| |
Getijden op Kerstmis
De getijden van de feestdagen beginnen altijd met de Vespers op de vooravond, Eerste Vespers genaamd. De Eerste Vespers van de grote feestdagen worden nimmer door de Tweede Vespers van een ander feest verdrongen.
| |
De eerste vespers
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
¶ Op feestdagen worden de antifonen ook voor de psalmen in hun geheel gedongen of gebeden.
1 Ant. |
1 Ant. |
REX pacificus * magnificatus est, cujus vultum desiderat universa terra. |
DE Koning, de Vredemaker * is verheerlijkt; naar zijn aanschijn verlangt geheel de aarde. |
De eerste vier psalmen zoals op Zondag, bladz. 189.
2 Ant. Magnificatus est * Rex pacificus super omnes reges universae terrae. |
2 Ant. Verheerlijkt is * de Koning, de Vredemaker, boven alle koningen van geheel de aarde. |
3 Ant. Completi sunt * dies Mariae, ut pareret Filium suum primogenitum. |
3 Ant. Vervuld zijn * de dagen van Maria, dat zij haar eerstgeboren Zoon zou baren. |
4 Ant. Scitote * quia prope est regnum Dei: amen dico |
4 Ant. Weet * dat het rijk van God nabij is; voorwaar ik zeg u, |
| |
| |
dat het zich niet laat wachten. |
vobis, quia non tardabit. |
5 Ant. Verheft uw hoofden; * ziet, uw verlossing is nabij. |
5 Ant. Levate capita vestra: * ecce appropinquat redemptio vestra. |
| |
Psalm 116
Looft den Heer, alle gij natiën; * looft Hem, alle gij volken. |
Laudate Dominum, omnes gentes; * laudate eum, omnes populi: |
Want bevestigd is over ons zijn ontferming, * en de trouw des Heren blijft in eeuwigheid. |
Quoniam confirmata est super nos misericordia ejus; * et veritas Domini manet in aeternum. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Verheft uw hoofden; ziet, uw verlossing is nabij. |
Ant. Levate capita vestra: ecce appropinquat redemptio vestra. |
| |
Kapittel Tit. 3, 4-5
Verschenen is de goedertierenheid en mensenliefde van God onzen Zaligmaker. Hij heeft ons gered, niet om wille van werken van gerechtigheid, door ons verricht, maar om wille van zijn ontferming. ℟. Gode zij dank. |
Apparuit benignitas, et humanitas Salvatoris nostri Dei: non ex operibus justitiae, quae fecimus nos, sed secundum suam misericordiam salvos nos fecit. ℟. Deo gratias. |
Lofzang Christe Redemptor omnium, bladz. 552.
℣. Morgen zal de ongerechtigheid der aarde worden weggenomen. ℟. En heersen zal over ons de Verlosser der wereld. |
℣. Crastina die delebitur iniquitas terrae. ℟. Et regnabit super nos Salvator mundi. |
Ant. Wanneer de zon * aan de hemel zal zijn gerezen, zult gij den Koning der koningen zien, die voortkomt van den Vader, zoals de bruidegom uit zijn bruidskamer treedt. |
Ant. Cum ortus fuerit * sol de caelo, videbitis Regem regum procedentem a Patre, tamquam sponsum de thalamo suo. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Laat ons bidden. - Verleen, vragen wij, almachtige God, dat de nieuwe geboorte in het vlees van uw eniggeboren Zoon ons verlosse, die de oude slavernij onder het juk der zonde houdt. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
Oremus. - Concede, quaesumus, omnipotens Deus: ut nos Unigeniti tui nova per carnem Nativitas liberet; quos sub peccati jugo vetusta servitus tenet. Per eundem Dominum nostrum. |
| |
| |
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
Pater. |
Onze Vader. |
Dominus det nobis. |
De Heer geve ons. |
Hierna bidt men ter ere van de heilige Moeder van God: Alma Redemptoris Mater, bladz. 200 (met het Gebed voor de Kersttijd).
¶ De lofzang van de Completen wordt, tot en met 4 Januari, besloten met de lofprijzing Jesu tibi sit gloria, zoals op de feesten van de heilige Moeder van God.
| |
De lauden
In de klooster- en kapittelkerken volgen de Lauden onmiddellijk op de Nachtmis. In dit geval blijven Pater en Ave achterwege.
