| |
| |
| |
Gebeden voor het paasfeest en gedurende de paastijd
Met voorliefde bidden wij in deze heilige tijd psalm 117, waaraan de meeste gezangen der Paasliturgie zijn ontleend (bladz. 140). Wij bezingen daarin de hoeksteen Christus, de steen door de bouwlieden verworpen, maar door zijn verheffing de hoeksteen geworden. Het Paasfeest is de dag welke de Heer heeft gemaakt; Christus zelf is de nimmer ondergaande zon welke de dag der Verlossing, dit is de nieuwe en eeuwige tijd van het heil, blijft verlichten.
| |
Dankgebeden
Waarlijk goed is het en recht, billijk en heilzaam, dat wij U, heilige en almachtige God, dankzeggen en vol toewijding loven, roemrijke Vader, Oorzaak en Maker van alles. Want, ofschoon Christus Jesus, uw Zoon, een Heer is vol majesteit, heeft Hij Zich gewaardigd de kruisdood te ondergaan om wille van de bevrijding van het mensdom. Abraham heeft Hem voorafgebeeld in zijn zoon, het volk van Moses heeft Hem beduid in het slachten van het lam zonder vlek. Hij is het, van wien de profeten hebben gezongen, dat Hij aller zonden zou dragen en aller schuld zou delgen. Hier ligt dat Paaslam, door het bloed van Christus geadeld, waarover het gelovige volk jubelt in opperste godsvrucht. O mysterie vol genade! O onuitsprekelijk geheim van goddelijk gunstbetoon! O boven alle plechtigheden te vieren plechtigheid! Om slaven vrij te kopen, gaf Hij Zich aan stervelingen prijs om Zich te doen doden. O waarlijk zalige dood, die de banden des doods heeft ontbonden! Dat nu de vorst der onderwereld wete dat hij is verpletterd; en dat wij ons verheugen, nu wij uit onze diepe val zijn opgericht en tot het hemelse rijk zijn omhooggestegen.
Het eerste gedeelte van het volgende dankgebed, dat ontleend is aan de oude Gallicaanse liturgie, herinnert ons aan de grote dankzegging welke de diaken in de Paasnacht zingt bij het ontsteken van de Paaskaars.
Goed is het en recht, dat wij U dankzeggen, heilige Vader, almachtige eeuwige God, door Jesus Christus uw Zoon onzen Heer; want Gij hebt gewild, dat Hij voor ons allen ten offer zou worden overgeleverd. O wonderlijk gunstbetoon uwer goedheid jegens ons! O onuitsprekelijke liefde, dat Gij om slaven vrij te kopen uw Zoon hebt overgeleverd! O zeker noodzakelijke zonde van Adam, die door Christus' dood is uitgewist! O gelukkig te prijzen schuld, welke verdiende zodanig en zo groot een Verlosser te hebben! Want nimmer zouden wij kunnen weten hoe groot uw goedheid en liefde is jegens ons, als ons dit niet zou blijken uit de dood van uw enigen en eeuwigen Zoon, onzen Heer en God Jesus Christus. De goedheid uwer liefde overwint de boosheid des duivels; want waar een overvloed van zonde was, daar was nog groter overvloed
| |
| |
aan genade, en meer nog dan de afgunstige vijand ons had ontnomen, heeft uw barmhartigheid ons weergegeven. Hij misgunde ons het paradijs, en Gij hebt ons de hemel gegeven. Hij bracht ons de tijdelijke dood, Gij hebt ons het eeuwige leven geschonken. Daarom, in overmaat van blijdschap, verheugt zich de gehele wereld.
| |
Gebeden tot God den Vader
Weliswaar moet ons hart te allen tijde met vrome dankbaarheid tot God zijn gericht; maar nu in het bijzonder moet onze geest nog brandender zijn, onze hoop nog vuriger, en moet onze blijdschap, gevoed door de herdenking van het geheimenis, uitbreken in hemelse jubel. Nu moge het hart in liefde naderen tot den Heer, alle traagheid afleggen en opspringen uit de vernedering van zijn aards bedrijf om zijn Heer na te volgen. Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt, het begin van de heerlijkheid, de aanvang van het heil en het leven. Moge de wereld op deze dag haar Schepper erkennen, en de mens begrijpen dat hij op deze dag werd verlost. Dat de hemelen zich verheugen en de aarde juiche; nu lere de onderwereld dat zij de macht over de doden heeft verloren; nu mogen de levenden leren hoe de weg des doods te ontgaan.
Op dit hoogtij van de verrijzenis van uw Zoon vragen wij uw onschatbare goedheid, eeuwige Vader - want die goedheid hebben wij leren kennen in Christus, in wien Gij ons zo groot een rijkdom hebt willen geven -, dat Gij ons door zijn lijden en opstanding van slaven tot aangenomen kinderen wilt maken. Door Hem smeken wij U, Heer: bewaar ons veilig en onverlet voor alle aanval des vijands, opdat wij uw Heiligen Geest nimmer bedroeven, maar Hem altijd tot voorspreker hebben; en opdat wij, altijd bedacht op werken van barmhartigheid en ootmoed, van Hem eens de hemelse rijkdom mogen ontvangen.
