| |
Gebeden gedurende de kersttijd
Lof van het kerstfeest door den heiligen Ephrem den Syriër
Sta ons toe, Heer, heden de ware dag te vieren van uw geboorte, welke het feest van vandaag ons voor de geest roept. Deze dag gelijkt op Uzelven: hij is de vriend der mensen. Door alle eeuwen heen keert hij jaarlijks weer; hij is oud met de grijsaards en jong met de pasgeborenen. Ieder jaar bezoekt hij ons, en gaat voorbij, en keert weder vol liefelijkheid. Hij weet dat het mensdom niet zonder hem kan; gelijk Gij, komt hij ons geslacht te hulp in gevaar. Geheel de aarde, Heer, dorst naar de dag uwer geboorte. Deze gelukkige dag houdt geheel de toekomst in zich besloten; hij is één, maar vermenigvuldigt zich. Moge hij ook dit jaar weer op U ge- | |
| |
lijken en de vrede brengen tussen hemel en aarde. Als alle dagen reeds vol zijn van uw goedheid, hoezeer is het dan passend dat deze er van overvloeit. De andere dagen van het jaar ontlenen hun schoonheid aan deze dag; en de feesten die op hem volgen, danken aan hem de waardigheid en de luister waarin zij schitteren. De dag uwer geboorte is een schat, o Heer, een schat bestemd om de losprijs te zijn voor aller schuld. Gezegend zij deze dag, die de zon heeft weergeschonken aan ons, die dwaalden in de duistere nacht; de dag, die ons de goddelijke garve bracht waaruit de overvloed is gesproten; de dag, die de wijnrank heeft gegeven, welke de zoete drank bevat van het heil dat ons ter rechter tijd zal worden geschonken. Te midden van de winter, die de bomen van hun vruchten berooft, heeft de wijnstok zich getooid met goddelijke vrucht; in het koudste jaargetijde is een spruit ontloken aan de stam van Jesse. Het is in December, de maand waarin het binnenste der aarde nog het haar toevertrouwde zaad besloten houdt, dat de graanhalm van ons heil ontluikt uit de schoot der Maagd, waarin Hij was neergedaald in de dagen van de lente, toen de lammeren huppelden in de weiden.
| |
Gebed van den zaligen Jan van Ruusbroec
Heer, open mijn hart en mijn mond, en ik zal verkondigen uw lof en uw ere. Heer, zie mij aan en haast U mij te helpen, opdat ik uw lof en uw dienst volbrengen moge. Heer, Gij hebt mij sinds de eeuwigheid aangezien en bemind, geroepen en uitverkoren, indien ik slechts in U geloven wil en U wil dienen tot mijn dood. Want Gij hebt ons geschapen tot uw beeld, dat is om één te zijn met U in liefde. En Gij hebt ons geschapen tot uw gelijkenis, opdat wij door uw genade U gelijken zouden in alle wijzen van deugden. En Gij hebt U vernederd tot het uiterste en ons verheven boven al wat Gij geschapen hebt. En Gij hebt ons zozeer bemind, dat Gij ons hebt bezocht in onze ellende. Gij hebt onze mensheid aangenomen en U daarmede bekleed. Gij werd geboren in de nacht uit Maria en in een kribbe neergelegd, klein en ootmoedig, tussen twee beesten. Gij hebt de nacht gesierd met uw geboorte. De engelen zongen U lof; de mensen van goede wil bezitten in U eeuwige vrede.
| |
Gebeden uit de Latijnse liturgische boeken
Tot den vader
Heden is voor de wereld de ware Zon opgegaan. Heden heeft het Licht in 's werelds duisternis geschenen. God werd mens, opdat de mens God zou worden. De Heer nam de gestalte aan van den knecht, opdat de knecht tot heer zou verkeren. Hij die de hemelen bewoont en hen ge- | |
| |
geschapen heeft, kwam op de aarde wonen, opdat de mens, de aardbewoner, naar de hemelen zou verhuizen. O dag, die lichter zijt dan alle zonnelicht! O alle eeuwen door verbeide tijd! Wat engelen verlangden te aanschouwen, wat aan cherubim, serafim en hemelse rangen onbekend was gebleven, werd in onze dagen onthuld. Wat zij zagen in spiegelbeeld, dat zien wij duidelijk in werkelijkheid. Hij die door Isaias, Jeremias en de overige profeten sprak tot het volk van Israël, spreekt thans tot ons door zijn Zoon.
