| |
Getijden op de vierde zondag van de vasten
¶ Op Zaterdag voor de vierde Zondag van de Vasten zijn de Vespers tot het Kapittel zoals op Zaterdag, bladz. 217; van het Kapittel af kan men de Vespers bidden zoals op de vierde Zondag, bladz. 628.
| |
De lauden
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
TUNC acceptabis * sacrificium justitiae, si averteris faciem tuam a peccatis meis. |
DAN zal mijn offer * U behagen, als Gij uw aangezicht zult hebben afgewend van mijn zonden. |
De psalm Miserere mei Deus en de volgende zoals op Zondag, bladz. 107.
2 Ant. Introite * in conspectu Domini, in exsultatione. |
2 Ant. Treedt nader * voor het aangezicht des Heren met jubelzang. |
3 Ant. Me suscepit * dextera tua, Domine. |
3 Ant. Uw rechterhand * is mij tot steun, o Heer. |
4 Ant. Potens es, Domine, * eripere nos de manu forti: libera nos, Deus noster. |
4 Ant. Gij zijt bij machte, Heer, * ons aan de hand van den sterke te ontrukken; bevrijd ons, onze God. |
| |
| |
5 Ant. Koningen der aarde * en alle volken, looft God. |
5 Ant. Reges terrae * et omnes populi, laudate Deum. |
| |
Kapittel Gal. 4, 22-24
Broeders, er staat geschreven dat Abraham twee zonen had: één bij een slavin en één bij een vrije vrouw. Die van de slavin nu was zijn zoon naar het vlees; maar die van de vrije vrouw was zijn zoon krachtens de belofte; welke dingen geschreven zijn bij wijze van gelijkenis. ℟. Gode zij dank. |
Fratres: Scriptum est quoniam Abraham duos filios habuit: unum de ancilla, et unum de libera: sed qui de ancilla, secundum carnem natus est: qui autem de libera, per repromissionem: quae sunt per allegoriam dicta. ℟. Deo gratias. |
Lofzang Jam, Christe, sol justitiae met het volgende vers, bladz. 608.
Ant. Toen Jesus de ogen ophief * en de menigte zag die tot Hem kwam, zeide Hij tot Philippus: Waar zullen wij brood kopen, opdat zij kunnen eten? Dit zeide Hij echter om hem op de proef te stellen; want Hij wist wat Hij zou doen. |
Ant. Cum sublevasset oculos * Jesus, et vidisset maximam multitudinem venientem ad se, dixit ad Philippum: Unde ememus panes, ut manducent hi? Hoc autem dicebat tentans eum: ipse enim sciebat quid esset facturus. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
|
Laat ons bidden. - Verleen, vragen wij, almachtige God, dat wij, die naar de verdienste van onze daden worden gestraft, door de vertroosting uwer genade herademen. Door onzen Heer. |
Oremus. - Concede, quaesumus, omnipotens Deus: ut, qui ex merito nostrae actionis affligimur, tuae gratiae consolatione respiremus. Per Dominum. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
| |
De vespers
Tot het Kapittel zijn de Vespers zoals op gewone Zondagen, bladz. 187.
| |
Kapittel Gal. 4, 22-24
BROEDERS, er staat geschreven dat Abraham twee zonen had: één bij een slavin en één bij een vrije vrouw. Die |
FRATRES: Scriptum est quoniam Abraham duos filios habuit: unum de ancilla, et unum de |
| |
| |
libera: sed qui de ancilla, secundum carnem natus est: qui autem de libera, per repromissionem: quae sunt per allegoriam dicta. ℟. Deo gratias. |
van de slavin nu was zijn zoon naar het vlees; maar die van de vrije vrouw was zijn zoon krachtens de belofte; welke dingen geschreven zijn bij wijze van gelijkenis. ℟. Gode zij dank. |
Lofzang Audi, benigne Conditor met het volgende vers, bladz. 610.
Ant. Subiit ergo * in montem Jesus, et ibi sedebat cum discipulis suis. |
Ant. Jesus besteeg het gebergte, * en zette Zich daar neder met zijn leerlingen. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
|
Oremus. - Concede, quaesumus, omnipotens Deus: ut, qui ex merito nostrae actionis affligimur, tuae gratiae consolatione respiremus. Per Dominum. |
Laat ons bidden. - Verleen, vragen wij, almachtige God, dat wij, die naar de verdienste van onze daden worden gestraft, door de vertroosting uwer genade herademen. Door onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
Pater. |
Onze Vader. |
Dominus det nobis. |
De Heer geve ons. |
Hierna bidt men ter ere van de heilige Moeder van God: Ave Regina caelorum, bladz. 201.
¶ Gedurende de vierde week van de Vasten, tot en met de Lauden van Zaterdag voor Passiezondag, bidt men de Lauden en Vespers tot het Kapittel zoals voor de betreffende weekdagen is aangegeven; van het Kapittel af kan men zowel Lauden als Vespers bidden zoals op de vierde Zondag van de Vasten. - In de Lauden als eerste psalm: Miserere mei Deus.
|
|