| |
Getijden op het feest van 's Heren hemelvaart
De Eerste Vespers zijn gelijk aan de Vespers op de feestdag, bladz. 806, behalve de antifoon bij de lofzang Magnificat.
In de Completen wordt, tot en met de Vrijdag voor Pinksteren, de lofprijzing van de lofzang als volgt veranderd:
Jesu, tibi sit gloria,
qui victor in caelum redis,
cum Patre, et almo Spiritu,
in sempiterna saecula. |
Jesus, aan U zij eer, die in
triomf ten hemel wederkeert,
met Vader en met milden Geest,
in aller eeuwen eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
| |
De lauden
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
| |
| |
1 Ant. |
1 Ant. |
MANNEN van Galilea, * wat staat gij op te zien naar de hemel? Deze Jesus, die van u ten hemel is opgenomen, zal aldus wederkomen, alleluja. |
VIRI Galilaei, * quid aspicitis in caelum? Hic Jesus, qui assumptus est a vobis in caelum, sic veniet, alleluja. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106.
2 Ant. En toen zij * Hem ten hemel zagen gaan, zeiden zij, alleluja. |
2 Ant. Cumque intuerentur * in caelum euntem illum, dixerunt, alleluja. |
3 Ant. Hij hief zijn handen op, zegende hen en voer ten hemel, alleluja. |
3 Ant. Elevatis manibus, * benedixit eis, et ferebatur in caelum, alleluja. |
4 Ant. Verheerlijkt den Koning der koningen, * en zingt God een lofzang, alleluja. |
4 Ant. Exaltate Regem regum, * et hymnum dicite Deo, alleluja. |
5 Ant. Terwijl zij toezagen, * werd Hij opgenomen, en een wolk nam Hem op in de hemel, alleluja. |
5 Ant. Videntibus illis, * elevatus est, et nubes suscepit eum in caelum, alleluja. |
| |
Kapittel Hand. 1, 4-5
En toen Hij met hen at, beval Hij hun niet weg te gaan van Jerusalem, maar de belofte des Vaders af te wachten, die gij (zo sprak Hij) uit mijn mond hebt vernomen; want Joannes heeft gedoopt met water, gij echter zult gedoopt worden met den Heiligen Geest, binnen enkele dagen. ℟. Gode zij dank. |
Et convescens, praecepit eis ab Jerosolymis ne discederent, sed exspectarent promissionem Patris, quam audistis (inquit) per os meum: quia Joannes quidem baptizavit aqua, vos autem baptizabimini Spiritu Sancto non post multos hos dies. ℟. Deo gratias. |
| |
Lofzang
In plaats van de lofzang Jesu nostra redemptio, welke in de getijdenboeken zowel voor Lauden als Vespers wordt aangegeven, kunnen wij de volgende lofzang van de Metten bidden.
Eeuwige Koning allerhoogst,
Verlosser der gelovigen,
door wien de dood ten onder gaat
en de genade triomfeert, |
Aeterne Rex altissime,
Redemptor et fidelium,
quo mors soluta deperit,
datur triumphus gratiae: |
Opstijgend naar de rechterstoel
aan 's Vaders rechterhand, ontvangt
Gij aller dingen heerschappij,
die U op aarde bleef ontzegd; |
Scandens tribunal dexterae
Patris: potestas omnium
collata Jesu caelitus,
quae non erat humanitus: |
| |
| |
Ut trina rerum machina,
caelestium, terrestrium,
et inferorum condita,
flectat genu jam subdita. |
Zodat het drievormige bestel,
in hemel als op aard en in
de onderwereld, buige nu
de knie in onderworpenheid. |
Tremunt videntes angeli
versam vicem mortalium:
culpat caro, purgat caro,
regnat Deus Dei caro.
Tu esto nostrum gaudium,
manens olympo praeditum:
mundi regis qui fabricam,
mundana vincens gaudia. |
De engelen zien sidderend
hoe 't lot der mensen is gekeerd:
het vlees misdoet, het vlees is heil,
en God heerst in het vlees van, God.
