingen op heerlijke wijze hebt vervuld, Christus onze God, Gij hebt de onverbreekbare boeien des doods en de kluisters van de hel verbrijzeld en de menigte der boze geesten onder uw voeten vertreden. Gij hebt Uzelf als een vlekkeloos slachtoffer voor ons opgedragen, uw zuiver lichaam, heilig en onberoerd door de zonde, overleverend als offerande, en door deze ontzagwekkende en onuitsprekelijke priesterlijke daad hebt Gij ons het eeuwig leven geschonken. Gij zijt in de onderwereld neergedaald en hebt daar de eeuwige grendels vergruizeld, en hun die in de diepte gezeten waren, hebt Gij de weg naar boven gewezen. Den aartsbozen draak van de afgrond hebt Gij met goddelijk wijze list gevangen; Gij hebt hem met de ketens der onderwereld vastgebonden in de hel en door uw grenzenloze kracht opgesloten in onuitblusbaar vuur en in de diepste duisternis.
Roemrijke wijsheid des Vaders, die U voor de bedreigden een machtige helper toont, en allen verlicht die in de duisternis en de schaduw des doods zijn gezeten; Gij, Heer der eeuwige heerlijkheid en geliefde Zoon van den allerhoogsten Vader, eeuwig licht van het eeuwige licht, Zon der gerechtigheid, verhoor onze gebeden en geef de eeuwige rust aan de zielen van uw dienaren, die vóór ons ontslapen zijn, onze vaders en broeders en overige bloedverwanten en alle huisgenoten des geloofs, die wij heden gedenken; want Gij bezit macht over alles en Gij houdt in uw hand de grenzen der aarde.
Almachtige Meester, God der vaderen en Heer van ontferming, Schepper van het sterfelijke en onsterfelijke geslacht en van geheel het mensdom dat ontstaat en weer te gronde gaat, Bewerker van leven en van dood, van het leven hier op aarde en van de overgang naar het hiernamaals; Gij, die een ieder zijn jaren van leven toemeet en het tijdstip van de dood bepaalt, die binnenvoert in het dodenrijk en weer daaruit geleidt, die zwakheid bindt
| |
| |
tot kracht en ontbindt wat krachtig is, die het tegenwoordige nuttig inricht en het toekomstige heilzaam regelt, en hen die gewond zijn door de prikkel des doods weer opwekt door de hoop op de wederopstanding; Gij, Gebieder van het heelal, God onze Redder, hoop van allen die zich waar ter wereld ook bevinden, al waren zij verre op zee; Gij hebt ons op deze laatste, grote en heilzame Pinksterdag het geheim van de heilige, wezenlijk éne, gelijkelijk eeuwige, ondeelbare en onvermengde Drievuldigheid geopenbaard. Gij hebt uw heiligen en levenwekkenden Geest, die verscheen in de gedaante van vurige tongen, over uw heilige apostelen uitgestort. Zo hebt Gij hen tot verkondigers gemaakt van ons heilig geloof, en tot belijders en herauten aangesteld van de ware kennis van God. Gewaardig U op dit hoogverheven en heilzame feest ons smeken om verzoening voor hen die in de onderwereld vertoeven te aanvaarden, Gij, die ons ook gegronde hoop geeft, dat Gij den stervenden verzachting van hun lijden en troost zult overzenden. Verhoor de gebeden van ons die, arm en ellendig als wij zijn, tot U smeken, en doe de zielen van uw dienaren die ons zijn voorgegaan, rusten in het eeuwig groenende oord van licht en van verkwikking, waar alle smart, alle droefheid en jammer verdwijnt. Doe hun zielen wonen te midden der rechtvaardigen en schenk hun genadig vrede en verkwikking. Want niet de doden zullen U prijzen, Heer, noch zullen zij, die in de onderwereld zijn, de moed hebben U lof te brengen; maar wij, levenden, verheerlijken U en smeken tot U, en wij brengen U onze smeekbeden en offers voor het heil van hun zielen.
|
|