| |
Getijden op Maria-lichtmis
De eerste vespers
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
De volgende antifonen, welke volgens het Romeinse Brevier in de Eerste Vespers van dit feest worden gezongen, zijn ons een afscheid aan de viering van het Kerstfeest, waarvan wij vandaag het laatste der geheimen herdenken.
1 Ant. |
1 Ant. |
O WONDERBARE ruil: * de Schepper van het menselijk geslacht neemt een bezield lichaam aan en wil uit een Maagd worden geboren; en uit haar voortkomend zonder tussenkomst van een man, heeft Hij ons zijn Godheid geschonken. |
O ADMIRABILE commercium: * Creator generis humani, animatum corpus sumens, de Virgine nasci dignatus est: et procedens homo sine semine, largitus est nobis suam Deitatem. |
De psalmen zoals in de Vespers van de heilige Moeder Gods, bladz. 1111 vlg.
2 Ant. Toen Gij op wondervolle wijze * geboren werd uit een Maagd, zijn de Schrif- |
2 Ant. Quando natus es * ineffabiliter ex Virgine, tunc impletae sunt Scripturae: |
| |
| |
sicut pluvia in vellus descendisti, ut salvum faceres genus humanum: te laudamus, Deus noster. |
ten in vervulling gegaan: als de regen op de vacht zijt Gij nedergedaald om het menselijk geslacht te verlossen; U loven wij, onze God. |
3 Ant. Rubum, quem viderat Moyses * incombustum, conservatam agnovimus tuam laudabilem virginitatem: Dei Genitrix, intercede pro nobis. |
3 Ant. In het braambos * dat Moses onverbrand aanschouwde, erkennen wij uw ongerepte en lofwaardige maagdelijkheid; Moeder Gods, wees onze voorspraak. |
4 Ant. Germinavit radix Jesse, * orta est stella ex Jacob: Virgo peperit Salvatorem: te laudamus, Deus noster. |
4 Ant. De wortel van Jesse is ontsproten, * de ster uit Jacob is opgegaan, de Maagd heeft den Verlosser gebaard; U loven wij, onze God. |
5 Ant. Ecce Maria genuit * nobis Salvatorem, quem Joannes videns exclamavit, dicens: Ecce Agnus Dei, ecce qui tollit peccata mundi, alleluja. |
5 Ant. Zie, Maria * heeft ons den Verlosser gebaard; Hem ziende riep Joannes uit: Zie het Lam Gods, zie Hem die wegneemt de zonden der wereld, alleluja. |
| |
Kapittel Malach. 3, 1
Ecce ego mitto Angelum meum, et praeparabit viam ante faciem meam. Et statim veniet ad templum sanctum suum Dominator, quem vos quaeritis, et Angelus Testamenti, quem vos vultis. ℟. Deo gratias. |
Zie, Ik zend mijn Engel om de weg te bereiden voor mijn aangezicht. En terstond daarna zal naar zijn heilige tempel komen de Heerser, naar wien gij zoekt, de Engel des Verbonds, naar wien gij verlangt. ℟. Gode zij dank. |
Lofzang Ave maris stella, bladz. 1117.
℣. Responsum accepit Simeon a Spiritu Sancto. ℟. Non visurum se mortem, nisi videret Christum Domini. |
℣. Simeon had een openbaring ontvangen van den Heiligen Geest. ℟. Dat hij de dood niet zou zien, voordat hij had aanschouwd den Gezalfde des Heren. |
Ant. Senex * Puerum portabat, Puer autem senem regebat: quem virgo peperit, et post partum virgo permansit: ipsum quem genuit, adoravit. |
Ant. De grijsaard * droeg het Kind, maar het Kind was heerser over den grijsaard; Hij, dien de Maagd heeft gebaard, en in haar moederschap is zij maagd gebleven; Hem, dien zij heeft gebaard, heeft zij aanbeden. |
| |
| |
Lofzang Magnificat, bladz. 1118.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
|
Laat ons bidden. - Almachtige, eeuwige God, ootmoedig smeken wij uwe Majesteit, dat, zoals op deze dag uw eniggeboren Zoon in onze vleselijke natuur in de tempel werd opgedragen, ook wij met een gereinigd hart aan U worden toegewijd. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
Oremus. - Omnipotens sempiterne Deus, majestatem tuam supplices exoramus: ut, sicut unigenitus Filius tuus hodierna die cum nostrae carnis substantia in templo est praesentatus; ita nos facias purificatis tibi mentibus praesentari. Per eundem Dominum nostrum. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
Onze Vader. |
Pater. |
De Heer geve ons. |
Dominus det nobis. |
Hierna bidt men ter ere van de heilige Moeder van God: Alma Redemptoris Mater, bladz. 200.