Wees onze blijdschap, die voortaan
aan 't hoofd gesteld der hemelen,
over t bestel der wereld heerst
en al haar ijdelheid verwint. |
Hinc te precantes, quaesumus,
ignosce culpis omnibus,
et corda sursum subleva
ad te superna gratia, |
Daarom U biddend, vragen wij,
vergeef ons aller zondenschuld,
hef onze harten naar omhoog
tot U, in hemelse gena; |
Ut, cum repente coeperis
clarere nube judicis,
poenas repellas debitas,
reddas coronas perditas. |
Opdat, wanneer als Rechter Gij
in wolkenglans ons plots verschijnt,
Gij kwijtscheldt de verdiende straf
en de verbeurde kroon hergeeft. |
Gloria tibi, Domine,
qui scandis super sidera,
cum Patre, et Sancto Spiritu,
in sempiterna saecula. |
U zij de heerlijkheid, o Heer,
die opstijgt boven 't sterrenlicht,
met Vader en met Heil'gen Geest,
in ongemeten eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Dominus in caelo, alleluja. ℟. Paravit sedem suam, alleluja. |
℣. In de hemel heeft de Heer, alleluja. ℟. Zijn troon gevestigd, alleluja. |
Ant. Ascendo ad Patrem meum, * et Patrem vestrum: Deum meum, et Deum vestrum, alleluja. |
Ant. Ik stijg op tot mijn Vader * en tot uw Vader; tot mijn God en tot uw God, alleluja. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Oremus. - Concede, quaesumus, omnipotens Deus: ut, qui hodierna die Unigenitum tuum, Redempto- |
Laat ons bidden. - Verleen, vragen wij, almachtige God, dat wij, die geloven dat uw Eniggeborene, onze Verlosser, |
| |
| |
heden ten hemel is opgeklommen, ook zelf met onze geest in de hemel verblijven. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
rem nostrum, ad caelos ascendisse credimus; ipsi quoque mente in caelestibus habitemus. Per eundem Dominum nostrum. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
| |
De vespers
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
MANNEN van Galilea, * wat staat gij op te zien naar de hemel? Deze Jesus, die van u ten hemel is opgenomen, zal aldus wederkomen, alleluja. |
VIRI Galilaei, * quid aspicitis in caelum? Hic Jesus, qui assumptus est a vobis in caelum, sic veniet, alleluja. |
De eerste vier psalmen zoals op Zondag, bladz. 189.
2 Ant. En toen zij * Hem ten hemel zagen gaan, zeiden zij, alleluja. |
2 Ant. Cumque intuerentur * in caelum euntem illum, dixerunt, alleluja. |
3 Ant. Hij hief zijn handen op, * zegende hen en voer ten hemel, alleluja. |
3 Ant. Elevatis manibus, * benedixit eis, et ferebatur in caelum, alleluja. |
4 Ant. Verheerlijkt den Koning der koningen, * en zingt God een lofzang, alleluja. |
4 Ant. Exaltate Regem regum, * et hymnum dicite Deo, alleluja. |
5 Ant. Terwijl zij toezagen, * werd Hij opgenomen, en een wolk nam Hem op in de hemel, alleluja. |
5 Ant. Videntibus illis, * elevatus est, et nubes suscepit eum in caelum, alleluja. |
| |
Psalm 116
Looft den Heer, alle gij natiën; * looft Hem, alle gij volken; |
Laudate Dominum, omnes gentes: * laudate eum, omnes populi; |
Want bevestigd is over ons zijn ontferming, * en de trouw des Heren blijft in eeuwigheid. |
Quoniam confirmata est super nos misericordia ejus: * et veritas Domini manet in aeternum. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Terwijl zij toezagen, werd Hij opgenomen, en een wolk nam Hem op in de hemel, alleluja. |
Ant. Videntibus illis, elevatus est, et nubes suscepit eum in caelum, alleluja. |
| |
| |
| |
Kapittel Hand. 1, 1-2
Primum quidem sermonem feci de omnibus, o Theophile, quae coepit Jesus facere et docere usque in diem, qua praecipiens apostolis per Spiritum Sanctum, quos elegit, assumptus est. ℟. Deo gratias. |
Mijn eerste boek heb ik geschreven, Theophilus, over al hetgeen Jesus heeft gedaan en geleerd van den beginne tot op de dag dat Hij, na door den Heiligen Geest aan de apostelen, die Hij had uitgekozen, zijn bevelen te hebben gegeven, werd opgenomen. ℟. Gode zij dank. |
| |
Lofzang
¶ Van deze lofzang vindt men de gewijzigde tekst (Salutis humanae Sator) met melodie op bladz. 1529.
