| |
Getijden op het heilig pinksterfeest
Op Zaterdag voor Pinksterzondag bidt men de Eerste Vespers, welke gelijk zijn aan de Vespers op bladz. 826, behalve de veranderingen die daar voor de Eerste Vespers zijn aangegeven.
| |
| |
| |
De lauden
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
TOEN de dagen * van het Pinksterfeest waren aangebroken, waren allen tezamen op dezelfde plaats, alleluja. |
CUM complerentur * dies Pentecostes, erant omnes pariter in eodem loco, alleluja. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106.
2 Ant. De Geest des Heren * heeft de gehele aarde vervuld, alleluja. |
2 Ant. Spiritus Domini * replevit orbem terrarum, alleluja |
3 Ant. Vervuld werden allen * van den Heiligen Geest, en zij begonnen te spreken, alleluja, alleluja. |
3 Ant. Repleti sunt omnes * Spiritu Sancto, et coeperunt loqui, alleluja, alleluja. |
4 Ant. Bronnen * en al wat beweegt in het water, zingt God een loflied, alleluja. |
4 Ant. Fontes, * et omnia quae moventur in aquis, hymnum dicite Deo, alleluja. |
5 Ant. De apostelen * verkondigden in verschillende talen de grote daden van God, alleluja, alleluja. |
5 Ant. Loquebantur * variis linguis apostoli magnalia Dei, alleluja, alleluja. |
| |
Kapittel Hand. 2, 1-2
Toen de dagen van het Pinksterfeest waren aangebroken, waren alle leerlingen tezamen op dezelfde plaats; en plotseling ontstond uit de hemel het geluid als van een hevige windvlaag, en vervulde het gehele huis waar zij zich bevonden. ℟. Gode zij dank. |
Cum complerentur dies Pentecostes, erant omnes discipuli pariter in eodem loco; et factus est repente de caelo sonus, tamquam advenientis spiritus vehementis, et replevit totam domum, ubi erant sedentes. ℟. Deo gratias. |
| |
Lofzang
Weer brengt een zaal'ge blijdschap ons
de kringloop van het jaar, de dag
waarop de Geest, de Paracleet,
de leerlingen heeft overstraald. |
Beata nobis gaudia
anni reduxit orbita,
cum Spiritus Paraclitus
effulsit in discipulos. |
Het vuur, in brand van trillend licht,
droeg de gedaante van een tong,
opdat zij rijk in woorden en
in liefde brandend zouden zijn. |
Ignis vibrante lumine
linguae figuram detulit,
verbis ut essent proflui,
et caritate fervidi. |
| |
| |
Linguis loquuntur omnium:
turbae pavent gentilium,
musto madere deputant
quos Spiritus repleverat. |
In aller tongen spreken zij;
de vele volken staan verbaasd;
en menen dat beneveld zijn
die met den Geest werden vervuld. |
Patrata sunt haec mystice,
Paschae peracto tempore,
sacro dierum numero,
quo lege fit remissio. |
Geheimnisvol is dit geschied
bij 't einde van de Paschatijd
en 't heilig tal der dagen, als
de wet vanouds verlossing schenkt. |
Te nunc, Deus piissime,
vultu precamur cernuo:
illapsa nobis caelitus
largire dona Spiritus. |
U heden, allerliefste God,
bidden wij met gebogen hoofd:
geef ons dit hemelse geschenk,
de gaven van den Heil'gen Geest. |
Dudum sacrata pectora
tua replesti gratia:
dimitte nostra crimina,
et da quieta tempora. |
Ons hart dat reeds geheiligd werd,
hebt Gij vervuld met uw gena;
vergeef ons onzer zonden schuld
en schenk een tijd van vrede en rust. |
Gloria Patri Domino.