¶ De lofzang in de Completen wordt besloten met de lofprijzing zoals op de feesten van de heilige Moeder Gods.
| |
De lauden
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
SIMEON, rechtvaardig * en godvrezend, zag uit naar de verlossing van Israël, en de Heilige Geest was in hem. |
SIMEON justus * et timoratus exspectabat redemptionem Israël, et Spiritus Sanctus erat in eo. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106.
2 Ant. Simeon had een openbaring ontvangen * van den Heiligen Geest, dat hij de dood niet zou zien, voordat hij den Heer had aanschouwd. |
2 Ant. Responsum accepit Simeon * a Spiritu Sancto, non visurum se mortem, nisi videret Dominum. |
3 Ant. Toen Simeon * het Kind in zijn handen ontving, dankte en loofde hij den Heer. |
3 Ant. Accipiens Simeon * Puerum in manibus, gratias agens benedixit Dominum. |
4 Ant. Een licht tot verlichting der heidenen, * en tot heerlijkheid van uw volk Israël. |
4 Ant. Lumen ad revelationem gentium, * et gloriam plebis tuae Israël. |
| |
| |
5 Ant. Obtulerunt * pro eo Domino par turturum aut duos pullos columbarum. |
5 Ant. Zij offerden * voor Hem aan den Heer een paar tortels of twee jonge duiven. |
| |
Kapittel Malach. 3, 1
Ecce ego mitto Angelum meum, et praeparabit viam ante faciem meam. Et statim veniet ad templum sanctum suum Dominator, quem vos quaeritis, et Angelus Testamenti, quem vos vultis. ℟. Deo gratias. |
Zie, Ik zend mijn Engel om de weg te bereiden voor mijn aangezicht. En terstond daarna zal naar zijn heilige tempel komen de Heerser, naar wien gij zoekt, de Engel des Verbonds, naar wien gij verlangt. ℟. Gode zij dank. |
Lofzang O gloriosa virginum, als in de Getijden van de Moeder Gods, bladz. 1088.
℣. Diffusa est gratia in labiis tuis. ℟. Propterea benedixit te Deus in aeternum. |
℣. Bevalligheid ligt uitgegoten op uw lippen. ℟. Daarom heeft God u gezegend in eeuwigheid. |
Ant. Cum inducerent * puerum Jesum parentes ejus, accepit eum Simeon in ulnas suas, et benedixit Deum, dicens: Nunc dimittis servum tuum in pace. |
Ant. Toen zijn ouders * het kind Jesus binnenbrachten, nam Simeon Hem in zijn armen, loofde God en zeide: Nu laat Gij uw dienaar gaan in vrede. |
Lofzang Benedictus, bladz. 1089.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
|
Oremus. - Omnipotens sempiterne Deus, majestatem tuam supplices exoramus: ut, sicut unigenitus Filius tuus hodierna die cum nostrae carnis substantia in templo est praesentatus; ita nos facias purificatis tibi mentibus praesentari. Per eundem Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - Almachtige, eeuwige God, ootmoedig smeken wij uw Majesteit; dat, zoals op deze dag uw eniggeboren Zoon in onze vleselijke natuur in de tempel werd opgedragen, ook wij met een gereinigd hart aan U worden toegewijd. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
| |
De vespers
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
SIMEON justus * et timoratus exspectabat |
SIMEON, rechtvaardig * en godvrezend, zag uit naar de |
| |
| |
verlossing van Israël, en de Heilige Geest was in hem. |
redemptionem Israël, et Spiritus Sanctus erat in eo. |
De psalmen zoals in de Vespers van de heilige Moeder Gods, bladz. 1111 vlg.
