| |
| |
| |
Getijden op passiezondag
¶ Op Zaterdag voor Passiezondag zijn de Vespers tot het Kapittel zoals op Zaterdag, bladz. 217; van het Kapittel af kan men de Vespers bidden zoals op Passiezondag, bladz. 634.
| |
De lauden
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
AANSCHOUW, Heer, * mijn ellende, omdat mijn vijand zich heeft verheven. |
VIDE, Domine, * afflictionem meam, quoniam erectus est inimicus meus. |
De psalm Miserere mei Deus en de volgende zoals op Zondag, bladz. 107.
2 Ant. In mijn kwelling * riep ik tot den Heer, en Hij heeft mij verhoord en bevrijd. |
2 Ant. In tribulatione * invocavi Dominum, et exaudivit me in latitudine. |
3 Ant. Gij richt, o Heer, * het geding mijner ziel; Gij, Heer mijn God, zijt de beschermer van mijn leven. |
3 Ant. Judicasti, Domine, * causam animae meae, defensor vitae meae, Domine, Deus meus. |
4 Ant. Mijn volk, * wat heb Ik u misdaan of waarin u mishaagd? Antwoord Mij. |
4 Ant. Popule meus, * quid feci tibi, aut quid molestus fui? Responde mihi. |
5 Ant. Zal Mij dan kwaad voor goed worden vergolden, * nu zij een kuil graven om Mij het leven te nemen. |
5 Ant. Numquid redditur * pro bono malum, quia foderunt foveam animae meae? |
| |
Kapittel Hebr. 9, 11-12
Broeders, Christus, optredend als Hogepriester van de toekomende goederen, is - door een grotere en meer volmaakte tabernakel, welke niet met handen is gemaakt, dit is: niet van deze schepping - niet met bloed van bokken of kalveren, maar met zijn eigen Bloed, eens en voor altijd binnengegaan in het heiligdom, en heeft zo eeuwige verlossing voor ons bewerkt. ℟. Gode zij dank. |
Fratres: Christus assistens Pontifex futurorum bonorum, per amplius et perfectius tabernaculum non manufactum, id est, non hujus creationis: neque per sanguinem hircorum aut vitulorum, sed per proprium sanguinem introivit semel in Sancta, aeterna redemptione inventa. ℟. Deo gratias. |
| |
| |
| |
Lofzang van Venantius Fortunatus
Lustris sex qui jam peractis,
tempus implens corporis,
se volente natus ad hoc,
passioni deditus,
Agnus in Crucis levatur
immolandus stipite. |
Zesmaal vijf jaren voleindend
als zijns lichaams levenstijd,
geeft Hij vrij, daartoe geboren,
aan de passie Zich ten prijs,
wordt het Lam ter offerande
aan de kruisstam opgetild. |
Hic acetum, fel, arundo,
sputa, clavi, lancea:
mite corpus perforatur,
sanguis, unda profluit,
terra, pontus, astra, mundus
quo lavantur flumine. |
Zie azijn en gal en rietstok,
speeksel, nagelen en lans;
teder lichaam wordt doorstoken,
bloed en water vloeit er uit;
aarde, zee, sterren en wereld,
welk een stortvloed wast hen rein. |
Crux fidelis, inter omnes
arbor una nobilis:
nulla silva talem profert
fronde, flore, germine:
dulce lignum, dulces clavos,
dulce pondus sustinet. |
Kruis van het geloof, van alle
bomen edelste alleen;
nimmer bracht een woud gelijke
voort in bloesem, loof of vrucht;
lieflijk hout met nagels lieflijk,
beurend liefelijk gewicht. |
Flecte ramos, arbor alta,
tensa laxa viscera,
et rigor lentescat ille,
quem dedit nativitas;
ut superni membra Regis
miti tendas stipite. |
Neig uw takken, hoge boomstam,
maak uw vezels minder hard,
en maak minder straf die stugheid
welke u de afkomst gaf,
en de leên van 's hemels Koning
span ze uit op zachte stam. |
Sola digna tu fuisti
ferre saecli pretium,
atque portum praeparare
nauta mundo naufrago:
quem sacer cruor perunxit,
fusus Agni corpore. |
Gij alleen zijt waard bevonden
om te dragen 's werelds prijs,
en een haven te bereiden,
loods, der wereld in gevaar;
gij, wien 't heilig bloed gezalfd heeft,
't lichaam van het Lam ontvloeid. |
Gloria et honor Deo
usquequaque altissimo,
una Patri, Filioque,
inclyto Paraclito:
cui laus est et potestas
per aeterna saecula. |
Heerlijkheid en ere beide
zij den allerhoogsten God;
éne lofzang zij den Vader,
Zoon en heil'gen Paracleet,
wien de lof zij en de sterkte
door der eeuwen eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Eripe me de inimicis meis, Deus meus. ℟. Et ab insurgentibus in me libera me. |
℣. Ontruk mij aan mijn vijanden, mijn God. ℟. En bevrijd mij van wie mij belagen. |
Ant. Dicebat Jesus * turbis Judaeorum, et principibus sacerdotum: Qui ex |
Ant. Jesus zeide * tot de menigte der Joden en tot de oversten der priesters: Wie uit God is, |
| |
| |
luistert naar Gods woorden; maar gij luistert niet, omdat gij niet uit God zijt. |
Deo est, verba Dei audit: propterea vos non auditis, quia ex Deo non estis. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
|
Laat ons bidden. - Wij vragen, almachtige God, zie genadig neder op uw onderhorigheid; opdat zij naar het lichaam door uw mildheid worde bestuurd, en naar de geest door uw bescherming worde beveiligd. Door onzen Heer. |
Oremus. - Quaesumus, omnipotens Deus, familiam tuam propitius respice: ut, te largiente, regatur in corpore; et, te servante, custodiatur in mente. Per Dominum. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
| |
De vespers
Tot het Kapittel zijn de Vespers zoals op gewone Zondagen, bladz. 187.
