Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens
(1951)–Cornelis Adrianus Bouman– Auteursrecht onbekendGebeden tot den vaderGod, die een ster van korte duur prachtig hebt willen kleden in onvermoede glans, toon de christenvolken uw gelaat; opdat Gij ons die telkens afdwalen, de haven van het eeuwige heil laat bereiken, zoals Gij de verdwaalde magiërs ten slotte de juiste weg hebt gewezen. Almachtige God, wiens kinderen wij worden als wij door het bad van het heilbrengende water worden gereinigd, maak dat de gave van uw zegening zo in ons blijve bevestigd, dat wij met recht kinderen van de hemelstad Jerusalem worden genoemd. Gelijk Gij U aan de heidenen hebt geopenbaard in een ster, verschijn zo ook aan de gelovigen ten heil; en, gelijk Gij ons in het bad door het geheiligde water hebt vernieuwd, vernieuw ons ook in de toekomst door uw beloofde vergeving en genade. Almachtigeen barmhartige God, antwoord op het bidden en | |
[pagina 584]
| |
smeken van uw volk met uw goedheid en genade. Gij ziet hoe trouw en toegewijd het zich verheugt op deze dag, waarop onze Heer en God in ware ootmoed Zich uit liefde in knechtsgestalte vertoont in de wereld, om naderhand zijn goddelijke macht in wonderlijke pracht te tonen in de hemel. Hij die een klein kind voor ons werd, Hij was het ook die Zich van een ster bediende om de wijzen tot Zich te voeren. Wij smeken daarom uw goedertierenheid, o Heer, dat Gij, zoals Gij hen geholpen hebt uw Gezalfde als waarlijk God in waarlijk mens te kennen, al uw gelovigen, die de heilige Kerk in haar moederlijke schoot draagt, in dit leven bijstaat met onoverwinnelijke kracht, en eens het eeuwige geschenk van het hemelse rijk doet verwerven.
Almachtige, eeuwige God, die door een stralende ster de menswording hebt doen kennen van uw Woord - toen de wijzen Het aanschouwden hebben zij geschenken aangebracht en uwe Majesteit aanbeden -; geef dat in onze zielen steeds de ster van uw gerechtigheid blijft schijnen, en onze schat daarin bestaat dat wij U loven.
Almachtige, eeuwige God, lichtglans in de zielen der gelovigen, die ons dit heilige feest van het allereerste begin der uitverkiezing van de heidenen hebt gegeven; vervul de wereld van uw heerlijkheid en verschijn in stralend licht aan de volken, die U onderworpen zijn. | |
Tot den mensgeworden zoonDoor wonderlijke tekenen van uw macht hebt Gij, o God, de aanvang van ons heil getoond. Den wijzen, die de stralende ster zijn gevolgd, hebt Gij gegeven U te aanbidden en U door symbolische gaven te belijden als hun eeuwigen Koning en Heer. In het lichaam onzer mensheid hebt Gij het water geheiligd, opdat wij door het wondere geheim des doopsels zouden worden afgewassen en worden herboren uit den Geest. Door uw onzegbare macht hebt Gij heden water in wijn veranderd, en zo aan de leerlingen uw Godheid geopenbaard. Verhoor ons, bidden wij U nederig, om wille van de luister van deze hoogheilige dag; en geef ons dat wij, verlicht door uwe heerlijkheid, aan de wereld mogen afsterven en slechts voor U, Christus onzen Koning, leven.
Koning aller eeuwen, Christus, allerhoogste God, die in de dagen van koning Herodes uit een Maagd zijt geboren en U door een nieuwe ster aan de wijzen die U zochten hebt geopenbaard; laat aan ons verschijnen uw machtige hulp, opdat alle bederf van duisternis worde verdreven. Moge de stralende ster uwer majesteit zo helder in ons schijnen, dat wij bij ons zoeken naar U door geen dwalingen worden gehinderd, maar blij ons haasten om U te gaan zien en, | |
[pagina 585]
| |
als wij U mogen aanschouwen, ons ten zeerste verheugen.
Nu straalt de hemel, Heer, in milde sterrenglans en wordt de aarde zelf door deze klare schijn geadeld, want uit uw heilige woning hebt Gij aan de wereld willen verschijnen. Genees de droefheid van ons hart, daar Gij toch hiertoe zijt gekomen om het heelal te verlossen. En geef aan onze ogen uw zuiverend licht, opdat wij U altijd mogen aanschouwen en wij, die aan de heidenen de blijde vreugde uwer verschijning verkondigen, ons in eeuwige jubel met U mogen verheugen.
God, die geheel de in duisternis verzonken wereld door een straal van uw luister verlicht en ons deze dag van uw verschijning doet vieren; geef dat wij opstaan uit onze val, de verdoving onzer ontrouw afwerpen, en wakend rechtstaan en U onze lofzang zingen. Doe ons de werken der duisternis afleggen en U volgen, die de vorst zijt van het licht. Gelijk het helder daglicht het duister van de nacht verdrijft, zo reik den zieken uw medicijn, troost hen die in droefheid verkeren, wijs den dwalenden de weg des heils, geef den boetvaardigen het geschenk uwer vergeving, en toon U in een helder licht aan hen die U zoeken. Dan zal in ons de luister van uw heerlijkheid weerstralen, en zal geheel uw Kerk schitteren in geloof, in hoop en in liefde. | |
Gebed van Sophronius van JerusalemIn de volgende gedeelten uit het grote gebed, dat in de Kerken van de Byzantijnse ritus op de vooravond van Epiphanie bij de plechtige waterwijding wordt uitgesproken, vinden wij de motieven bijeen welke de Oosterse theologen uit het mysterie van Christus' doopsel in de Jordaan hebben geput. Dit feest van Christus' verschijning is tevens het feest van de eerste openbaring van Gods Drievuldigheid. Ook het mysterie van Christus' doopsel behoort tot de geheimen van het heilswerk, waardoor God ons de zaligheid heeft geschonken: de heiliging van de Jordaan is het doopsel waardoor wij met God zijn verzoend; ja, deze heiliging van het water is de heiliging en de reiniging van geheel de door onze zonden vernederde schepping. De wonderen waarvan de Jordaan in het Oude Verbond de getuige was, dienden slechts om het wonder van deze feestdag vooraf te beelden. Drievuldigheid, verheven boven al wat is geschapen, oneindig in goedheid en macht, ontoegankelijk Licht dat iederen mens verlicht die in de wereld komt, wees ook mij, uw onwaardigen dienaar, een licht. Verlicht de ogen van mijn inzicht, opdat ik uw onmetelijke weldaad en macht in mijn lofzang waag te verheerlijken.
