| |
Getijden op de derde zondag van de advent
¶ Op Zaterdag voor de derde Zondag van de Advent kan men de Vespers bidden zoals op de volgende Zondag, bladz. 531, maar met de psalmen voor Zaterdag, bladz. 217.
| |
De lauden
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
1 Ant. |
1 Ant. |
DE Heer zal komen * en niet talmen; Hij zal een licht ontsteken in het diepste der duisternis en Zich aan alle volken openbaren, alleluja. |
VENIET Dominus, * et non tardabit, et illuminabit abscondita tenebrarum, et manifestabit se ad omnes gentes, alleluja. |
De psalmen van de Zondag, bladz. 106.
2 Ant. Jerusalem, verheug u * met grote vreugde, want tot u komt de Verlosser, alleluja. |
2 Ant. Jerusalem, gaude * gaudio magno, quia veniet tibi Salvator, alleluja. |
3 Ant. Ik schenk aan Sion * mijn heil, en aan Jerusalem mijn heerlijkheid alleluja. |
3 Ant. Dabo in Sion * salutem, et in Jerusalem gloriam meam, alleluja. |
4 Ant. Bergen en alle heuvels * worden geslecht; kronkelpaden worden recht en oneffenheden tot vlakke wegen; kom, Heer, en toef niet langer, alleluja. |
4 Ant. Montes et omnes colles * humiliabuntur: et erunt prava in directa, et aspera in vias planas: veni, Domine, et noli tardare, alleluja. |
5 Ant. Rechtvaardig en in godsvrucht * laat ons leven |
5 Ant. Juste et pie * vivamus, exspectantes beatam |
| |
| |
spem, et adventum Domini. |
uitziende naar de zalige hoop en naar de komst des Heren. |
| |
Kapittel Philipp. 4, 4-5
Fratres: Gaudete in Domino semper: iterum dico, gaudete. Modestia vestra nota sit omnibus hominibus: Dominus enim prope est. ℟. Deo gratias. |
Broeders: verheugt u altijd in den Heer; nogmaals zeg ik: verheugt u. Uw goedheid zij bekend aan alle mensen; want de Heer is nabij. ℟. Gode zij dank. |
Morgenlofzang Vox clara ecce intonat, bladz. 516.
℣. Vox clamantis in deserto: Parate viam Domini. ℟. Rectas facite semitas ejus. |
℣. De stem van een roepende in de woestijn: Bereidt de weg des Heren. ℟. Maakt recht zijne paden. |
Ant. Super solium * David, et super regnum ejus sedebit in aeternum, alleluja. |
Ant. Op de troon van David * en op diens koninklijke zetel zal Hij zetelen in eeuwigheid, alleluja. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Domme, exaudi. |
Heer, verhoor. |
|
Oremus. - Aurem tuam, quaesumus, Domine, precibus nostris accommoda: et mentis nostrae tenebras gratia tuae visitationis illustra: Qui vivis et regnas. |
Laat ons bidden. - Neig, vragen wij, Heer, uw oor naar onze gebeden; en verlicht de duisternissen van onze geest door de genade uwer komst. Gij die leeft en heerst. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
| |
De vespers
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
|
1 Ant. |
1 Ant. |
VENIET Dominus * et non tardabit, et illuminabit abscondita tenebrarum, et manifestabit se ad omnes gentes, alleluja. |
DE HEER zal komen * en niet talmen; Hij zal een licht ontsteken in het diepste der duisternis en Zich aan alle volken openbaren, alleluja. |
De psalmen van de Zondag, bladz. 189.
2 Ant. Jerusalem, gaude * gaudio magno, quia veniet tibi Salvator, alleluja. |
2 Ant. Jerusalem, verheug u * met grote vreugde, want tot u komt de Verlosser, alleluja. |
| |
| |
3 Ant. Ik schenk aan Sion * mijn heil, en aan Jerusalem mijn heerlijkheid, alleluja. |
3 Ant. Dabo in Sion * salutem, et in Jerusalem gloriam meam, alleluja. |
4 Ant. Bergen en alle heuvels * worden geslecht; kronkelpaden worden recht en oneffenheden tot vlakke wegen; kom, Heer, en toef niet langer, alleluja. |
4 Ant. Montes et omnes colles * humiliabuntur: et erunt prava in directa, et aspera in vias planas: veni, Domine, et noli tardare, alleluja. |
5 Ant. Rechtvaardig en in godsvrucht * laat ons leven, uitziende naar de zalige hoop en naar de komst des Heren. |
5 Ant. Juste et pie * vivamus, exspectantes beatam spem, et adventum Domini. |
| |
Kapittel Philipp. 4, 4-5
Broeders: verheugt u altijd in den Heer; nogmaals zeg ik: verheugt u. Uw goedheid zij bekend aan alle mensen; want de Heer is nabij. ℟. Gode zij dank. |
Fratres: Gaudete in Domino semper: iterum dico, gaudete. Modestia vestra nota sit omnibus hominibus: Dominus enim prope est. ℟. Deo gratias. |
Avondlofzang Conditor alme siderum, bladz. 518.