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
QUEM vidistis, * pastores? dicite, annuntiate nobis, in terris quis apparuit? Natum vidimus, et choros angelorum collaudantes Dominum, alleluja, alleluja. |
WIEN hebt gij gezien, * o herders? Zegt en verkondigt ons: wie is op aarde verschenen? Wij zagen een Kind, en koren van engelen die den Heer loofden, alleluja, alleluja. |
De psalmen zoals op Zondag, bladz. 106 vlg.
2 Ant. Genuit puerpera * Regem, cui nomen aeternum, et gaudia matris habens cum virginitatis honore: nec primam similem visa est, nec habere sequentem, alleluja. |
2 Ant. Een jonge moeder * heeft een Koning gebaard met eeuwige naam; de moedervreugden paart zij aan de eer der maagdelijkheid; eerder werd haar gelijke niet gezien, en nimmer zal er een als zij worden gevonden, alleluja. |
3 Ant. Angelus ad pastores * ait: Annuntio vobis gaudium magnum: quia natus est vobis hodie Salvator mundi, alleluja. |
3 Ant. De engel * zeide tot de herders: Ik verkondig u een grote vreugde, dat u heden de Zaligmaker der wereld is geboren, alleluja. |
4 Ant. Facta est cum angelo * multitudo caelestis exercitus laudantium Deum et dicentium: Gloria in excelsis Deo, et in terra pax hominibus bonae voluntatis, alleluja. |
4 Ant. Met den engel bevond zich daar * een menigte van het hemels heir, die God loofden en zeiden: Ere aan God in den hoge, en op aarde vrede aan de mensen van goede wil, alleluja. |
| |
| |
5 Ant. Een kleine knaap * is ons heden geboren; en Hij zal genoemd worden: God, de Sterke, alleluja, alleluja. |
5 Ant. Parvulus filius * hodie natus est nobis: et vocabitur Deus, Fortis, alleluja, alleluja. |
| |
Kapittel Hebr. 1, 1-2
Nadat God vroeger vele malen en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij ten slotte in deze dagen tot ons gesproken door zijn Zoon, dien Hij tot erfgenaam van alles heeft aangesteld, door wien Hij ook de wereld heeft gemaakt. ℟. Gode zij dank. |
Multifariam, multisquemodis olim Deus loquens patribus in prophetis: novissime diebus istis locutus est nobis in Filio, quem constituit heredem universorum, per quem fecit et saecula. ℟. Deo gratias. |
| |
Lofzang van Sedulius
Van 't keerpunt waar de zon verrijst
tot aan de grens van 't aardgebied,
laten wij zingen Christus Vorst,
geboren uit Maria Maagd. |
A solis ortus cardine
ad usque terrae limitem
Christum canamus principem,
natum Maria virgine. |
De heil'ge Maker van 't heelal
heeft Zich met dienstbaarheid bekleed:
te redden door zijn vlees ons vlees,
niet te verderven wie Hij schiep. |
Beatus auctor saeculi
servile corpus induit,
ut carne carnem liberans
ne perderet quos condidit. |
In onverlette moederschoot
daalt hemelse genade neer;
in 't lichaam draagt de jonge vrouw
geheimen, nimmer nog gekend. |
Castae parentis viscera
caelestis intrat gratia:
venter puellae bajulat
secreta quae non noverat. |
De woning van haar zuiver hart
wordt plotseling de tempel Gods;
de reine, die geen man bekent,
wordt moeder door haar need'rig woord. |
Domus pudici pectoris
templum repente fit Dei:
intacta nesciens virum
verbo concepit filium. |
De moeder baart als hulp'loos kind
dien Gabriël reeds had voorzegd,
die door Joannes werd begroet,
opspringend in de moederschoot. |
Enixa est puerpera,
quem Gabriel praedixerat
quem matris alvo gestiens
clausus Johannes senserat |
Hij laat Zich leggen in het hooi
en schrikt voor kribbe niet terug;
met luttel melk wordt Hij gevoed
die zelfs geen vogel hong'ren laat. |
Faeno jacere pertulit,
praesepe non abhorruit,
parvoque lacte pastus est,
per quem nec ales esurit. |
| |
| |
Gaudet chorus caelestium
et angeli canunt Deo,
palamque fit pastoribus
pastor, creator omnium. |
Nu jubileert het hemelkoor,
nu zingen engelen Gods lof;
aan herders maakt Zich openbaar
de Herder, Schepper van 't heelal. |
Gloria tibi, Domine,
qui natus es de Virgine,
cum Patre, et Sancto Spiritu,
in sempiterna saecula. |
U zij de heerlijkheid, o Heer,
die zijt geboren uit de Maagd,
met Vader en den Heil'gen Geest
in eindeloze eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Notum fecit Dominus, alleluja. ℟. Salutare suum, alleluja. |
℣. De Heer heeft doen kennen, alleluja. ℟. Zijn heil, alleluja. |
Ant. Gloria in excelsis Deo, * et in terra pax hominibus bonae voluntatis, alleluja, alleluja. |
Ant. Ere zij God in den hoge, * en op aarde vrede aan de mensen van goede wil, alleluja, alleluja. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
|
Oremus. - Concede, quaesumus, omnipotens Deus: ut nos Unigeniti tui nova per carnem Nativitas liberet; quos sub peccati jugo vetusta servitus tenet. Per eundem Dominum nostrum. |
Laat ons bidden. - Verleen, vragen wij, almachtige God, dat de nieuwe geboorte in het vlees van uw eniggeboren Zoon ons verlosse, die de oude slavernij onder het juk der zonde houdt. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium. |
Dat de zielen. |
| |
De vespers
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
TECUM principium * in die virtutis tuae, in splendoribus sanctorum, ex utero ante luciferum genui te. |
U ZIJ de heerschappij * ten dage van uw macht in de luister van uw heiligheid; uit mijn schoot heb Ik U verwekt vóór de morgenster. |
Psalm 109: Dixit Dominus, bladz. 189.