Natoque, qui a mortuis
surrexit, ac Paraclito,
in saeculorum saecula. |
Den Vader, Heer, zij heerlijkheid,
en aan den Zoon, die uit de dood
verrees, en aan den Paracleet,
tot in der eeuwen eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Repleti sunt omnes Spiritu Sancto, alleluja. ℟. Et coeperunt loqui, alleluja. |
℣. Vervuld werden allen van den Heiligen Geest, alleluja. ℟. En zij begonnen te spreken, alleluja. |
Ant. Accipite * Spiritum Sanctum: quorum remiseritis peccata, remittuntur eis, alleluja. |
Ant. Ontvangt * den Heiligen Geest; wier zonden gij zult vergeven, hun zijn zij vergeven, alleluja. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Oremus. - Deus, qui hodierna die corda fidelium Sancti Spiritus illustratione docuisti: da nobis in eodem Spiritu recta sapere; et de ejus semper consolatione gaudere. Per Dominum nostrum Jesum Christum |
Laat ons bidden. - God, die heden de harten der gelovigen door de verlichting van den Heiligen Geest hebt onderwezen; geef ons in denzelfden Geest oprecht wijs te zijn, en ons altijd in zijn vertroosting te verblijden. Door onzen Heer |
| |
| |
Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van dien Heiligen Geest, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate ejusdem Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
¶ Met bijzondere plechtigheid wordt vandaag in de klooster- en kapittelkerken het uur van de Terts gezongen, daar op dit uur immers (ongeveer negen uur in de morgen) de Heilige Geest over de apostelen is nedergedaald. In plaats van de gewone lofzang zingt men Veni Creator, zie bladz. 832; gedurende de eerste strofe knielt men neer.
| |
De vespers
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
TOEN de dagen * van het Pinksterfeest waren aangebroken, waren allen tezamen op dezelfde plaats, alleluja. |
CUM complerentur * dies Pentecostes, erant omnes pariter in eodem loco, alleluja. |
| |
Psalm 109
Vandaag heeft de Heer de staf van zijn macht uit Sion gezonden; in den Heiligen Geest is de Heer voortaan aan onze rechterzijde.
De Heer zeide tot mijnen Heer: * ‘Zit neder aan mijn rechterhand, |
Dixit Dominus Domino meo: * ‘Sede a dextris meis, |
Totdat ik uw vijanden leg * als een rustbank voor uw voeten’. |
Donec ponam inimicos tuos * scabellum pedum tuorum’. |
De Heer strekt uw machtige scepter uit van Sion: * ‘Heers te midden uwer vijanden. |
Virgam virtutis tuae emittet Dominus ex Sion: * ‘Dominare in medio inimicorum tuorum. |
U zij de heerschappij ten dage van uw macht in de luister van uw heiligheid; * uit mijn schoot heb lk U verwekt vóór de morgenster’. - |
Tecum principium in die virtutis tuae in splendoribus sanctorum; * ex utero ante luciferum genui te’. - |
De Heer heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen: * ‘Gij zijt priester in eeuwigheid naar de wijze van Melchisedech’. |
Juravit Dominus, et non poenitebit eum: * ‘Tu es sacerdos in aeternum secundum ordinem Melchisedech’. |
De Heer is aan uw rechter- |
Dominus a dextris tuis, * |
| |
| |
confregit in die irae suae reges. |
hand; * op de dag van zijn toorn zal Hij de koningen verpletteren. |
Judicabit in nationibus, implebit ruinas; * conquassabit capita in terra multorum. |
Hij zal de volkeren richten, hun ondergang voltrekken, * hun hoofden verpletteren over geheel de aarde. |
De torrente in via bibet; * propterea exaltabit caput. |
Uit een beek zal Hij drinken op zijn weg, * en daarom het hoofd fier verheffen. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Cum complerentur dies Pentecostes, erant omnes pariter in eodem loco, alleluja. |
Ant. Toen de dagen van het Pinksterfeest waren aangebroken, waren allen tezamen op dezelfde plaats, alleluja. |
|
2 Ant. Spiritus Domini * replevit orbem terrarum, alleluja. |
2 Ant. De Geest des Heren * heeft de gehele aarde vervuld, alleluja. |
| |
Psalm 110
De Geest schenke ons de vreze des Heren, welke het begin der wijsheid is. Hij is het, die ons de heerlijkheid van Christus' heilswerk doet kennen.