℣. Dauwt, hemelen, uit den hoge; en wolken, regent den Gerechte. ℟. Aarde, open u, en doe den Verlosser ontspruiten. |
℣. Rorate, caeli, desuper, et nubes pluant justum. ℟. Aperiatur terra, et germinet Salvatorem. |
Ant. Zalig zijt gij, Maria, * die in den Heer hebt geloofd; in u zal vervuld worden wat u vanwege den Heer is verkondigd, alleluja. |
Ant. Beata es, Maria, * quae credidisti Domino: perficientur in te, quae dicta sunt tibi a Domino, alleluja. |
¶ Vanaf 17 December wordt inde Vespers bij de lofzang Magnificat een der volgende antifonen gezongen:
17 Dec. O Wijsheid, * voortgekomen uit de mond des Allerhoogsten, die reikt van het ene uiteinde der aarde tot het andere, die alles met kracht en toch met zachtheid ordent; kom om ons de weg der voorzichtigheid te leren. |
17 Dec. O Sapientia, * quae ex ore Altissimi prodiisti, attingens a fine usque ad finem, fortiter suaviterque disponens omnia: veni ad docendum nos viam prudentiae. |
18 Dec. O grote Heer * en aanvoerder van Israëls huis, die Moses in het vuur van het brandende braambos zijt verschenen en hem op de Sinaï de wet hebt |
18 Dec. O Adonai, * et Dux domus Israël, qui Moysi in igne flammae rubi apparuisti, et ei in Sina legem dedisti: veni ad redi- |
| |
| |
mendum nos in brachio extento. |
gegeven; kom om ons te verlossen met uitgestrekte arm. |
19 Dec. O radix Jesse, * qui stas in signum populorum, super quem continebunt reges os suum, quem Gentes deprecabuntur: veni ad liberandum nos, jam noli tardare. |
19 Dec. O Wortel van Jesse, * die als een banier staat voor de volkeren, voor wien de koningen zullen verstommen, tot wien de heidenen zullen bidden; kom om ons te bevrijden, wil nu niet langer wachten. |
20 Dec. O clavis David, * et sceptrum domus Israël; qui aperis, et nemo claudit; claudis, et nemo aperit: veni, et educ vinctum de domo carceris, sedentem in tenebris et umbra mortis. |
20 Dec. O Sleutel van David * en scepter van het huis van Israël, Gij opent en niemand is er die sluit, Gij sluit en niemand is er die opent; kom en voer den geboeide uit de kerker, hem, die gezeten is in duisternis en schaduw van de dood. |
21 Dec. O Oriens, * splendor lucis aeternae, et sol justitiae: veni, et illumina sedentes in tenebris et umbra mortis. |
21 Dec. O Dageraad, * luister van het eeuwige licht en Zon der gerechtigheid; kom, en verlicht hen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw van de dood. |
22 Dec. O Rex Gentium, * et desideratus earum, lapisque angularis, qui facis utraque unum: veni, et salva hominem, quem de limo formasti. |
22 Dec. O Koning der volkeren, * naar wien zij verlangen, Gij hoeksteen die alles tot één geheel verbindt; kom, en red den mens, dien Gij uit aarde gemaakt hebt. |
23 Dec. O Emmanuel, * Rex et legifer noster, exspectatio Gentium, et Salvator earum: veni ad salvandum nos, Domine, Deus noster. |
23 Dec. O Emmanuel, * onze Koning en Wetgever, verwachting der volkeren en hun Redder; kom om ons te verlossen, Heer, onze God. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
|
Oremus. - Aurem tuam, quaesumus, Domine, precibus nostris accommoda: et mentis nostrae tenebras gratia tuae visitationis illustra: Qui vivis et regnas. |
Laat ons bidden. - Neig, vragen wij, Heer, uw oor naar onze gebeden, en verlicht de duisternissen van onze geest door de genade uwer komst. Gij die leeft en heerst. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
| |
| |
Onze Vader. |
Pater. |
De Heer geve ons. |
Dominus det nobis. |
Hierna bidt men: Alma Redemptoris Mater, bladz. 200.
¶ Gedurende de derde week van de Advent, tot en met de Lauden van Zaterdag, kan men de Lauden en Vespers bidden zoals op de derde Zondag, maar met de psalmen van de betreffende weekdag.
|
|