Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens
(1951)–Cornelis Adrianus Bouman– Auteursrecht onbekend
[pagina 690]
| |
heilig Sacrament of ter ere van Christus' heilig lijden zijn aangegeven. (Bladz. 955 vlg. en 991 vlg.) | |
Gebed tot ChristusEniggeboren Zoon van God den Vader, voor het heil der wereld hebt Gij ons nederige vlees willen aannemen; den mens dien Gij geschapen hadt en die door het bedrog des duivels was misleid, hebt Gij in uw ontferming door de genade van uw ootmoed teruggeroepen tot de weg van het paradijs; Gij hebt U niet ontzien de voeten uwer leerlingen te wassen om ons door de overweging en navolging van dit heilzaam voorbeeld met U te doen heersen. Wij vragen uw goedheid, almachtige God, dat Gij de boosheid onzer zonden wilt delgen, opdat wij, schoongewassen van schuld, deelgenoten worden der heiligen in het hemels rijk. | |
De lofzang der christelijke liefde ‘ubi caritas’De beurtzang ‘Ubi caritas’, welke bij de voetenwassing of het Mandatum wordt gezongen, is ontleend aan de middeleeuwse hymne, waarvan onder een vertaling volgt. Deze lofzang is een overweging over het goed der broederlijke liefde, waarvan de Heer ons een voorbeeld heeft gegeven, toen Hij bij het avondmaal de voeten der leerlingen wies. Tot één heeft ons vergaderd Christus' liefde;
laat ons jubelen en ons in Hem verheugen,
vrezen en liefhebben den levenden God
en met oprecht hart elkaar beminnen.
Waar ware liefde is, daar is ook God.
Wie liefde niet bezit, hij bezit niets,
maar blijft in duisternis en schaduw van de dood.
Laat ons elkaar beminnen en op klare dag,
wandelen, zo 't past, als kinderen des lichts.
Waar ware liefde is, daar is ook God.
Dit roept de Heer en zegt met luide stem:
‘Alwaar tezamen zijn vergaderd
om wille van mijn Naam drie of twee,
daar zal lk in hun midden wijlen’.
Waar ware liefde is, daar is ook God.
Laat ons dus, waar wij samen zijn verenigd,
wèl zorgen dat wij naar de geest niet zijn verdeeld.
Laat af van boze twisten en onenigheid.
Zo dan zal waarlijk Christus in ons midden zijn.
Waar ware liefde is, daar is, ook God.
Want gelijk de liefde zelfs afwezigen verbindt,
zo scheidt de tweedracht wie tezamen zijn.
Laat ons allen één van hart zijn,
opdat wij niet vergaderd zijn en toch gescheiden.
Waar ware liefde is, daar is ook God.
De liefde is het hoogste goed, een rijke gave,
waaraan geheel de orde der geboden hangt,
| |
[pagina 691]
| |
waar zowel oude als nieuwe wet vervuld wordt,
die tot het hoogst des hemels leidt wie haar volbrengen.
Waar ware liefde is, daar is ook God.
Zij wordt verbeeld door 't rode kleed der oude wet
hetwelk in rode verf tweemaal moest zijn gedompeld;
in twee geboden toch bestaat de liefde:
dat God moet zijn bemind en ook de mens.
Waar ware liefde is, daar is ook God.
Met heel ons hart dus laat ons God beminnen
en niets achten boven de liefde tot Hem.
Zo laat ons ook den naaste in God gelijk onszelven
liefhebben, ja de vijanden, om Christus' wil.
Waar ware liefde is, daar is ook God.
Wie dit dubbele gebod der liefde
met nederige geest te onderhouden zoekt,
waarlijk, hij blijft in Christus, en in hem
- want uitgedreven is de nacht derzonde - verwijlt Christus.
Waar ware liefde is, daar is ook God.
Wel steil en nauw is 't pad dat opwaarts voert,
hellend en breed de weg die naar beneden;
maar broederlijke liefde geeft het eeuwig leven,
terwijl de boze twist een straf geeft zonder eind.
Waar ware liefde is, daar is ook God.
Laat ons eensgezind den Allerhoogste smeken,
dat Hij in onze dagen mild zijn vrede schenkt,
dat bij geloof en hoop het goede werk zich voege,
opdat wij 't lot der hemelingen erven.
Waar ware liefde is, daar is ook God.
‘Glorie den eeuw'gen Koning’ laat ons zingen,
en bidden voor het leven onzer heersers,
opdat wij vele jaren ons met hen verheugen
om Hem, wiens liefde ons hier heeft verenigd.