Confitebor tibi, Domine, in toto corde meo, * in consilio justorum et congregatione. |
Ik wil U loven, Heer, uit geheel mijn hart, * in de raad en in de bijeenkomst der vromen. |
Magna opera Domini, * exquisita in omnes voluntates ejus. |
Groot zijn de werken des Heren, * geordend naar zijn welbehagen. |
Confessio et magnificentia opus ejus, * et justitia ejus manet in saeculum saeculi. |
Majesteit en luister is zijn doen, * en zijn rechtvaardigheid blijft in de eeuwen der eeuwen. |
Memoriam fecit mirabilium suorum, misericors et miserator Dominus: * escam dedit timentibus se. |
Voor zijn wonderdaden heeft Hij een gedachtenis ingesteld, de barmhartige en genadige Heer: * Hij gaf voedsel aan hen die Hem vrezen. |
Memor erit in saeculum testamenti sui; * virtutem operum suorum annuntiabit populo suo; |
In eeuwigheid blijft Hij zijn verbond indachtig; * de kracht van zijn werken heeft Hij doen kennen aan zijn volk, |
Ut det illis hereditatem gentium; * opera manuum ejus veritas, et judicium. |
Door hun het erfdeel der heidenen te schenken; * de werken zijner handen zijn trouw en gerechtig. |
Fidelia omnia mandata ejus: confirmata in saecu- |
Onwrikbaar zijn al zijn geboden, vastgesteld voor altijd en |
| |
| |
eeuwig, * gevestigd op waarheid en recht. |
lum saeculi, * facta in veritate et aequitate. |
Hij heeft zijn volk verlossing gezonden, * zijn verbond voor eeuwig bevestigd. |
Redemptionem misit populo suo, * mandavit in aeternum testamentum suum. |
Heilig en vreeswekkend is zijn Naam; * het begin der wijsheid is de vreze des Heren. |
Sanctum et terribile nomen ejus; * initium sapientiae timor Domini. |
Waarlijk wijs zijn zij die haar betrachten. * Zijn lof blijft voor altijd en eeuwig. |
Intellectus bonus omnibus facientibus eum. * Laudatio ejus manet in saeculum saeculi. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. De Geest des Heren heeft de gehele aarde vervuld, alleluja. |
Ant. Spiritus Domini replevit orbem terrarum, alleluja. |
|
3 Ant. Vervuld werden allen * van den Heiligen Geest, en zij begonnen te spreken, alleluja, alleluja. |
3 Ant. Repleti sunt omnes * Spiritu Sancto, et coeperant loqui, alleluja, alleluja. |
| |
Psalm 111
In zijn Geest komt God de armen te hulp; door den Geest zal Gods ontferming en gerechtigheid altijd onder ons blijven.
Gelukkig de man die den Heer vreest, * en zijn geboden van harte bemint. |
Beatus vir, qui timet Dominum, * in mandatis ejus volet nimis. |
Zijn kroost zal machtig zijn op aarde; * het geslacht der vromen zal worden gezegend. |
Potens in terra erit semen ejus; * generatio rectorum benedicetur. |
Roem en rijkdom zijn in zijn huis, * en zijn gerechtigheid blijft voor altijd en eeuwig. |
Gloria et divitiae in domo ejus, * et justitia ejus manet in saeculum saeculi. |
Voor de vromen is een Licht opgegaan in het duister: * Hij die barmhartig is, genadig en rechtvaardig. |
Exortum est in tenebris lumen rectis: * misericors et miserator et justus. |
Gelukkig de mens die zich ontfermt en te leen geeft, en zijn woorden wikt met omzichtigheid, * want in eeuwigheid zal hij niet wankelen. |
Jucundus homo qui miseretur et commodat, disponet sermones suos in judicio, * quia in aeternum non commovebitur. |
In herinnering voor eeuwig blijft de vrome, * voor geen kwade tijding zal hij vrezen. |
In memoria aeterna erit justus, * ab auditione mala non timebit. |
Zijn hart is gerust, in vertrouwen op den Heer; zijn hart is |
Paratum cor ejus sperare in Domino, confirmatum est |
| |
| |
cor ejus, * non commovebitur donec despiciat inimicos suos. |
onverstoorbaar, * het zal niet wankelen, totdat hij zijn vijanden aan zijn voeten ziet. |
Dispersit, dedit pauperibus; justitia ejus manet in saeculum saeculi, * cornu ejus exaltabitur in gloria. |
Mild deelt hij uit aan de armen, zijn gerechtigheid blijft voor altijd en eeuwig, * zijn kracht verheft zich in heerlijkheid. |
Peccator videbit et irascetur, dentibus suis fremet et tabescet; * desiderium peccatorum peribit. |
De zondaar ziet het vol afgunst; hij knarst op de tanden, terwijl de nijd hem verteert; * maar de hoop der bozen zal vergaan. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
|
Ant. Repleti sunt omnes Spiritu Sancto, et coeperunt loqui, alleluja, alleluja. |
Ant. Vervuld werden allen van den Heiligen Geest, en zij begonnen te spreken, alleluja, alleluja. |
|
4 Ant. Fontes, * et omnia quae moventur in aquis, hymnum dicite Deo, alleluja. |
Ant. Bronnen * en al wat beweegt in het water, zingt God een loflied, alleluja. |
| |
Psalm 112
Wij zingen de heerlijkheid van God, die ons vandaag de volheid van het nieuwe heil doet kennen.