U prijzen wij, algoede Heer, almachtige, Koning der eeuwigheid. U prijzen wij, Schepper en Maker van het heelal. U prijzen wij, eniggeboren Zoon van God, zonder vader uit een Moeder en zonder moeder uit een Vader voortgekomen. Op het Kerstfeest zagen wij U als een kind; op dit feest zien wij U als den | |
[pagina 586]
| |
volmaakten God, ons uit den volmaakten God verschenen.
Heden toch, op deze feestdag, verenigt zich met ons het koor der heiligen en vieren de engelen feest met de mensen. Heden is de genade van den Heiligen Geest, in de gedaante van een duif, boven de wateren afgedaald. Heden is opgegaan de Zon zonder avond, en wordt de wereld verlicht door het licht des Heren. Heden praalt met de wereld de maan in luister van stralen. Heden sieren de lichtende sterren de wereld door de glans van hun schijnsel. Heden doen de wolken uit de hemel over de mensheid een dauw van gerechtigheid dalen. Heden laat de Ongeschapene Zich door zijn eigen schepsel met de hand beroeren. Heden nadert de profeet en voorloper den Heer, maar bevend blijft hij staan, als hij ziet hoe God Zich tot ons nederbuigt. Heden wordt het water der Jordaan door de komst des Heren in een medicijn veranderd. Heden wordt geheel de schepping omspoeld door wondere stromen. Heden worden de zonden der mensen in de wateren der Jordaan gedelgd. Heden staat het paradijs voor de mensen open, en is de Zon der gerechtigheid over ons opgegaan. Heden wordt, gelijk bij Moses, het bittere water door de komst des Heren voor het volk in zoetheid veranderd. Heden worden wij van de oude droefheid bevrijd en zijn wij, als het nieuwe Israël, gered. Heden worden wij ontrukt aan het duister en worden wij overstraald door het licht van Gods kennis. Heden wordt de nacht der wereld door de verschijning van onzen God verdreven. Heden straalt geheel de schepping in een hemels licht. Heden wordt de valse waan verstoord en baant de komst des Heren ons de weg des heils. Heden vieren de schepselen in den hoge feest met de schepselen beneden, en mengen zich die van beneden met die van omhoog. Heden jubelt met luide stem de heilige gemeente der rechtgelovigen. Heden immers haast Zich de Heer naar het doopsel om het menselijke geslacht te verheffen. Heden buigt Zich de Onbuigzame voor zijn eigen maaksel om ons van de slavernij te verlossen. Heden hebben wij het hemelrijk verworven, want aan het rijk des Heren zal geen einde zijn. Heden delen aarde en zee in de vreugde der wereld, en is de wereld van jubel vervuld.
U zagen de wateren, Heer, U zagen de wateren, en zij werden bevreesd. De Jordaan week terug, toen zij het vuur der Godheid zag, dat in een lichaam tot haar kwam en in haar nederdaalde. De Jordaan week terug, toen zij den Heiligen Geest aanschouwde, die in de gedaante van een duif nederdaalde en boven U zweefde. De Jordaan week terug, toen zij den Onzichtbare zag in zichtbare gestalte, | |
[pagina 587]
| |
den Schepper in het vlees, den Heer in de gedaante van een knecht. De Jordaan week terug en de bergen sprongen op, toen zij God aanschouwden in het vlees. De wolken verhieven hun stem, verwonderd over de komst van het Licht van Licht, van den waren God van waren God. Het is het feest des Heren dat wij vandaag in de Jordaan aanschouwen; wij zien hoe Hij in de Jordaan de dood der ongehoorzaamheid doet verzinken, de prikkel van de dwaling en de ketenen van Adam, en hoe Hij aan de wereld het doopsel van de verlossing schenkt.
Daarom verkondig ook ik, zondaar en onwaardige knecht, uw grote wonderdaden, en roep in vreze en boetvaardigheid U toe: Groot zijt Gij, Heer, en wonderbaar zijn uwe werken, en geen woord kan ooit toereikend zijn de lof te zingen van uw wonderen. Want Gij, onze God, zijt op aarde verschenen en hebt met de mensen verkeerd. De wateren van de Jordaan hebt Gij geheiligd, uit de hemel uw Heiligen Geest er over afgezonden, en de koppen van de draken die zich daar verborgen, hebt Gij vertreden.
Toen Gij, Christus, in de Jordaan werd gedoopt, is ons de aanbidding der Drievuldigheid geopenbaard; want de stem des Vaders heeft van U getuigd en U zijn welbeminden Zoon genoemd; de Geest ook, in het beeld der duif, bekrachtigde de waarheid van dit woord. U, Christus, God, die zijt verschenen en de wereld hebt verlicht, zij heerlijkheid. |
|