2 Ant. Simeon had een openbaring ontvangen * van den Heiligen Geest, dat hij de dood niet zou zien, voordat hij den Heer had aanschouwd. |
2 Ant. Responsum accepit Simeon * a Spiritu Sancto, non visurum se mortem, nisi videret Dominum. |
3 Ant. Toen Simeon * het Kind in zijn handen ontving, dankte en loofde hij den Heer. |
3 Ant. Accipiens Simeon * Puerum in manibus, gratias agens benedixit Dominum. |
4 Ant. Een licht tot verlichting der heidenen, * en tot heerlijkheid van uw volk Israël. |
4 Ant. Lumen ad revelationem gentium, * et gloriam plebis tuae Israël. |
5 Ant. Zij offerden * voor Hem aan den Heer een paar tortels of twee jonge duiven. |
5 Ant. Obtulerunt * pro eo Domino par turturum aut duos pullos columbarum. |
| |
Kapittel Malach. 3, 1
Zie, Ik zend mijn Engel om de weg te bereiden voor mijn aangezicht. En terstond daarna zal naar zijn heilige tempel komen de Heerser, naar wien gij zoekt, de Engel des Verbonds, naar wien gij verlangt. ℟. Gode zij dank. |
Ecce ego mitto Angelum meum, et praeparabit viam ante faciem meam. Et statim veniet ad templum sanctum suum Dominator, quem vos quaeritis, et Angelus Testamenti, quem vos vultis. ℟. Deo gratias. |
Lofzang Ave maris stella, als in de Getijden van de Moeder Gods, bladz. 1117.
℣. Simeon had een openbaring ontvangen van den Heiligen Geest. ℟. Dat hij de dood niet zou zien, voordat hij had aanschouwd den Gezalfde des Heren. |
℣. Responsum accepit Simeon a Spiritu Sancto. ℟. Non visurum se mortem, nisi videret Christum Domini. |
Ant. Heden * heeft de zalige Maagd Maria het kind Jesus opgedragen in de tempel, en Simeon, vervuld van den Heiligen Geest, heeft Hem ontvangen in zijn armen, en God geloofd in eeuwigheid |
Ant. Hodie * beata Virgo Maria puerum Jesum praesentavit in templo, et Simeon repletus Spiritu Sancto accepit eum in ulnas suas, et benedixit Deum in aeternum. |
Lofzang Magnificat, bladz. 1118.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Laat ons bidden. - Almachtige, |
Oremus. - Omnipotens |
| |
| |
sempiterne Deus, majestatem tuam supplices exoramus: ut, sicut unigenitus Filius tuus hodierna die cum nostrae carnis substantia in templo est praesentatus; ita nos facias purificatis tibi mentibus praesentari. Per eundem Dominum nostrum. |
eeuwige God, ootmoedig smeken wij uw Majesteit: dat, zoals op deze dag uw eniggeboren Zoon in onze vleselijke natuur in de tempel werd opgedragen, ook wij met een gereinigd hart aan U worden toegewijd. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
Pater. |
Onze Vader. |
Dominus det nobis. |
De Heer geve ons. |
Hierna bidt men ter ere van de heilige Moeder van God: Alma Redemptoris Mater, bladz. 200.