Laudate pueri, Dominum; * laudate nomen Domini. |
Looft, gij dienaren, den Heer; * looft de Naam des Heren. |
Sit nomen Domini benedictum * ex hoc nunc et usque in saeculum. |
De Naam des Heren zij gezegend * van nu af tot in eeuwigheid. |
A solis ortu usque ad occasum * laudabile nomen Domini. |
Van de opgang der zon tot haar ondergang * zij de Naam des Heren geprezen. |
Excelsus super omnes gentes Dominus, * et super caelos gloria ejus. |
Verheven boven alle volken is de Heer, * en boven de hemelen zijn heerlijkheid. |
Quis sicut Dominus Deus noster, qui in altis habitat, * et humilia respicit in caelo et in terra? |
Wie is gelijk den Heer onzen God, die in den hoge woont, * en nederziet op wat gering is in de hemel en op aarde? |
Suscitans a terra inopem, * et de stercore erigens pauperem, |
Die den behoeftige opricht uit het stof, * beurt uit het slijk den arme, |
Ut collocet eum cum principibus, * cum principibus populi sui; |
Om hem een plaats te geven bij de vorsten, * bij de vorsten van zijn volk; |
Qui habitare facit sterilem |
Die de onvruchtbare doet wo- |
| |
| |
nen in haar huis * als een blijde moeder van kinderen. |
in domo, * matrem filiorum laetantem. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Bronnen en al wat beweegt in het water, zingt God een loflied, alleluja. |
Ant. Fontes, et omnia quae moventur in aquis, hymnum dicite Deo, alleluja. |
|
5 Ant. De apostelen * verkondigden in verschillende talen de grote daden van God, alleluja, alleluja. |
5 Ant. Loquebantur * variis linguis apostoli magnalia Dei, alleluja, alleluja. |
In de EERSTE VESPERS wordt de volgende psalm vervangen door psalm 116: Laudate Dominum, omnes gentes, bladz. 806.
| |
Psalm 113
Hoe heerlijk is God, wiens Drievuldigheid ons vandaag werd geopenbaard. Hij is onze enige steun, en Hem prijzen wij in eeuwigheid.
Toen Israël uit Egypte toog, * het huis van Jacob uit een volk van barbaren, |
In exitu Israël de Aegypto, * domus Jacob de populo barbaro, |
Toen werd Judea Gods heiligdom, * Israël zijn rijksgebied. |
Facta est Judaea sanctificatio ejus, * Israël potestas ejus. |
De zee zag het en vluchtte, * de Jordaan deinsde terug in zijn loop. |
Mare vidit et fugit, * Jordanis conversus est retrorsum. |
De bergen sprongen op als rammen, * en de heuvelen als lammeren. |
Montes exsultaverunt ut arietes, * et colles sicut agni ovium. |
Wat is er, zee, dat gij vlucht; * en gij, Jordaan, dat gij terugdeinst in uw loop; |
Quid est tibi, mare, quod fugisti; * et tu, Jordanis, quia conversus es retrorsum; |
Gij, bergen, dat gij opspringt als rammen, * en gij, heuvelen, als lammeren? |
Montes, exsultastis sicut arietes, * et colles, sicut agni ovium? |
De aarde beefde voor het aanschijn des Heren, * voor het aanschijn van den God van Jacob, |
A facie Domini mota est terra, * a facie Dei Jacob, |
Die de rots veranderde in een waterplas, * het gesteente in een waterbron. - |
Qui convertit petram in stagna aquarum, * et rupem in fontes aquarum. - |
Niet aan ons, Heer, niet aan ons, * maar geef eer aan uw Naam, |
Non nobis, Domine, non nobis, * sed nomini tuo da gloriam, |
Om uw ontferming en uw getrouwheid; * opdat de heide- |
Super misericordia tua et veritate tua; * nequando di- |
| |
| |
cant gentes: ‘Ubi est Deus eorum?’ |
nen niet kunnen zeggen: ‘Waar is hun God?’ |
Deus autem noster in caelo; * omnia quaecumque voluit, fecit. |