Waar ware liefde is, daar is ook God.
| |
Christus' hogepriesterlijk gebed (Jo. 17)Met voorliefde overwegen wij vandaag het grote gebed dat de Heer volgens het evangelie van Joannes na het avondmaal sprak, alvorens naar de hof te gaan. Christus zelf bezingt hier de heerlijkheid van zijn Pascha dat in het avondmaal reeds werd bezegeld. Door dit Pascha is den Vader de hoogste eer gebracht en hebben wij het eeuwige leven verworven en de kennis van Gods Wezen. Dat wij in deze verheerlijking, welke wij in Christus verwierven, één mochten zijn door onderlinge liefde en door de eenheid van geloof en kerkelijke gemeenschap. Door deze eenheid immers eren wij den Vader gelijk de Zoon Hem heeft geëerd; en door deze eenheid prediken wij het heil dat wij door de passie des Heren hebben verworven. Dit is de diepe betekenis van de eenheid der christenen, waarvoor wij moeten bidden en waarnaar wij moeten verlangen gelijk Christus dit deed bij het begin van zijn lijden. Jesus sloeg zijn ogen ten hemel en zeide: Vader, verheer- | |
[pagina 692]
| |
lijk uw Zoon, opdat uw Zoon U verheerlijke; want macht hebt Gij Hem gegeven over alle vlees, om het eeuwige leven te schenken aan allen die Gij Hem gegeven hebt. Dit nu is het eeuwige leven: dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en Hem dien Gij gezonden hebt, Jesus Christus. Ik heb U verheerlijkt op aarde door het werk te volbrengen dat Gij Mij hebt opgedragen; en nu, Vader, verheerlijk Mij bij Uzelven met de heerlijkheid, welke Ik bij U bezat voordat de wereld bestond. Door Zichzelf vrijwillig over te leveren in de Eucharistie heeft Christus het Hem opgedragen werk reeds volbracht en aldus den Vader verheerlijkt. Daarom zal de Vader ook Hem verheffen door de verrijzenis en Hem in zijn Godmensheid doen nederzitten aan zijn rechterhand. Ik heb uw Naam bekend gemaakt aan de mensen, die Gij Mij gegeven hebt uit de wereld. Ze waren de uwen; maar Gij hebt hen Mij gegeven, en ze hebben uw woord onderhouden. Nu weten ze, dat alwat Gij Mij hebt gegeven, van U afkomstig is. Want Ik heb hun de woorden gebracht, die Gij Mij hebt gegeven; zij namen ze aan, erkenden naar waarheid dat Ik van U ben uitgegaan, en geloofden dat Gij Mij gezonden hebt. Ik bid voor hen; Ik bid niet voor de wereld, maar voor hen die Gij Mij hebt gegeven, omdat ze de uwen zijn. Al het mijne is het uwe en het uwe het mijne; Ik ben verheerlijkt in hen. Voortaan ben Ik niet meer in de wereld; maar zij blijven in de wereld, terwijl Ik tot U kom. Heilige Vader, bewaar hen in uw Naam, die Gij Mij hebt gegeven; opdat ze één mogen zijn zoals Wij. Zolang Ik bij hen was, bewaarde Ik hen in uw Naam, die Gij Mij hebt gegeven; Ik heb gewaakt over hen en niemand van hen ging verloren dan de zoon van verderf, opdat de Schrift zou worden vervuld. Maar nu kom Ik tot U. Terwijl Ik nog in de wereld ben, zeg Ik dit alles, opdat ze mijn vreugde ten volle in zich zouden bezitten. Ik heb hun uw woord gegeven; en de wereld is hen gaan haten, omdat ze niet van de wereld zijn, zoals ook Ik niet van de wereld ben. Ik vraag niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. Van de wereld zijn ze niet, zoals Ik niet van de wereld ben. Heilig hen in de waarheid; uw woord is waarheid. Zoals Gij Mij in de wereld hebt gezonden, zo heb Ik ook hen in de wereld gezonden. En Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij in waarheid geheiligd mogen zijn. Christus maakt Zichzelf tot een heilige offerande van uiterste liefde en gehoorzaamheid, om ons door zijn genade te doen delen in zijn heerlijkheid en ons tot aangenomen kinderen des Vaders te maken. Ik bid niet voor hen alleen, maar ook voor allen die door hun woord in Mij geloven. Mogen ze allen één zijn, gelijk Gij, Vader, het zijt in Mij, en | |
[pagina 693]
| |
Ik in U; mogen ze ook één zijn in Ons, opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En de glorie, die Gij Mij hebt gegeven, heb ook Ik aan hen gegeven, opdat ze één zouden zijn, gelijk Wij één zijn. Ik in hen en Gij in Mij. Mogen ze volmaakte eenheid bezitten, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij hebt gezonden en dat Gij hen hebt bemind, gelijk Gij Mij hebt liefgehad. Vader, Ik wil, dat zij die Gij Mij hebt gegeven met Mij mogen zijn, waar Ik zelf ben; dat ze mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij hebt gegeven, omdat Gij Mij hebt liefgehad vóór de grondlegging der wereld. Gerechte Vader, wel heeft de wereld U niet gekend, maar Ik heb U gekend; en zij hebben erkend, dat Gij Mij hebt gezonden. Ik heb aan hen uw Naam bekend gemaakt en zal dit blijven doen, opdat de liefde, waarmee Gij Mij hebt bemind, in hen moge zijn, en Ik in hen. | |
Strofen uit de Griekse liturgische boekenOp Witte Donderdag vieren wij niet alleen de geheimen van Christus' liefde, van het avondmaal en de voetenwassing. Wij overwegen ook het mysterie der boosheid: het verraad door den leerling en de verblinding der Joden. Te hoop loopt nu de raad der Joden om den Schepper en Maker van het heelal aan Pilatus over te leveren. O schurken, o ongelovigen! Die komt om te oordelen over levenden en doden, verwijzen zij ten oordeel; die alle lijden heelt, bereiden zij ten lijden. Lankmoedige Heer, groot is uw ontferming; U zij lof.
