Overweging en gebeden voor de eerste week van de vasten
De evangelielezing van de eerste Zondag leert hoe Christus zelf veertig dagen in de woestijn heeft gebeden en gevast, niet omdat dit Hem in zijn schuldeloosheid baten kon, maar omdat Hij ons een voorbeeld wilde geven, ons vasten wilde heiligen en ons wilde leren hoe wij den boze moeten bestrijden.
Overweging over de betekenis van de Vasten - ‘Ziet, nu is het de gunstige tijd; ziet, nu is het de dag des heils’ (2 Cor. 6, 2). Er zijn weliswaar geen tijden, welke niet vol zijn van goddelijke gaven, en steeds hebben wij door Gods genade toegang tot zijn barmhartigheid. Maar toch is het nodig dat aller harten nu worden opgewekt tot groter geestelijke voortgang en worden bezield met groter vertrouwen, nu ons de jaarlijkse terugkeer van de viering van het Paasgeheim, waardoor wij werden verlost, uitnodigt tot bijzondere plichten van vroomheid, opdat wij, zowel naar ziel als naar lichaam gereinigd, dit hoogheilige geheim van het lijden en de verheerlijking des Heren mogen vieren.
Altijd zijn wij aan deze verheven mysteries eerbied verschuldigd en altijd moeten wij voor Gods aanschijn verwijlen als vierden wij het Paasfeest. Maar deze sterkte wordt slechts bij weinigen gevonden; de zwakheid van ons vlees is bevreesd voor een strenge boetvaardigheid, en de zorgen voor dit aardse leven verdelen onze aandacht over tal van bezigheden. Daarom zijn ons eens per jaar de mystieke dagen van de veertigdaagse vasten geschonken, opdat wij onze geest zouden reinigen en meer dan anders op God zouden richten. (Naar den heiligen Leo den Grote)
Niet alleen de strenge kloosterlingen bestormen nu het hemelrijk, maar geheel het leger der christenen maakt zich op tot de geestelijke strijd. Wij allen worden nu opgewekt tot boete, tot gebed, tot het geven van aalmoezen en tot lichamelijke versterving. Laat onze boete en versterving niet op enkele uitwendige handelingen berusten, maar voortkomen uit de diepe overtuiging van onze zondige zwakheid. Luisteren wij naar de practische raadgevingen van den heiligen Bernardus: ‘Laat ons oog zich versterven van nieuwsgierig rondzien en brutaliteit, opdat het, gelijk het in vrijheid ons aanleiding tot schuld is geweest, nu in nederige boete worde bedwongen. Laat ons oor zich versterven van verdichtselen en nieuwtjes, en van al wat ijdel is en niet tot zaligheid strekt. Laat onze tong zich versterven van kwaadsprekerij en gemopper, van alle onnutte, ijdele en overvloedige woorden. Laat onze hand zich versterven van ijdele gebaren en