Onze God is in de hemel; * Hij doet al wat Hem behaagt. |
Simulacra gentium argentum et aurum, * opera manuum hominum. |
Maar de afgoden der heidenen zijn zilver en goud, * het werk van mensenhanden. |
Os habent, et non loquentur; * oculos habent, et non videbunt; |
Zij hebben een mond, maar kunnen niet spreken; * zij hebben ogen, maar kunnen niet zien. |
Aures habent, et non audient; * nares habent, et non odorabunt; |
Zij hebben oren, maar kunnen niet horen; * zij hebben een neus, maar kunnen niet ruiken. |
Manus habent, et non palpabunt; pedes habent, et non ambulabunt; * non clamabunt in gutture suo. |
Zij hebben handen, maar kunnen niet tasten; zij hebben voeten, maar zij kunnen niet gaan; * zij geven geen geluid met hun keel. |
Similes illis fiant qui faciunt ea, * et omnes qui confidunt in eis. - |
Gelijk aan hen mogen worden die hen maken * en allen die op hen vertrouwen. - |
Domus Israël speravit in Domino; * adjutor eorum et protector eorum est. |
Maar het huis van Israël vertrouwt op den Heer; * Hij is hun helper en hun beschermer. |
Domus Aaron speravit in Domino; * adjutor eorum et protector eorum est. |
Het huis van Aäron vertrouwt op den Heer; * Hij is hun helper en hun beschermer. |
Qui timent Dominum, speraverunt in Domino; * adjutor eorum et protector eorum est. |
Die den Heer vrezen, vertrouwen op den Heer; * Hij is hun helper en hun beschermer. |
Dominus memor fuit nostri, * et benedixit nobis. |
Daarom is de Heer onzer indachtig * en geeft Hij ons zijn zegen. |
Benedixit domui Israël, * benedixit domui Aaron. |
Hij zegent het huis van Israël; * Hij zegent het huis van Aäron. |
Benedixit omnibus, qui timent Dominum, * pusillis cum majoribus. |
Hij zegent allen die den Heer vrezen, * zowel kleinen als groten. |
Adjiciat Dominus super vos, * super vos et super filios vestros. |
Nog rijker zegen schenke u de Heer, * aan u en uw kinderen. |
Benedicti vos a Domino, * qui fecit caelum et terram. |
Weest gezegend door den Heer * die hemel en aarde gemaakt heeft. |
Caelum caeli Domino, * |
De hemelen behoren den Heer, |
| |
| |
* maar de aarde gaf Hij aan de kinderen der mensen. |
terram autem dedit filiis hominum. |
Niet de doden zullen U loven, Heer, * noch allen die nederdalen in het graf; |
Non mortui laudabunt te, Domine, * neque omnes, qui descendunt in infernum. |
Maar wij die leven, prijzen den Heer * van nu af tot in eeuwigheid. |
Sed nos qui vivimus, benedicimus Domino * ex hoc nunc et usque in saeculum. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. De apostelen verkondigden in verschillende talen de grote daden van God, alleluja, alleluja. |
Ant. Loquebantur variis linquis apostoli magnalia Dei, alleluja, alleluja. |
| |
Kapittel Hand. 2, 1-2
Toen de dagen van het Pinksterfeest waren aangebroken, waren alle leerlingen tezamen op dezelfde plaats; en plotseling ontstond uit de hemel het geluid als van een hevige windvlaag, en vervulde het gehele huis waar zij zich bevonden. ℟. Gode zij dank. |
Cum complerentur dies Pentecostes, erant omnes discipuli pariter in eodem loco; et factus est repente de caelo sonus, tamquam advenientis spiritus vehementis, et replevit totam domum, ubi erant sedentes. ℟. Deo gratias. |
| |
Lofzang
¶ De gewijzigde tekst en melodie op bladz. 1530. De eerste strofe van deze lofzang bidden of zingen wij geknield.