God, die gewild hebt dat voor het heil der wereld het enige offer van het Pascha zou worden gebracht, verhoor genadig onze smeekbeden: dat onze Hogepriester die voor ons ten beste spreekt, ons met U moge verzoenen door de mensheid welke Hij met ons gemeen heeft, en ons onze zonden vergeve door zijn Godheid waarin Hij gelijk is aan U.
Heilige Heer, verlichting en waarachtig heil voor hen die geloven, verlicht ons hart met de luister van de verrijzenis des Heren, opdat wij, door het belijden uwer Drievuldigheid en door het kennen uwer Eenheid, kinderen des lichts mogen zijn, ledematen van Christus en de tempel van den Heiligen Geest.
God, Gij hebt de komst van uw Zoon, onzen Heer Jesus
| |
| |
Christus, willen aankondigen door koren van engelen, en door hun lofzang hebt Gij ons getoond dat deze komst tot uwe heerlijkheid was en tot vrede op aarde aan de mensen van goede wil. Verleen, dat op dit feest van de verrijzenis des Heren deze aan de aarde hergeven vrede sterker worde, en door een ware broederliefde worde vernieuwd en bestendigd.
Heel de aarde zinge U, o Heer, het nieuwe lied; want door het bloed van uw Zoon, onzen Heer Jesus Christus, hebt Gij geheel de wereld vrijgekocht, opdat wij, na met Hem begraven te zijn in zijn dood, ons in eeuwige jubel met Hem zouden verheugen.
| |
Gebeden tot den verrezen Heer
God, die de vreugde hebt doen horen van de morgen uwer heilige verrijzenis, toen Gij, wederkerend uit de onderwereld, de in duister verzonken wereld met blijdschap hebt vervuld; wij vragen uw onuitsprekelijk machtige Majesteit, dat Gij, zoals Gij toen door uw heilige opstanding de schaar der apostelen hebt verblijd, zo ook nu uwe Kerk, die met uitgestrekte handen uw ontferming afroept, met de glans van uw hemels licht wilt verlichten.
Geheel de schepping die van U het zijn ontving, zingt uw lof, Heer, nu Gij uit de onderwereld opstaat tot heerlijkheid. Ook wij, kleinen en groten al bijeen, prijzen U en bidden: dat wij, die op deze feestdag van U de zekerheid onzer opstanding ontvangen, met alle heiligen mogen verrijzen tot eeuwige glorie.
Christus, wij zijn met U begraven ten dode, opdat wij door het geloof in uw opstanding met U zouden verrijzen. Reinig ons in uw bloed van onze zonden; en gelijk Gij ons eens door het water des doopsels hebt schoongewassen, zo houd niet op ons te zuiveren door de ontferming uwer liefde.
Christus die, opgestaan uit de doden, niet meer zult sterven, geef dat geen dood van zonde ons verder overheerse; opdat wij, die in bereidheid van geloof het geheim van uw verrijzenis vieren, van de verdoemende heerschappij des doods bevrijd worden.
Heer Jesus Christus, hen die in U geloven neemt Gij aan door uw verlossing en Gij verheerlijkt hen door hen te verheffen. Bevrijd daarom uw volk van de boeien van ongerechtigheid en zonden; verrijk hun hart door de gave uwer waarheid en wijsheid; opdat, zoals Gij met uw heiligen heerst in de heerlijkheid des hemels, ook in ons uw heil en zegen mogen blijven.
Bewaar in vrede, Heer, hen die Gij met de stroom van uw vergoten bloed hebt vrijgekocht. Bevrijd van ergernis hen voor wie Gij aan het kruis hebt gehangen. Bewerk door uw genade dat zij, die
| |
| |
Gij den Vader tot aangenomen kinderen hebt verworven, het werk uwer liefde waardig zijn; opdat wij allen die de triomf van uw verrijzenis vieren, op de dag des oordeels mogen verrijzen om de kroon der heerlijkheid te ontvangen, en geplaatst worden onder de schapen aan uw rechterhand. Amen.
Zoon van God, Heiland, die gekomen zijt om ons te verlossen, die het in Adam verminkte beeld van God hernieuwd hebt, doordat Gij ons lichaam hebt aangenomen en in uw mensheid het menselijke geslacht hebt gered; vertroost ons door de troost van de opstanding der doden. Geef in uw goedheid de zaligheid aan uw dienaren op de dag, dat Gij zult wederkomen.
| |
Strofen van den heiligen Joannes van Damascus
Gedurende de heilige Paasnacht wordt in de kerken van het Oosten welke de Byzantijnse ritus volgen, de Kanon van den heiligen Joannes van Damascus gezongen, waaraan de volgende strofen zijn ontleend.