Judas, de listige verrader, heeft met een kus vol list den Heiland en den Heer overgeleverd, den Meester van alle dingen gelijk een slaaf aan de boosdoeners verraden; gelijk een schaap ter slachtbank, zo laat Hij Zich leiden, het Lam van God, de Zoon des Vaders, enig in rijke ontferming.
Het Lam, door Isaias eens voorzegd, gaat op ter slachtbank uit eigen wil, en reikt zijn rug den gesels, en zijn kaken aan de slagen; zijn aangezicht wendt zich niet af, als men het schaamteloos bespuwt; tot schandelijke dood wordt Hij verwezen. En alles, hoewel zondeloos, uit vrije wil verdraagt Hij het om allen te schenken de opstanding uit de doden.
Heden komt tegen Christus de boze raad bijeen en beraamt zijn leugens tegen Hem om schuldeloos Hem aan Pilatus uit te leveren ter dood. Heden legt de strik van geld Judas zichzelven om en wordt beroofd van beide, tijdelijk en goddelijk leven. Heden profeteert Kaïphas zonder het te willen, als hij zegt dat beter één ten gronde gaat dan heel het volk. Want Hij toch kwam om voor onze zonden te lijden, opdat Hij ons bevrijden zou van de slavernij des vijands, in zijn goedheid en liefde voor de mensen. | |
[pagina 694]
| |
Dankzegging voor de verlossing en gebed voor de bekering der zondarenChristus is gestorven opdat allen met Hem zouden opstaan tot heerlijkheid. Daarom bidden wij God, dat alle zondaren mogen komen tot het Kruis om te worden gewassen met Christus' Bloed en met de huisgenoten der Kerk te eten van de eucharistische maaltijd, om aldus deel te hebben aan het Pascha des Heren ten eeuwigen leven. Onderstaand gebed, dat oudtijds door den bisschop werd uitgesproken als hij op Witte Donderdag de boetelingen weer opnam in de gemeenschap der gelovigen, kunnen wij bidden voor alle zondaren, vooral voor hen die op het Paasfeest moedwillig weigeren aan te zitten aan de tafel des Heren. Waarlijk goed is het en recht, billijk en heilzaam, dat wij U altijd en overal dankzeggen, heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God, door Christus onzen Heer, dien Gij, almachtige Vader, op onuitsprekelijke wijze hebt willen doen geboren worden, opdat Hij Adams schuld aan U, eeuwige Vader, zou voldoen, onze dood door de zijne zou vernietigen, onze wonden in zijn lichaam zou dragen en onze smet zou wassen in zijn bloed; opdat wij, neergestort door de afgunst van den ouden vijand, door zijn goedertierenheid zouden opstaan. Door Hem vragen wij U, Heer, in ootmoed, ons voor de zonden van anderen te verhoren, hoewel wij zelfs voor onze eigen zonden niet vermogen te bidden. Goedertierenste Heer, roep dan ook nu weer in uw goedheid uw dienaren tot U terug, die door hun misdrijven zich van U hebben verwijderd. Zelfs op de vernedering van den schurk Achab hebt Gij niet verachtelijk neergezien, maar Gij hebt hem de verdiende straf kwijtgescholden. Ook Petrus hebt Gij om zijn tranen verhoord, en hem naderhand de sleutels van het hemelrijk gegeven. Den rover hebt Gij op zijn belijdenis datzelfde rijk als beloning beloofd. Daarom, goedertierenste Heer, breng hen voor wie wij U bidden, weer bijeen en schenk hen terug aan de schoot uwer Kerk, opdat de vijand niet in het minst over hen vermag te triomferen, maar uw Zoon, aan U gelijk, hen met U verzoene, hen zuivere van alle misdaad en hen toelate tot uw allerheiligst gastmaal. Zo moge Hij hen verkwikken met zijn Vlees en Bloed, dat Hij hen na dit leven voere tot het hemelrijk, Jesus Christus uw Zoon, onze Heer, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. Amen. |
|