2 Ant. Redemptionem * misit Dominus populo suo: mandavit in aeternum testamentum suum. |
2 Ant. De Heer * heeft zijn volk verlossing gezonden, zijn verbond voor eeuwig bevestigd. |
| |
| |
Psalm 110: Confitebor tibi, Domine, bladz. 190.
3 Ant. Voor de vromen van hart * is een Licht opgegaan in het duister: de Heer die barmhartig is, genadig en rechtvaardig. |
3 Ant. Exortum est * in tenebris lumen rectis corde: misericors et miserator et justus Dominus. |
Psalm 111: Beatus vir, qui timet Dominum, bladz. 192.
4 Ant. Bij den Heer * is ontferming, en overvloedig is zijn verlossing. |
4 Ant. Apud Dominum * misericordia, et copiosa apud eum redemptio. |
| |
Psalm 129
Uit de diepten roep ik tot U, Heer; * Heer, hoor mijn klagen. |
De profundis clamavi ad te, Domine: * Domine, exaudi vocem meam: |
Laat uw oor luisteren * naar mijn roepen en smeken. |
Fiant aures tuae intendentes, * in vocem deprecationis meae. |
Als Gij onze zonden indachtig blijft, Heer; * Heer, wie zal stand houden? |
Si iniquitates observaveris, Domine: * Domine, quis sustinebit? |
Maar bij U is vergeving, * en wegens uw wet mag ik op U, Heer, vertrouwen. - |
Quia apud te propitiatio est: * et propter legem tuam sustinui te, Domine. - |
Daarom vertrouwt mijn ziel op zijn woord, * vertrouwt mijn ziel op den Heer. |
Sustinuit anima mea in verbo ejus: * speravit anima mea in Domino. |
Van de morgenwake tot de nacht * ziet Israël uit naar den Heer. |
A custodia matutina usque ad noctem: * speret Israël in Domino. |
Want bij den Heer is ontferming, * en overvloedig is zijn verlossing. |
Quia apud Dominum misericordia: * et copiosa apud eum redemptio. |
Hij zelf zal Israël bevrijden * van al zijn zonden. |
Et ipse redimet Israël, * ex omnibus iniquitatibus ejus. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Bij den Heer is ontferming, en overvloedig is zijn verlossing. |
Ant. Apud Dominum misericordia, et copiosa apud eum redemptio. |
|
5 Ant. De vrucht * van uw schoot zal Ik doen zetelen op uw troon. |
5 Ant. De fructu * ventris tui ponam super sedem tuam. |
| |
Psalm 131
De pasgeboren Heer is de beloofde Zoon van David. - Met de herders vinden wij den Verlosser in Efrata, op het veld, en met hen treden wij de tabernakel van de stal binnen om Hem te aanbidden.