Door uwe gunst, o Heer, worde ons door heilige engelendienst de grote vreugde verkondigd, die bestemd is voor het christenvolk in geheel de wereld. Want ons aller heil en eeuwige Verlosser, Christus de Heer, is heden geboren in de stad van David, dat is de Kerk. Daar zal Hij ook eindeloos heersen door haar tot aan het einde te behoeden en te besturen. Geef dan, dat zijn heerschappij haar invloed door en door op haar doe gelden, dat zij worde uitgebouwd over geheel de wereld, en dat zij dele in de eindeloze eeuwigheid der hemelingen.
Barmhartige en algoede God, door uw wil en door uw gunst heeft onze Heer Jesus Christus Zich hiertoe vernederd om geheel het menselijk geslacht te verheffen, en is Hij tot het laagste afgedaald om het uit de ellende te verlossen. Daartoe wordt God als mens geboren uit de Maagd, opdat Hij in den mens het hemels beeld, dat verloren was gegaan, zou herstellen. Geef dat uw volk zich hecht aan U, en dat zij, die Gij door uw gunst verlost hebt, U steeds door hun toegewijde dienst mogen behagen.
Geef, barmhartige God, dat om het wondere geheim van de geboorte van uw Zoon te ontvangen, de zielen der gelovigen worden voorbereid en de gemoederen der niet-gelovigen onderworpen. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer.
| |
Tot het mensgeworden woord
Nu is het licht der wereld opgegaan; nu straalt het heil der aarde; nu is de Heiland van Israël uit het hoogste des hemels afgedaald om te bevrijden alle gevangenen die de oude vijand had geroofd en door de zonde van den eersten mens in boeien geslagen, om door zijn genade de blinde geest het licht, den doven het gehoor te hergeven. Bij de weldaad van zulk een groot geheim springen bergen en heuvels op van vreugde, en zingen heden de elementen zelf der wereld in onzegbare blijdschap een loflied. Ook wij, in nederig gebed, bidden de goedheid van den barmhartigen Verlosser. Verward in de duisternis van onze zonden, vragen wij Hem ons bij dit getuigenis van ons hart te reinigen; opdat, nu Hij onder ons verschijnt, de luister van zijn heerlijkheid in blijdschap
| |
| |
en overvloed bloeie in ons hart, en de jubel van het heil ons een eeuwige zoetheid zij.
Een kind is ons geboren, een Zoon is ons geschonken, opdat Gij, die de volmaakte Zoon waart uit den Vader, voor ons als een Kind uit de Moeder zoudt worden geboren. Dáár zo ontzaglijk, hier zo klein; eeuwig blijvend in de schoot des Vaders, en tegelijkertijd gedragen in de schoot van de Moeder. Uw Godheid, zij blijft onveranderd; uw mensheid, zij blijft wat zij is, omdat Gij één en dezelfde in beide zijt, Gij, Schepper in de ene en Verlosser in de andere.
Alpha en omega, begin en einde, God en mens, tegelijkertijd eeuwig als God en van eeuwigheid voorbestemd om mens te worden, God van den beginne en in deze laatste tijd door ons gekend als mens; Gij, die alles overtreft, alles levend maakt en alles omvat, ontferm U onzer, nu Gij U gewaardigd hebt voor ons geboren te worden. Terwijl Gij blijft wie Gij zijt, verschijnt Gij ons; terwijl Gij in Uzelf bestaat, komt Gij ons te hulp; terwijl Gij in macht altijd met den Vader zijt verbonden, zijt Gij tot ons, ellendigen, gekomen om ons in uw goedheid te verlossen; terwijl Gij de hemelen vervult, raakt de aarde niet leeg van U. Voltooi in ons, vragen wij, terwijl Gij het onbegrijpelijke werk van de schepping in stand houdt, het liefdevolle werk van de verlossing; opdat wij U leren kennen als Hem die onze zonden vergeeft met dezelfde liefde, waarmede Hij ons als Verlosser te hulp is gekomen.
