dan deze dag, waarop de Zon der gerechtigheid de duisternis van den duivel verdrijft, nu zij onze natuur heeft aangenomen en zo de wereld overstraalt. Dit is de dag waarop de gevallene wordt opgericht, de vijand in genade wordt aangenomen, de uitgeworpene wordt teruggeroepen, de gestorvene terugkeert tot het leven. Hij die gedoemd was tot slavernij, verkrijgt de waardigheid van een koning; hij die geketend was met de banden des doods, keert terug tot het land der levenden. Nu worden, zoals de profeet heeft voorzegd, de koperen poorten van de dood verbrijzeld, worden de ijzeren boeien verbroken, waarmede de mensheid vroeger in de macht van de dood lag geklonken. Nu wordt, naar Davids woord, de poort der gerechtigheid wijd geopend. Nu verneemt men over geheel de aarde de eenstemmige jubel der feestelingen.
Door een mens kwam de dood; door een Mens komt ook de redding. De eerste is gevallen in zonde; de tweede heeft hem uit zijn val weer doen opstaan. De vrouw vindt een vrouw als haar verdedigster: de eerste baande de weg tot de zonde; maar deze was de bedienares van de weg der gerechtigheid. De eerste volgde de raad van de slang; deze toont ons den doder van de slang en doet ons geboren worden den Schepper des lichts. De eerste bracht door het hout de zonde; deze brengt door het hout de genade; door het hout namelijk van het kruis, wiens vrucht eeuwig rijpt en aan wie er van proeven onsterfelijk leven schenkt.
Derde overweging (Over de menswording Gods; van kardinaal de Bérulle) - Gods Naam, zijn grootheid, kracht, waardigheid en majesteit zetelen en verblijven door de menswording in de menselijke natuur, in zover Hij Zich aan het geschapene kan mededelen. God bindt haar aan Zich, doet haar leven in Zich, maakt van haar en zijn godheid één persoon. Daarom wordt, als zij aanbeden wordt, God in haar aanbeden, en als zij spreekt en loopt, is het God die spreekt en loopt. Haar voetspoor dient gekust, haar woord aanhoord, want voetspoor is het en woord van een God. Zo is het ook als deze mensheid iets doet of ondergaat. Goddelijk is haar doen en ondergaan, en als zodanig van oneindige waarde. Zo dus laat God, die niet te vatten is, Zich in die mensheid vatten. Zo dus laat God, die niet uit te spreken is. Zich horen in de stem van zijn mensgeworden Woord. Zo laat God, die niet gezien kan worden, Zich zien in het vlees, dat Hij met het wezen der eeuwigheid verenigd heeft. En zo laat God, die ontzagwekkend is in de glans van zijn grootheid. Zich in haar zachtheid genieten, in haar vriendelijkheid en haar welwillendheid.
Als licht wordt Hij geboren uit zijn Vader, en wederom met licht wil Hij geboren worden op de wereld, als God van licht. Licht nu valt omlaag van boven uit de hemel tot diep beneden op de aarde, maar het verlaagt zich niet. Het dringt overal in binnen, doch het bevlekt zich niet. Het wordt met alles één, neemt overal lichaam aan, doch gaat er niet in op. Zo behoudt het Woord bij al de eigenschap-