| |
| |
Memento, Domine, David, * et omnis mansuetudinis ejus: |
Wees David indachtig, o Heer, * en al zijn zachtmoedigheid; |
Sicut juravit Domino, * votum vovit Deo Jacob: |
Hoe hij den Heer heeft gezworen, * een gelofte gedaan aan den God van Jacob: |
Si introiero in tabernaculum domus meae, * si ascendero in lectum stratimei: |
‘Ik zal mijn woontent niet binnengaan, * noch mijn legerstede beklimmen; |
Si dedero somnum oculis meis, * et palpebris meis dormitationem: |
Geen slaap zal ik gunnen aan mijn ogen * noch sluimering aan mijn oogleden, |
Et requiem temporibus meis: donec inveniam locum Domino, * tabernaculum Deo Jacob. - |
Noch rust aan mijn slapen, tot ik een rustplaats vinde voor den Heer, * een woontent voor den God van Jacob’. - |
Ecce audivimus eam in Ephrata: * invenimus eam in campis silvae. |
Zie, wij hoorden dat de Ark verwijlde in Efrata, * wij hebben haar gevonden in een open plek van het woud. |
Introibimus in tabernaculum ejus: * adorabimus in loco, ubi steterunt pedes ejus. |
Wij zullen binnentreden in zijn woontent, * Hem aanbidden op de plaats waar zijn voeten staan. |
Surge, Domine, in requiem tuam, * tu et arca sanctificationis tuae. |
Sta op, Heer, en ga uw rustplaats binnen, * Gij en uw heilige Ark. |
Sacerdotes tui induantur justitiam: * et sancti tui exsultent. |
Dat uw priesters zich bekleden met gerechtigheid * en uw getrouwen jubelen van vreugde. |
Propter David, servum tuum, * non avertas faciem Christi tui. - |
Om wille van David uw dienaar * wijs het aangezicht van uw gezalfde niet af. - |
Juravit Dominus David veritatem, et non frustrabitur eam: * de fructu ventris tui ponam super sedem tuam. |
De Heer heeft aan David gezworen in zijn trouw, en zal het gestand doen: * ‘Uw Zoon, de vrucht van uw schoot, zal Ik doen zetelen op uw troon. |
Si custodierunt filli tui testamentum meum, * et testimonia mea haec, quae docebo eos: |
Als uwe zonen mijn verbond bewaren * en de wetten, welke Ik hun zal leren, |
Et filii eorum usque in saeculum, * sedebunt super sedem tuam. |
Zullen ook hun zonen tot in eeuwigheid * zitten op uw troon. |
Quoniam elegit Dominus Sion: * elegit eam in habitationem sibi. |
Want de Heer heeft Sion verkoren, * heeft haar verkoren tot zijn woning. |
| |
| |
Zij is mijn rustplaats voor altijd en eeuwig, * hier zal Ik wonen, want haar heb Ik verkoren. |
Haec requies mea in saeculum saeculi: * hic habitabo quoniam elegi eam. |
Haar weduwen zal Ik rijkelijk mijn zegen geven, * haar armen verzadigen met brood. |
Viduam ejus benedicens benedicam: * pauperes ejus saturabo panibus. |
Haar priesters zal Ik bekleden met heil, * en haar getrouwen zullen jubelen van vreugde. |
Sacerdotes ejus induam salutari: * et sancti ejus exsultatione exsultabunt. |
Daar zal Ik voor David een hoorn doen ontspruiten, * een lamp ontsteken voor mijn gezalfde. |
Illuc producam cornu David, * paravi lucernam Christo meo. |
Zijn vijanden zal Ik overdekken met schaamte, * maar op zijn hoofd zal blinken mijn heilige kroon’. |
Inimicos ejus induam confusione: * super ipsum autem efflorebit sanctificatio mea. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. De vrucht van uw schoot zal ik doen zetelen op uw troon. |
Ant. De fructu ventris tui ponam super sedem tuam. |
| |
Kapittel Hebr. 1, 1-2
Nadat God vroeger vele malen en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij ten slotte in deze dagen tot ons gesproken door zijn Zoon, dien Hij tot erfgenaam van alles heeft aangesteld, door wien Hij ook de wereld heeft gemaakt. ℟. Gode zij dank. |
Multifariam, multisque modis olim Deus loquens patribus in prophetis: novissime diebus istis locutus est nobis in Filio, quem constituit heredem universorum, per quem fecit et saecula. ℟. Deo gratias. |
| |
Lofzang
¶ Van deze lofzang vindt men de gewijzigde tekst (Jesu, Redemptor omnium) met melodie od bladz. 1522.