| |
Oud gebed bij de kaarsenwijding
Almachtige, eeuwige God, bron en oorsprong van alle licht, Gij hebt de wereld verlicht met het licht van uw luister door ons uit de schoot der ongeschonden Maagd Maria uw eniggeboren Zoon te zenden. Want Hem, dien Gij lang van te voren door de spreuken der profeten had voorzegd, hebt Gij in deze tijd aan de volken, die in het duister zaten, gezonden als een licht; en waar zij dwaalden in het land van de schaduwen des doods, is hun een eeuwige klaarheid opgegaan. Wij bidden dat Gij deze kaarsen, voor uw Naam bereid, wilt zegenen met de zegening, waarmede Gij ons uit de macht der duisternis hebt doen overgaan tot het licht en het rijk van uw beminden Zoon, door wien den rechtvaardigen van hart het licht is verschenen en de vreugde van het eeuwige heil. Zoals Gij den rechtvaardigen Simeon vervuld hebt met de gelovige verwachting dat hij de dood niet zou aanschouwen voordat hij den Gezalfde des Heren in het vlees had aanschouwd, vervul zo, heilbrengend Licht van geheel de wereld, ook ons met het licht van uw heerlijkheid; verdrijf van ons alle duisternis van ongeloof en, gelijk Gij heden uw dienaar in vrede hebt doen heengaan, geleid ons in de vrede van uw heilige Kerk, opdat wij mogen binnengaan in de haven der eeuwige rust en daar, vol van de luister van het ware licht, op de dag des oordeels met de koren der lofzingende engelen blijde het aangezicht van de Zon zonder avond mogen aanschouwen.
O schat der eeuwen, leven van alle ding, om mijnentwil een kind geworden, maakt Gij, die eertijds de wet in tafels grifte op de Sinai, Uzel- | |
| |
ven onderworpen aan de wet om allen van de knechtschap dier oude wet te bevrijden. Ere zij, Verlosser, uwe goedheid; ere zij uw koninkrijk, ere zij uw heilsbestel, o enige Minnaar der mensen.
| |
Gebed ter ere van de Moeder van God
toegeschreven aan den heiligen Anselmus
O zeer verheven Maagd, door de verdiensten van uw heilige zuivering geef mij kracht tegen uwe vijanden. Zeer heilig zijt gij, o Maagd, van lichaam allerzuiverst, in handel boven allen schoon. Noch uw hart, o Maagd der maagden, noch uw mond werd ooit besmet, maar geheel schoon zijt gij en zonder vlek, een ongeschonden maagd, zowel naar lichaam als naar geest. Hoewel gij in uw ongereptheid aan de wetten niets zijt verschuldigd, vervult gij toch, om een voorbeeld van ootmoed te geven, de plicht der zuivering die geldt voor alle moeders. Met u in de tempel brengt gij, ongerepte Moeder, ter zuivering Hem die onze zonden kent, want voor Hem ligt alles open; van verborgen zonden zuivert Hij ons door belijdenis en boete dag aan dag, en door de geest van versterving spaart Hij zijn dienaren voor vreemde zonden. Met u in de tempel brengt gij ter zuivering Hem wiens bloed ons op het kruis des lijdens van erfsmet schoonwast en dagelijks op het altaar van het kruis ons door de heilige geheimen reinigt van de zonden die wij betreuren en hebben beleden. Met u in de tempel brengt gij ter zuivering Hem die ons tot Hogepriester is geworden naar de wijze van Melchisedech; die die steeds opnieuw met onze zwakheid medelijdt en vol ontferming is voor ons; die als een trouwe Priester dagelijks met God den Vader ons verzoent, voldoening gevend voor de zonden van het volk door wat Hij, God van God, aan God den Vader dagelijks ten offer brengt; want als wij ons slechts bekeren en onze zonden belijden, zal God, getrouw en rechtvaardig en geduldig, ons vergiffenis en kwijtschelding schenken.
In zijn Naam, allerreinste Maagd, vlucht ik tot u. In zijn Naam allerzoetst en in zijn liefde dan, o goedertieren Meesteres, neem mij op, nu ik tot u mijn toevlucht neem. En help mij door de verdiensten van uw reine zuivering, opdat ik tot mijn vreugde mij voortdurend van de smet van mijn geweten zo gezuiverd weet, dat geen smet of boze daad mij ooit meer bedroeve. Heilige Moeder Gods, neem mij aan en spreek voor mij, zondaar, ten beste bij uw lieven Zoon Jesus Christus, de gezegende vrucht van uw schoot, en ontferm u over mij.
|
|