| |
Kapittel Hebr. 9, 11-12
BROEDERS, Christus, optredend als Hogepriester van de toekomende goederen, is - door een grotere en meer volmaakte tabernakel, welke niet met handen is gemaakt, dit is: niet van deze schepping - niet met bloed van bokken of kalveren, maar met zijn eigen Bloed, eens en voor altijd binnengegaan in het heiligdom, en heeft zo eeuwige verlossing voor ons bewerkt. ℟. Gode zij dank. |
FRATRES: Christus assistens Pontifex futurorum bonorum, per amplius et perfectius tabernaculum non manufactum, id est, non hujus creationis: neque per sanguinem hircorum aut vitulorum, sed per proprium sanguinem introivit semel in Sancta, aeterna redemptione inventa. ℟. Deo gratias. |
| |
Lofzang van Venantius Fortunatus
¶ Van deze lofzang vindt men de gewijzigde tekst met melodie op bladz. 1526.
De vaan des Konings treedt vooruit,
daar glanst het Kruisgeheimenis,
waarin de Schepper van het vlees
zelf in het vlees aan 't dwarshout hing. |
Vexil a Regis prodeunt:
fulget Crucis mysterium,
quo carne carnis Conditor
suspensus est patibulo. |
Vanhier ook wondgestoken door
de gruwelijke punt der lans, |
Quo vulneratus insuper
mucrone diro lanceae, |
| |
| |
ut nos lavaret crimine,
manavit unda et sanguine. |
om ons te wassen van de schuld,
ontstroomde water Hem en bloed. |
Impleta sunt quae concinit
David fideli carmine,
dicens: In nationibus
regnavit a ligno Deus. |
Vervuld zijn nu de dingen die
David zong in gelovig lied,
zeggend: Onder de volkeren
vanaf het hout regeert nu God. |
Arbor decora et fulgida,
ornata Regis purpura,
electa digno stipite
tam sancta membra tangere. |
Boom, edel schoon en luisterrijk,
met purper koninklijk gesierd,
verkoren met uw waarde stam
te raken aan zo heilge leên. |
Beata, cujus brachiis
saecli pependit pretium,
statera facta corporis,
praedamque tulit tartari. |
Welzalig, aan welks armen eens
de losprijs van de wereld hing:
weegschaal van 't lichaam werd hij dus,
de prooi ontnam hij aan de hel. |
O Crux, ave, spes unica,
hoc Passionis tempore
auge piis justitiam,
reisque dona veniam. |
Gegroet, o Kruis, gij een'ge hoop,
vermeerder in deez' Passietijd
van goeden de rechtvaardigheid,
vergeef den zondaars hunne schuld. |
Te, summa, Deus, Trinitas,
collaudet omnis spiritus:
quos per Crucis mysterium
salvas, rege per saecula. |
U God, hoogste Drievuldigheid,
verheffe prijzend alle geest;
en over wie door 't Kruisgeheim
Gij heiligt, heers in eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Eripe me, Domine, ab homine malo. ℟. A viro iniquo eripe me. |
℣. Bevrijd mij, Heer, van den bozen mens. ℟. Van den man die onrecht doet, bevrijd mij. |
Ant. Abraham pater vester * exsultavit ut videret diem meum: vidit, et gavisus est. |
Ant. Uw vader Abraham * verheugde zich mijn dag te mogen zien; hij heeft gezien, en zich verblijd. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Oremus. - Quaesumus, omnipotens Deus, familiam tuam propitius respice: ut, te largiente, regatur in corpore; et, te servante, custodiatur in mente. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - Wij vragen, almachtige God, zie genadig neder op uw onderhorigheid; opdat zij naar het lichaam door uw mildheid worde bestuurd, en naar de geest door uw bescherming worde beveiligd. Door onzen Heer. |
| |
| |
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
Onze Vader. |
Pater. |
De Heer geve ons. |
Dominus det nobis. |
Hierna bidt men ter ere van de heilige Moeder van God: Ave Regina caelorum, bladz. 201.
¶ Gedurende de Passieweek, tot en met de Lauden van Zaterdag voor Palmzondag, bidt men de Lauden en Vespers tot het Kapittel zoals voor de betreffende weekdagen is aangegeven; van het Kapittel af kan men zowel Lauden als Vespers bidden zoals op Passiezondag. - In de Lauden als eerste psalm: Miserere mei Deus.
|
|