Christus, Verlosser van 't heelal,
Gij Vaders Een'ge Zoon, uit Hem
alleen vóór oorsprong of begin
geboren onuitsprekelijk. |
Christe, Redemptor omnium,
ex Patre, Patris unice,
solus ante principium
natus ineffabiliter, |
Gij licht, Gij glans van Vaders licht,
Gij eeuwig elk een vaste hoop,
verhoor al 't bidden van die waar
ter wereld uwe dienaars zijn. |
Tu lumen, tu splendor Patris,
tu spes perennis omnium,
intende quas fundunt preces
tui per orbem famuli. |
| |
| |
Memento, salutis auctor,
quod nostri quondam corporis,
ex illibata virgine
nascendo, formam sumpseris. |
Gedenk, bewerker van het heil,
hoe G'onze lijfsgedaante eens,
uit deze onverlette Maagd
geboortig, zelve hebt aanvaard. |
Hic praesens testatur dies,
currens per anni circulum,
quod solus a sede Patris
mundi salus adveneris. |
De dag, thans weergekeerd, nu hij
de kring van 't jaar doorliep, getuigt,
dat Gij alleen van Vaders troon
tot heil der aard' gekomen zijt. |
Hunc caelum, terra, hunc mare,
hunc omne quod in eis est,
auctoris adventu sui
laudat exsultans cantico. |
Nu prijzen hemel, wereldrijk,
nu zee, nu al wat in hen is,
de dag waarop hun Schepper komt
in uitgelaten welkomstlied. |
Nos quoque, qui sancto tuo
redempti sanguine sumus,
ob diem natalis tui
hymnum novum concinimus. |
Ook wij, die door de prijs van uw
hoogheilig bloed zijn vrijgekocht,
wij zingen U een nieuw gezang
om deze uw geboortedag. |
Gloria tibi, Domine,
qui natus es de Virgine,
cum Patre, et Sancto Spiritu,
in sempiterna saecula. |
U zij de heerlijkheid, o Heer,
die zijt geboren uit de Maagd,
met Vader en den Heil'gen Geest
in eindeloze eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Notum fecit Dominus, alleluja. ℟. Salutare suum, alleluja. |
℣. De Heer heeft doen kennen, alleluja. ℟. Zijn heil, alleluja. |
Ant. Hodie * Christus natus est: hodie Salvator apparuit: hodie in terra canunt angeli, laetantur archangeli: hodie exsultant justi, dicentes: Gloria in excelsis Deo, alleluja. |
Ant. Heden * is Christus geboren; heden is ons de Verlosser verschenen; heden zingen de engelen op aarde, jubelen de aartsengelen; heden verheugen zich de rechtvaardigen en zeggen: Ere zij God in den hoge, alleluja. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Oremus. - Concede, quaesumus, omnipotens Deus: ut nos Unigeniti tui nova per carnem Nativitas liberet; quos sub peccati jugo |
Laat ons bidden. - Verleen, vragen wij, almachtige God, dat de nieuwe geboorte in het vlees van uw eniggeboren Zoon ons verlosse, die de oude slavernij |
| |
| |
onder het juk der zonden houdt. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. |
vetusta servitus tenet. Per eundem Dominum nostrum. |
Op het Kerstfeest voegt men hier de Gedachtenis van den heiligen Stephanus in, die op 26 December zijn feestdag heeft.
Ant. Stephanus nu, * vol van genade en kracht, verrichtte grote tekenen onder het volk. |
Ant. Stephanus autem * plenus gratia et fortitudine, faciebat signa magna in populo. |
℣. Gij hebt hem gekroond met heerlijkheid en luister, Heer. ℟. En hem gesteld over het werk uwer handen. |
℣. Gloria et honore coronasti eum, Domine. ℟. Et constituisti eum super opera manuum tuarum. |
|
Laat ons bidden. - Geef ons, vragen wij, Heer, na te volgen wat wij vereren, opdat ook wij onze vijanden leren beminnen; daar wij de geboorte tot de hemel vieren van hem, die zelfs voor zijn vervolgers wist te bidden tot onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, Die met U leeft en heerst. |
Oremus. - Da nobis, quaesumus, Domine, imitari quod colimus: ut discamus et inimicos diligere; quia ejus natalitia celebramus, qui novit etiam pro persecutoribus exorare Dominum nostrum Jesum Christum, Filium tuum: Qui tecum vivit et regnat. |
|
Heer, verhoor. |
Domine, exaudi. |
Zegenen wij. |
Benedicamus. |
Dat de zielen. |
Fidelium animae. |
Onze Vader. |
Pater. |
De Heer geve ons. |
Dominus det nobis. |
Hierna bidt men ter ere van de heilige Moeder van God: Alma Redemptoris Mater, bladz. 200.
|
|