Jesu, nostra redemptio,
amor et desiderium,
Deus Creator omnium,
homo in fine temporum: |
Jesus, die onze Heiland zijt,
liefde en al wat het hart verlangt,
God en de Schepper van 't heelal,
mens ook, aan 't einde van de tijd; |
Quae te vicit clementia,
ut ferres nostra crimina,
crudelem mortem patiens,
ut nos a morte tolleres! |
Wat mildheid heeft U overreed
te dragen onze zondenlast,
een wrede dood te ondergaan,
dat wij de dood werden ontrukt! |
Inferni claustra penetrans,
tuos captivos redimens,
victor triumpho nobili
ad dextram Patris residens. |
Ingegaan tot het diepst der hel,
hebt G'uw gevangenen verlost,
en zit als overwinnaar nu
in uw triomf aan Vaders zij. |
Ipsa te cogat pietas,
ut mala nostra superes
parcendo, et voti compotes
nos tuo vultu saties. |
Diezelfde liefde dringe U
te overwinnen al ons kwaad
door uw ontferming, en met uw
aanschouwing te verzaden ons. |
Tu esto nostrum gaudium,
qui es futurus praemium:
sit nostra in te gloria
per cuncta semper saecula. |
Wees Gij voor immer onze vreugd,
die eens ons hemels loon zult zijn;
in U zij onze heerlijkheid
door alle eeuwen en altijd. |
Amen. |
Amen. |
℣. Ascendit Deus in jubilatione, alleluja. ℟. Et Dominus in voce tubae, alleluja. |
℣. God steeg op onder gejubel, alleluja. ℟. En de Heer onder bazuingeschal, alleluja. |
Ant. O Rex gloriae, * Domine virtutum, qui triumphator hodie super omnes |
Ant. O Koning der heerlijkheid, * Heer der heirscharen, die heden als overwinnaar naar |
| |
| |
het hoogst der hemelen zijt opgeklommen, laat ons niet als wezen achter, maar zend ons den Beloofde des Vaders, den Geest der waarheid, alleluja. |
caelos ascendisti, ne derelinquas nos orphanos: sed mitte promissum Patris in nos, Spiritum veritatis, alleluja. |
In de EERSTE VESPERS:
Ant. Vader, * Ik heb uw Naam geopenbaard aan de mensen die Gij Mij hebt geschonken; nu dan bid Ik voor hen, niet voor de wereld; want Ik kom tot U, alleluja. |
Ant. Pater, * manifestavi nomen tuum hominibus quos dedisti mihi: nunc autem pro eis rogo, non pro mundo, quia ad te venio, alleluja. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
|
Laat ons bidden. - Verleen, vragen wij, almachtige God, dat wij, die geloven dat uw Eniggeborene, onze Verlosser, heden ten hemel is opgeklommen, ook zelf met onze geest in de hemel verblijven. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
Oremus. - Concede, quaesumus, omnipotens Deus: ut, qui hodierna die Unigenitum tuum, Redemptorem nostrum, ad caelos ascendisse credimus; ipsi quoque mente in caelestibus habitemus. Per eundem Dominum nostrum. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
Onze Vader. |
Pater noster. |
De Heer geve ons. |
Dominus det nobis. |
Hierna bidt men ter ere van de heilige Moeder van God: Regina caeli, bladz. 201.
¶ Op de weekdagen tussen het feest van 's Heren Hemelvaart en Pinksteren kan men de Lauden en Vespers bidden zoals op het feest van de Hemelvaart des Heren. - Voor de Zondag onder het octaaf zie bladz. 815.
|
|