| |
Overweging en gebeden voor de derde week van de vasten
Overweging - De evangelielezing van deze Zondag stelt ons een ander motief van het christelijke leven voor ogen, dat wij in de vastentijd dienen te overwegen, de waarheid namelijk dat er een onherleidbaar onderscheid bestaat tussen God en den duivel. Christus spreekt ons heden over de keuze tussen Hemzelf en Beëlzebub. Wij behoeven deze keuze niet meer te maken; bij het doopsel immers hebben wij ons vóór onzen Heer verklaard en verzaakt aan den duivel en al zijn ijdelheden. Dikwijls echter hebben wij deze keuze vergeten, zijn wij er gewoon aan geraakt tussen de dingen van God en de dingen des duivels een vergelijk te treffen, hebben wij in ons leven de onherleidbare tegenstelling tussen beiden trachten op te heffen. Vandaag, nu wij ons op het hoogfeest der Verlossing voorbereiden, horen wij echter eens te meer, dat zulk een vergelijk onmogelijk is. Hier gelden geen schakeringen, hier zijn geen onderhandelingen mogelijk, hier is elke wapenstilstand een verraad. Dit toch is de enige zin van Christus' woorden: ‘Wie niet met Mij is, is tegen Mij; en wie
| |
| |
niet verzamelt met Mij, verstrooit’.
Geen bekoring is veelvuldiger in het leven van den christen dan de neiging deze allereerste waarheid te vergeten. In navolging van de Wijsheidboeken van het Oude Testament, waarin het motief van de keuze tussen God en den boze in talrijke variaties wordt herhaald, hebben de apostelen in hun brieven geschreven over de tegenstelling tussen God en den Satan, den zeer persoonlijken Satan die ons telkens weer zoekt te besluipen. In de Leer der Twaalf Apostelen krijgt deze tegenstelling vorm in de vergelijking van de twee wegen, die ons ook nu nog vertrouwd is. De heilige Augustinus schreef over de nimmer aflatende strijd tussen de Staat van God en de Staat van den boze. Hetzelfde bedoelt de heilige Ignatius van Loyola als hij ons de overweging voorstelt over de twee legervanen: ‘Hoe Christus allen roept en wil verzamelen onder zijn vaandel, Lucifer daarentegen onder het zijne’.
Zo zoet kunnen ons de dingen des duivels lijken, dat de eis ze onverbiddelijk van de hand te wijzen ons hard kan voortkomen. Want dat zij inderdaad de dingen des duivels zijn, kunnen wij eerst begrijpen als wij hebben leren smaken hoe zoet de Heer is. Dan wordt ons duidelijk dat de zoetheid van den vijand slechts bitterheid is, dat zij zonde is tegenover de genade van Christus, dood tegenover het ware leven, duisternis tegenover het enige Licht, slavernij tegenover de vrijheid waartoe de Heer ons heeft verlost. Dan weten wij dat de dienst van God geen droefheid is, maar overstromende vreugde. Dan kunnen wij vermoeden wat Christus bedoelt met de woorden waarmee de evangelielezing van deze Zondag besluit: ‘Zalig zij, die het woord Gods aanhoren en het bewaren’.
| |
Gebeden uit de Latijnse liturgische boeken
Nu er veertien dagen zijn verlopen van de tienden onzer dagen die wij U aanbieden, heffen wij onze ogen omhoog tot U, Heer, die in de hemelen woont. Wees nu barmhartig voor de armen en reik medicijn aan de gewonden. Maak Gij ons de weg begaanbaar; richt Gij ons hart op het pad van uw geboden. Laat ons door U de weg vinden naar het licht; laat ons door U ontvlammen en lichten van liefde tot U. Geef Gij rust na inspanning; bereid Gij een verblijf voor de vermoeiden. Dan zullen wij U welgevallig zijn door deze vastentijd te onderhouden, en zullen wij verdienen deel te hebben aan uw heerlijkheid.
Dit is het waarachtige leven voor uw dienaren, o Heer, dat zij in verwachting van het leven in deze wereld moeizaam arbeiden en, verlicht door uw genade, gedurig in vasten en bidden wakend voor U staan. Heilig dan, vragen wij, ons vasten en til van onze ziel de last der zonden; opdat wij, na den duivel hier te hebben overwonnen, ons in het eeuwige rijk met al uw heiligen mogen verheugen.
| |
| |
Heerlijke, machtige, barmhartige God, ontruk ons aan de lagen des vijands en reik ons de beschutting van uw rechterhand, opdat onze ziel niet ten prooi valt aan de woede van den brullenden leeuw; opdat deze ons niet wreed kan doden, terwijl er geen is die ons bevrijdt, en hij ons niet kan verderven, terwijl er geen is die ons redding brengt. Maar Gij, Leeuw uit de stam van Juda, sta op in uw gramschap; vernietig de horden van den vijand, die ons belaagt, door uw geducht oordeel; en geef ons dat wij altijd geloven en verblijven in de wet, welke Gij ons gegeven hebt.
Het volgende gebed herinnert ons aan een ander werk van boetvaardigheid: het geven van aalmoezen.
God, die ons beveelt aalmoezen te geven, opdat door onze uitgestrekte handen zou worden bedekt wat het vuil der zonden in onze gevallen natuur heeft bezoedeld, geef ons allereerst, van U waardige aalmoezen voor onszelf te vragen. En maak dat wij in medelijden aan de behoeftigen zo te hulp komen, dat wij ons eigen leven daardoor behoeden en de boze daden van onze wandel omzetten tot een vrome schat van goede werken. Geef, Heer, dat wij op deze wijze, in groter waardigheid van een goed geweten, de harten onzer naasten door uw lering verlichten en hun grootste nood lenigen door de hulp van uw genade.
| |
Gebed tot Christus
De vrome cisterciënser-abt Isaac van Stella schreef dit gebed naar aanleiding van de evangelielezing van deze Zondag.
