Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens
(1951)–Cornelis Adrianus Bouman– Auteursrecht onbekendTwee psalmen over het geheim van 's Heren hemelvaartPsalm 46 Omnes gentes, plaudite manibusToen de psalmendichter de lof zong van God na een overwinning van Israël, voorspelde hij de heerlijkheid des Heren na de voltooiing van het heilswerk: het opstijgen van Christus onder de jubel en het bazuingeschal der juichende engelkoren. Steeds heeft de Kerk deze psalm van Christus' hemelvaart verstaan, aldus haar stem voegend bij die der hemelse geesten. Alle gij volken, klapt in de handen; * juicht voor God met geroep van vreugde. Want verheven is de Heer en vreeswekkend, * een grote Koning over geheel de aarde. Hij heeft de volken aan ons onderworpen, * de heidenen onder onze voeten. | |
[pagina 809]
| |
Hij heeft voor ons het erfdeel uitgekozen; * de heerlijkheid van Jacob, dien Hij liefhad. - God stijgt op onder gejuich, * de Heer bij het schallen der bazuin. Zingt lof aan onzen God, zingt lof; * zingt lof aan onzen Koning, zingt lof. Want God is de Koning van geheel de aarde; * zingt Hem een kunstig loflied. God regeert onder de volken; * God is gezeten op zijn heilige troon. De vorsten der volken zijn bijeengekomen tot het volk van den God van Abraham; * want aan God behoren de groten der aarde; Hij alleen is hoog verheven. Eer aan den Vader. | |
Psalm 67. Exsurgat DeusDeze psalm heeft de Kerk steeds verstaan met betrekking tot het heilsgeheim; met voorliefde zingt zij hem op het feest van 's Heren hemelvaart en op het Pinksterfeest. De letterlijke zin veronderstelt het gebruik van deze psalm bij een processie, mogelijk een processie met de Verbondsark, zoals wij uit de eerste verzen zouden kunnen besluiten. De psalm bezingt de wondervolle tocht door de woestijn, de overwinning van het beloofde land en de uitverkiezing van Sion als Gods heiligdom; vandaar beschermt de Heer zijn volk en daar komen zijn getrouwen, zowel Joden als heidenen, Hem huldigen. - Het beloofde land is ons de hemel waar Christus door zijn overwinning is binnengetreden, de gevangenschap van onze zondigheid met Zich voerend. Ook de Kerk is het beloofde land, want zij is de eerste verwerkelijking en de belofte van de hemelse heerlijkheid. In haar staat het heiligdom van de Sion reeds opgericht, waarheen ook de heidenen optrekken om mede de glorie des Heren te bezingen. Dat God nu opsta, en zijn vijanden verstrooid worden, * en die Hem haten, vluchten voor zijn aangezicht. Zoals rook verdwijnt, zo mogen zij verdwijnen; * zoals was versmelt voor het vuur, zo vergaan de zondaars voor Gods aangezicht. Maar dat de gerechtigen een feestmaal houden en juichen voor Gods aanschijn, * en zich verblijden vol vreugde. Zingt God ter eer en zingt een loflied voor zijn Naam; * baant een weg voor Hem die opvaart naar het Westen; zijn Naam is: de Heer. Juicht voor zijn aanschijn; * zij echter zullen beven voor zijn aangezicht, voor den vader der wezen en der weduwen wreker. God troont in zijn heiligdom, * God, die eensgezinden in zijn huis doet wonen, Die gevangenen uitleidt met kracht; * maar de weerspannigen verblijven in het graf. - God, toen Gij zijt uitgetogen aan het hoofd van uw volk, * toen Gij zijt voortgeschreden door de wildernis, Beefde de aarde en dropen de hemelen voor het aanschijn van den God van de Sinaï, * voor het aanschijn van den God van Israël. Milde regen hebt Gij, God, aan uw erfgebied gegeven; * het was uitgeput, maar Gij hebt het gesterkt. Uw kudde neemt het tot haar woning; * Gij hebt het in uw goedheid, God, bereid voor den arme. De Heer legde een zegelied op | |
[pagina 810]
| |
de lippen der heilboden, * die velen zijn in aantal: ‘De koningen der legers vluchten en vluchten, * en aan de bekoorlijke vrouw des huizes valt toe de buit te verdelen. Als gij gaat rusten te midden van uw erfgebied, zult gij zijn als duiven met zilveren vleugels, * met slagpennen in gulden glans. Want de Heer des hemels heeft er de koningen uiteengedreven als vlokken sneeuw op de Selmon.’ - * Een gebergte Gods is het gebergte van Basan. Een berg met vele toppen is het gebergte van Basan; * waarom ziet gij vol afgunst, veeltoppig gebergte, Naar de berg (Sion) die God Zich tot woning begeerde? * Want de Heer wil er wonen voor immer. De strijdwagens van God zijn tienduizend, duizend maal duizenden; * op hen trekt Gij op naar uw heiligdom als naar de Sinaï. Gij zijt opgestegen ten hoge en hebt de gevangenschap gevangen met U meegevoerd; * Gij hebt de mensen tot geschenk ontvangen, Zelfs hen die niet geloofden * dat de Heer God daar zijn woning had gevestigd. - Gezegend zij de Heer te allen tijde; * de God van ons heil schenke ons een voorspoedige doortocht. Onze God is een God die redding schenkt, * en bij den Heer is uitkomst uit de dood. Waarlijk, God zal de hoofden zijner vijanden verbrijzelen, * de ruige schedel van wie wandelen in ongerechtigheid. De Heer zelf heeft gesproken: ‘Ik zal hen terugvoeren uit Basan, * Ik zal hen terugvoeren uit de diepten der zee; Zodat uw voeten waden in hun bloed, * de tong uwer honden haar deel krijge van de vijanden.’ - Wij zien uw opgang, God, * de opgang van mijn God, van mijnen Koning die woont in het heiligdom. Voorop gaan de vorsten met de snarenspelers, * te midden van jonkvrouwen met tamboerijnen. ‘Looft God den Heer in uw koren, * gij die zijt voortgekomen uit de bronnen van Israël.’ Daar treedt Benjamin aan, de jongste, * in verrukking van geest. De vorsten van Juda en hun leiders, * de vorsten van Zabulon, de vorsten van Nephtali. - Gebied, o God, uw macht; * bevestig, God, wat Gij in ons hebt bewerkt. Om wille van uw tempel in Jerusalem * brengen U de koningen hun gaven. Bedreig het monster in het riet, de bende der stieren met de kalveren der volken, * die zoeken uit te sluiten wie als zilver zijn beproefd.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 811]
| |
Verstrooi de volken die belust zijn op oorlog; gezanten komen tot U uit Egypte, * Ethiopië strekt de handen uit tot God. - Koninkrijken der aarde, zingt voor God, * stemt voor den Heer een loflied aan, Een loflied voor God, die opstijgt naar het hoogste des hemels, * naar de kant van het Oosten. Hoort, Hij laat weerklinken zijn machtige stem. Geeft glorie aan God; * over Israël is zijn heerlijkheid en zijn kracht in de wolken. Wonderbaar is God in zijn heiligdom; de God van Israël geeft kracht en sterkte aan zijn volk. * Gezegend zij God.
Eer aan den Vader. |
|