Wij hebben uw heerlijkheid gezien, o Heer, de heerlijkheid als van den Eniggeborene des Vaders. Want als God zijt Gij de Eniggeborene, als mens de eerstgeborene in waardigheid; ginds de enige Zoon des Vaders, hier de voornaamste der broeders; daar één met den Vader, hier de eerste onder de broeders; ginds bestaat Gij evenals de Vader in Uzelven en verblijft Gij in zijn schoot, hier zijt Gij onder uwe medemensen en verlaat hen niet; daar zijt Gij Schepper, hier zijt Gij Verlosser. Geef derhalve dat deel hebben aan uw rijk zij wien Gij op de wereld uw ontferming hebt getoond; en wees in de toekomst de beloner van wie Gij eens in liefde zijt komen verlossen.
God, die onze zwakheid hebt gedeeld, laat ons deelgenoot zijn van uw rijk; opdat Gij hen, aan wie Gij deelgenomen hebt door de mensheid aan te nemen, deel geeft aan uw glorie.
Gij zijt ons opgegaan, Jesus Christus, ware Zon der gerechtigheid. Gij zijt als Verlosser van het mensdom uit de hemel gekomen. Gij hebt ons een hoorn van heil opgericht. Gij, de eeuwige Zoon van den verheven Vader, in Davids huis geboren volgens de godsspraken der oude zieners, Gij wilt de boeien van uw volk slaken en de schuld- | |
| |
brief der oeroude misdaad vernietigen om allen de triomf van het eeuwige leven te schenken. Wij vragen U dus nu, o eeuwig heil, dat Gij U in uw innige liefde aan ons vertoont, dat Gij ons ontrukt aan den bozen vijand en tot dienaren maakt van de gerechtigheid. Geef ons, Heiland der wereld, U op de juiste wijze te dienen, de rechte weg des vredes te gaan en elke dodelijke afdwaling te versmaden. Gij, die met den Vader en den Heiligen Geest leeft en heerst en regeert, God, in de eeuwen der eeuwen. Amen.
| |
Uit de Griekse liturgische boeken
Uw geboorte, Christus onze God, bracht de wereld het licht van de kennis. In haar toch leerden zij die de sterren vereerden, door een ster U te aanbidden, die de Zon zijt der gerechtigheid, en U te erkennen, die de Dageraad zijt uit den hoge. U, Heer, zij heerlijkheid.
| |
Kondakion van Romanus den zanger
De Maagd baart heden Hem die alle wezenheid te boven gaat, en de aarde biedt den Ontoegankelijke een grot. Met de herders zingen engelen zijn lof; de magiërs reizen onder het geleide van een ster; want ons is geboren als een klein kind die God is vóór alle eeuwen.
| |
Van Germanus
Komt, laat ons blij zijn in den Heer, nu wij het huidige mysterie overwegen. De scheidsmuur stort ineen; het vlammend zwaard flitst weg; de cherubs wijken van de boom des levens. Nu mag ik delen in de vreugden van het paradijs, waaruit ik eens door ongehoorzaamheid verdreven werd. Het onveranderlijke evenbeeld des Vaders, de stempel van zijn eeuwig Wezen, heeft de gedaante van een dienstknecht aangenomen, geboren wordend uit een maagdelijke Moeder, zonder verandering te ondergaan. Want wie Hij was, is Hij gebleven: de waarachtige God; en wat Hij niet was, heeft Hij aangenomen, mens geworden uit liefde tot de mensen. O, laat ons tot Hem roepen: Gij God, geboren uit een Maagd, ontferm U onzer.
| |
Strofen van den monnik Joannes
De hemel en de aarde verheugen zich vandaag in verrukking. Engelen en mensen, laten wij ons in de geest verblijden, want God, geboren uit een vrouw, is in het vlees verschenen aan hen die in duisternis en schaduw zijn gezeten. Een grot en een kribbe hebben Hem opgenomen; herders verkondigen het wonder; wijzen uit het Oosten dragen in Bethlehem hun gaven aan. Ook wij brengen Hem, zij het met onwaardige lippen, op de wijze der engelen onze lofzang: Ere zij God in den hoge en vrede op aarde, want de Verwachte der volkeren is gekomen; Hij is gekomen en heeft ons bevrijd
| |
| |
uit de slavernij van den vijand.
