Lofzangen uit het maandboek der Grieken
Zie, de tijd van onze redding is gekomen. Grot, maak u gereed; de Maagd nadert om haar Kind te baren. Bethlehem, land van Juda, verheug u en jubel, want uit u is voortgekomen onze Heer. Hoort, bergen en heuvelen en landstreken van Judea, want Christus komt om vol liefde den mens dien Hij gevormd heeft, te redden.
Maak u gereed, o Bethlehem; nu staat de hof van Eden voor allen open. Verblijd u, Efrata, want in de grot is het hout des levens opgebloeid uit de Maagd. Haar schoot immers is geworden het geestelijke paradijs, waarin te bloeien staat de goddelijke boom, die ons de vrucht des levens zal reiken en niet, gelijk aan Adam, de vrucht des doods. Christus wordt geboren, om te herstellen het beeld dat eens gevallen is.
Nu wordt gezien op aarde de Maagd en Moeder Gods, sinds eeuwen voorzegd in de woorden der profeten; haar verkondigen de wijze patriarchen en de scharen der vromen, bij wie zich voegt in jubel de sier der vrouwen: Sara, Rebecca, Rachel en Anna, Maria, de roemrijke zuster van Moses. Met haar lofzang stemmen in de grenzen der aarde, en heel de schepping juicht, want God gaat geboren worden in het vlees om de wereld zijn grote ontferming te schenken.