Kom tot ons, Geest die Schepper zijt,
bezoek de geesten van uw volk,
en vul met hemelse gena
de harten die Gij hebt gevormd. |
Veni, Creator Spiritus,
mentes tuorum visita,
imple superna gratia,
quae tu creasti pectora. |
Gij die de Trooster wordt genoemd,
de gave van God allerhoogst,
wellende bron, vuur, liefdegloed,
en zachte zalving voor de ziel. |
Qui Paraclitus diceris,
donum Dei altissimi,
fons vivus, ignis, caritas,
et spiritalis unctio. |
Die zevenvoud in gaven zijt,
wijsvinger van Gods rechterhand,
U heeft de Vader vast beloofd,
die kelen met uw woord verrijkt. |
Tu septiformis munere,
dextrae Dei tu digitus,
tu rite promissum Patris,
sermone ditans guttura. |
Ontsteek in onze zinnen 't licht,
stort uit de liefde in ons hart,
versterk de zwakheid van ons vlees
onafgebroken met uw kracht. |
Accende lumen sensibus:
infunde amorem cordibus:
infirma nostri corporis
virtute firmans perpeti. |
| |
| |
Hostem repellas longius,
pacemque dones protinus:
ductore sic te praevio
vitemus omne noxium. |
Verdrijf van ons den vijand ver,
geef durend uwen vrede ons;
met U als gids en leidsman doe
ons zo vermijden alle kwaad. |
Per te sciamus da Patrem,
noscamus atque Filium,
te utriusque Spiritum
credamus omni tempore. |
Geef ons dat wij, door U verlicht,
den Vader kennen en den Zoon,
en dat in U, hun beider Geest,
geloven wij te allen tijd. |
Gloria Patri Domino,
Natoque, qui a mortuis
surrexit, ac Paraclito,
in saeculorum saecula. |
Den Vader, Heer, zij heerlijkheid,
en aan den Zoon, die uit de dood
verrees, en aan den Paracleet,
tot in der eeuwen eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Loquebantur variis linguis apostoli, alleluja. ℟. Magnalia Dei, alleluja. |
℣. De apostelen verkondigden in verschillende talen, alleluja. ℟. De grote daden van God, alleluja. |
Ant. Hodie * completi sunt dies Pentecostes, alleluja; hodie Spiritus Sanctus in igne discipulis apparuit, et tribuit eis charismatum dona; misit eos in universum mundum praedicare et testificari: Qui crediderit et baptizatus fuerit, salvus erit, alleluja. |
Ant. Heden * zijn de dagen van het Pinksterfeest aangebroken, alleluja; heden is de Heilige Geest in een vuur aan de leerlingen verschenen en heeft hun de gaven zijner genaden geschonken; Hij zond hen uit over de gehele wereld om te prediken en te getuigen: Wie gelooft en gedoopt is, zal zalig worden, alleluja. |
In de EERSTE VESPERS:
℣. Repleti sunt omnes Spiritu Sancto, alleluja. ℟. Et coeperunt loqui, alleluja. |
℣. Vervuld werden allen van den Heiligen Geest, alleluja. ℟. En zij begonnen te spreken, alleluja. |
Ant. Non vos relinquam * orphanos, alleluja: vado et venio ad vos, alleluja: et gaudebit cor vestrum, alleluja. |
Ant. Ik zal u niet * als wezen achterlaten, alleluja; Ik ga heen, maar kom tot u, alleluja; en uw hart zal zich verblijden, alleluja. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Oremus. - Deus, qui hodierna die corda fidelium Sancti Spiritus illustratione docuisti: da nobis in eodem Spiritu recta sapere; et de ejus semper con- |
Laat ons bidden. - God, die heden de harten der gelovigen door de verlichting van den Heiligen Geest hebt onderwezen; geef ons in denzelfden Geest oprecht wijs te zijn, en |
| |
| |
ons altijd in zijn vertroosting te verblijden. Door onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van dien Heiligen Geest, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
solatione gaudere. Per Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate ejusdem Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
Onze Vader. |
Pater noster. |
De Heer geve ons. |
Dominus det nobis. |
Hierna bidt men ter ere van de heilige Moeder van God: Regina caeli, bladz. 201.
¶ Gedurende de Pinksterweek, tot en met de Lauden van Quatertemperzaterdag, kan men de Lauden en de Vespers bidden zoals op Pinksterzondag.
|
|