De hemel en de aarde zijn vandaag verenigd, nu Christus geboren is. Vandaag kwam God op aarde en is de mens ten hemel ingegaan. Vandaag wordt, om wille van den mens, gezien in het vlees Hij die van nature onzichtbaar is. Daarom laat ook ons Hem loven en Hem toezingen: Ere zij God in den hoge en vrede op aarde, want deze heeft uw komst onder ons bevestigd; onze Verlosser, eer aan U.
Ere zij God in den hoge - ik hoor het vandaag in Bethlehem uit de mond der engelen - en Hem die wil dat er op aarde vrede zij. Nu is de Maagd wijder dan de hemelen, want het Licht is opgegaan voor hen die in het duister waren; het heeft de nederigen verheven, die als de engelen zingen: Ere zij God in den hoge.
Verheug u, Jerusalem, en viert feest, gij allen die Sion bemint. Vandaag is de eeuwenoude boei van Adams doem verbroken, wordt het paradijs geopend en de slang vertreden; want haar die zij eertijds heeft verleid, aanschouwt zij nu als Moeder van den Schepper. O diepte van de rijkdom en de wijsheid en de kennis Gods! Zij die de dood eens bracht aan alle vlees, het werktuig van de zonde, werd voor geheel de wereld, door de Moeder Gods, de aanvang van het heil. Uit haar toch wordt als Kind geboren de volmaakte God. Door zijn geboorte verzegelt Hij haar maagdelijkheid; door zijn windselen verbreekt Hij de boeien der zonden; en door zijn kindsheid geneest Hij de tranen en smarten van Eva. Nu springe heel de schepping op en danse van vreugde, want Christus is gekomen om haar terug te roepen en onze zielen te redden.
| |
Strofen van Joseph den dichter ter ere van de Moeder van God
Het heilige paleis des Konings laat ons eren, waarin Hij zijn verblijf heeft willen nemen; en laat ons haar die geen man bekent, enige Moeder Gods, door wie wij tot de Godheid zijn verheven, ons loflied zingen.
U, Maagd en Moeder, zien wij voor en bij en na het baren waarlijk rein; Gij toch hebt God gedragen, dien der apostelen raad luide heeft gepredikt.
U heeft, alreine, het zaligst koor van hen die profeteerden in den Geest, in godgedreven heilige godsspraak eens genoemd: de poort en de beschaduwde berg.
Verlicht, o Maagd, de ogen van mijn hart, geef mij de glans van de boetvaardigheid, ontruk mij aan het eeuwige duister. Gij, poort des lichts en toevlucht aller christenen die vol geloof uw glorie zingen.
U zing ik, gij die boven allen onze lofzang waardig zijt; u zal ik altijd prijzen, gij door God geprezen; u zalig spreken, die de geslachten der
| |
| |
geslachten zalig spreken, o gij, door God zalig gesproken Maagd.
Hen toevlucht zijt gij steeds der zondaren, alreine, die wonderlijk Hem die de zonde van de wereld wegneemt, hebt gebaard: Christus wien wij zingen: Gezegend zijt Gij, Heer en God der vaderen.
O wonder boven wonder! Hoe zijt gij moeder en blijft tevens maagd, alreine Bruid van God; gij hebt gebaard het Woord, dat is van eeuwigheid gelijk de Vader; Hem zingen allen wij: Looft den Heer, zijne werken, en verheft Hem in alle eeuwigheid. De bliksemschicht van uw moederschap heeft gestraald in luister, heeft al wat onder de zon is overglansd, en den vorst der duisternis terneergeworpen, o allerreinste Moeder Gods, gij lof der engelen en heil van alle mensen, die u zonder ophouden prijzen door hun zang.
| |
Uit de Armeense ritus
Een nieuwe bloem is heden uit de wortel van Jesse ontsproten; de dochter van David heeft den Zoon van God gebaard. De menigte der engelen en het hemels heir daalden uit de hemelen met den Koning, den eniggeboren Zoon. Zij zongen en spraken: Deze is de Zoon van God. Laat ons allen zeggen: Juicht, hemelen, en verheugt u, fundamenten der wereld; want de eeuwige God is op aarde verschenen en heeft met de mensen verkeerd om onze zielen te redden.
|
|