Heer Jesus, die opent - en niemand is er die sluit - en die daartoe zijt verschenen dat Gij het werk van den duivel zoudt vernietigen; verdrijf uit mij, uw dienaar, alle behagen in de zonde, opdat ik haar betreure met een berouwvol hart. Slaak de boei die mijn tong gevangen houdt, door mij een vuriger verlangen te geven, een groter vrees en een voorzichtiger schroom. Dan zal ik, die eertijds stom was, spreken en U prijzen, zodat zich verwonderen de scharen niet alleen der mensen, maar ook die der engelen, ja zelfs die van de demonen. Want een schouwspel zijn wij geworden voor deze wereld, voor engelen en mensen, voor goeden en bozen. Doe hen verbaasd staan over het woord dat uw dienaar spreekt, niet slechts met de mond, maar ook door zijn werken; ook deze immers zijn woorden. Moge hij woorden spreken, bid ik U, van ootmoed, te uwer verheerlijking en tot voordeel van zijn naaste, zowel met zijn mond als in zijn hart en door zijn daden. Laat hij niet schromen roekeloos te verliezen wat verloren moet worden, opdat hij niet verlieze wat in eeuwigheid behouden blijft. Laat hij niet vrezen zich te ontledigen van een verwachting die hem zal bedriegen, opdat hij vol worde van eeuwige verkwik- | |
| |
king. Daarom verdrijf uit ons dien slechten en stommen geest, Gij, Heer, die het Woord des Vaders zijt, opdat wij door het woord van kracht en waarheid het woord van uw lof en verheerlijking mogen spreken; Gij die met den Vader en den Heiligen Geest leeft en heerst, God, door alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Christus, die ons geleerd hebt dat wij de aanval der boze geesten door vasten kunnen overwinnen, verdrijf uit ons hart de lichtzinnigheid der begeerte en beteugel de lust onzer gulzigheid; opdat ons lichaam, dat daardoor immers aan de verleiding der zonde is onderworpen, door onthouding worde bevrijd.
| |
Boetegebed van den heiligen Basilius
Meester, Heer en God, almachtige Vader, die ontferming oefent duizendvoud, zie met genadig aanschijn en met milde ogen uit de hemel neder op uw dienaren die U aanroepen in waarheid. Want voor U buigt zich de hoogmoed van ons hart, en van U verwachten wij grote en rijke barmhartigheid, ontferming en zegen te ontvangen. Zegen ons met alle geestelijke zegen; heilig ons in uw Heiligen Geest. Stel over het leven van ieder onzer een engel des vredes om ons te beschermen, te bewaren, te bewaken en te verlichten, en ons de weg te wijzen tot alle goede werken. In uw ontferming ontferm U over ons en in uw medelijden red ons en toon ons uw medelijden; want uw ontferming is in eeuwigheid. Geef ons, Heer God, deze heilige dag en alle dagen van ons leven zonder zonde door te brengen en ze te voleinden in alle vreugde, gezondheid, vrede en heil, in goede werken, in heiligheid en in uw vrees; door de genade en de ontferming en de liefde van Christus Jesus, met wien Gij in gemeenschap met den Heiligen Geest gezegend zijt en geprezen.
| |
Gebed van den heiligen Ephrem den Syriër
God, rechtvaardig en lofwaardig, groot en sterk, die waart voor alle eeuwigheid, verhoor in dit uur een zondig mens. Verhoor mij, God, verhoor mij in uw macht en, nu ik tot U bid, wil niet gedenken hoe ik, een nietig mens, voortdurend mijn plicht verzaakt heb. Verhoor mij, Heer, verhoor mijn vurig gebed, zoals Gij weleer uw profeet hebt verhoord. Ja Heer, God der heilige legerscharen, Schepper der onstoffelijke wereld, die gezegd hebt: ‘Vraagt en gij zult verkrijgen’, ik bid U: wend U niet af van mij, al ben ik ook besmeurd door mijn onreine lippen en in zonden verstrikt. Verhoor mij, Gij die beloofd hebt allen te zullen verhoren die U aanroepen in waarheid; en richt de schreden en voeten van uw dienaren op de weg des vredes. Betoon U vol goedheid voor uw eenvoudige dienaren die
| |
| |
onderweg zijn in deze wereld, Gij die gezegd hebt: ‘Weest eenvoudig als de duiven’. Met geheel mijn hart roep ik tot U, o God: verhoor mij, enige hoop van alle grenzen der aarde en van hen die de lange tocht volbrengen. Laat alle onzuivere geesten uw gebiedende stem horen, opdat zij terugwijken voor het aangezicht van uw dienaren. Neem uw wapenrusting en uw schild, en rijs op om hen te helpen. Werp uw speer en bedwing wie hen vervolgen. Spreek, bid ik U, Heer, tot hun ziel deze woorden: ‘Uw heil ben Ik’. Dat uit hun hart verdwijne de geest van vreesachtigheid, de geest van lauwheid, de geest van hoogmoed en van alle kwaad; en dat elk onheilig vuur, door duivelse list ontstoken, in hen gedoofd worde. Dat hun lichaam en ziel en geest verlicht worden door het licht van uw kennis; opdat zij in de eenheid van het geloof en de erkenning der heilige en aanbiddelijke Drievuldigheid uitgroeien tot den volmaakten mens en de volwassen leeftijd, en tezamen met de engelen en allen die van het begin af God hebben behaagd, in de eeuwen der eeuwen mogen verheerlijken de alle lof waardige, aanbiddelijke Naam van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. Amen.
|
|