Dag der verrijzenis! Laat ons verlicht worden, volken! Het Pasen des Heren, Pasen! Want uit de dood tot het leven, en van de aarde naar de hemel heeft Christus God ons uitgeleid, die het zegelied zingen: Christus is opgestaan uit de doden.
Dat de hemelen zich verheugen, de aarde juiche, geheel de schepping, zichtbaar en onzichtbaar, jubele van vreugde; want Christus is opgestaan, de blijdschap aller eeuwen.
Nu is al vervuld van licht, hemel en aarde en onderwereld; viere daarom geheel de schepping de opstanding van Christus, in wie zij is gegrondvest.
Gisteren werd ik met U begraven, Christus, heden word ik met U, die verrijst, ten leven gewekt; gisteren werd ik met U gekruisigd; Gij, verheerlijk mij met U, Verlosser, in uw koninkrijk.
Als een eenjarig lam is de ons gezegende kroon, Christus, uit eigen wil voor allen ter dood gebracht, het reinigende Paaslam; en uit het graf is Hij ons weder opgelicht, de schone Zon der gerechtigheid.
De Godsvader David danste voor de ark der schaduwing; Gij, heilig volk van God, nu wij der voorbeelden vervulling aanschouwen, laat ons blij zijn in God, want opgestaan is Christus, de almachtige.
Zonder de zegels te verbreken, Christus, zijt Gij opgestaan uit het graf - Gij die het slot der Maagd niet hebt verlet bij uw geboorte - en hebt ons de poorten van het paradijs geopend.
Wij vieren het sterven van de dood, de vernietiging van den Hades, het begin van een ander, van het nieuwe leven; en jubelend bezingen wij den Bewerker, den enig gezegenden God der vaderen en bovenal verheerlijkt.
| |
| |
Waarlijk heilig en hoogfeestelijk is deze stralende nacht des heils, de boodschapper van de lichtende dag der opstanding, waarin het tijdeloze Licht in vorm van lichaam uit het graf voor allen is opgegaan.
Deze is de geroemde en heilige dag, der sabbatten enige koning en heerser, der feesten feest, en plechtigheid der plechtigheden, waarop wij Christus prijzen tot in eeuwigheid.
Word verlicht, word verlicht, nieuw Jerusalem, want de heerlijkheid des Heren is over u opgegaan. Jubel nu en verheug u, Sion; en gij, reine Godsmoeder, verblijd u over de opstanding van uw Kind.
O uw goddelijke, o uw lieve, o uw allerzoetste stem. Want onbedrieglijk hebt Gij beloofd met ons te zijn tot het einde van de tijd der wereld, Christus. Wij, gelovigen, verheugen ons, nu wij deze stem als anker hebben onzer hoop.
O Pascha, groot en allerheiligst, Christus, Wijsheid, Woord en Kracht van God, geef ons nog volmaakter aan U deel te hebben op de avondloze dag van uw koninkrijk.
Wij bezingen, Christus, uw heilbrengend lijden, en loven uw verrijzenis.
Die het kruis hebt verduurd en de dood hebt vernietigd en zijt opgestaan uit de doden, geef vrede aan ons leven, Heer, Gij alleen almachtig.
Die de onderwereld hebt geplunderd en den mens door uw verrijzenis hebt doen verrijzen, Christus, maak ons waardig met zuiver hart U te loven en te verheerlijken.
Het heilig Paaslam is ons heden getoond, het nieuwe, heilige Paaslam; het Paaslam vol geheimenis; het Paaslam eerbiedwaardigst; het Paaslam, Christus de Verlosser; het Paaslam zonder smet; het grote Paaslam, het Paaslam der gelovigen; het Paaslam dat ons de poorten van het paradijs ontsluit; het Paaslam dat alle gelovigen heiligt.
De balsemdragende vrouwen, vroeg in de morgen tredend bij het graf van Die het leven schenkt, vonden een engel op de steen gezeten; en haar toesprekend zeide hij: Wat zoekt gij den levende onder de doden? Wat beweent gij den Onbederfelijke, als was Hij aan het bederf onderworpen? Gaat heen, en verkondigt het zijn leerlingen.
Pasen het zalige, Pasen des Heren, Pasen, het Pasen eerbiedwaardigst is ons opgegaan. Pasen, laat ons elkaar vol vreugde omhelzen. O Pasen, verlossing van leed; want uit het graf als uit een bruidsvertrek oplichtend, heeft Christus heden de vrouwen met blijdschap vervuld, zeggende: Verkondigt het aan de apostelen.
En geheel de Paastijd weerklinken de kerken in het Oosten van de jubelzang, welke het Alleluja der Oosterse christenen is:
Christus is opgestaan uit de
| |
| |
doden; door de dood heeft Hij de dood vertreden, en hun die in het graf waren, het leven geschonken.
|
|