| |
Getijden op de eerste zondag van de advent
¶ Op Zaterdag voor de eerste Zondag van de Advent kan men de Vespers bidden zoals op de volgende Zondag, bladz. 517, maar met de psalmen voor Zaterdag, bladz. 217.
| |
| |
| |
De lauden
Onze Vader. Wees gegroet. |
Pater. Ave. |
God, kom mij te hulp. |
Deus, in adjutorium. |
¶ De antifoon wordt na iedere psalm herhaald. In het officiële koorgebed bidt men op de gewone Zondagen en weekdagen vóór de psalm slechts de eerste woorden van de antifoon (tot aan *).
1 Ant. |
1 Ant. |
OP die dag * zullen de bergen druipen van zoetheid, en de heuvels overvloeien van melk en honing, alleluja. |
IN illa die * stillabunt montes dulcedinem, et colles fluent lac et mel, alleluja. |
De psalmen van de Zondag, bladz. 106.
2 Ant. Verheug u, * dochter Sion, en spring op van vreugde, dochter Jerusalem, alleluja. |
2 Ant. Jucundare, * filia Sion, et exsulta satis, filia Jerusalem, alleluja. |
3 Ant. Zie, de Heer zal komen * en al zijn heiligen met Hem; en op die dag zal er een groot licht zijn, alleluja. |
3 Ant. Ecce Dominus veniet, * et omnes Sancti ejus cum eo: et erit in die illa lux magna, alleluja. |
4 Ant. Allen die dorst hebt, * komt tot het water; zoekt den Heer, wanneer Hij Zich laat vinden, alleluja. |
4 Ant. Omnes sitientes, * venite ad aquas: quaerite Dominum, dum inveniri potest, alleluja. |
5 Ant. Zie, komen gaat * de grote Profeet, en Hij zal Jerusaem hernieuwen, alleluja. |
5 Ant. Ecce veniet * Propheta magnus, et ipse renovabit Jerusalem, alleluja. |
| |
Kapittel Rom. 13, 11
Broeders: thans is het voor ons de tijd om uit de slaap op te staan; want nu is ons heil dichter bij dan toen wij het geloof aanvaardden. ℟. Gode zij dank. |
Fratres: Hora est jam nos de somno surgere: nunc enim propior est nostra salus, quam cum credidimus. ℟. Deo gratias. |
| |
Morgenlofzang
Hoor! luid klinkt óp een klare stem,
schalt wakker alle duisternis:
verre drijv'weg de donkre droom,
want Christus' licht ontspringt de kim. |
Vox clara ecce intonat,
obscura quaeque increpat:
pellantur eminus somnia,
ab aethre Christus promicat. |
Nu rijze op de doffe geest,
door eigen zonde zwaar gekwetst;
reeds glanst de schijn van 't nieuwe licht,
dat weg zal nemen alle schuld. |
Mens jam resurgat torpida,
quae sorde exstat saucia:
sidus refulget jam novum,
ut tollat omne noxium. |
| |
| |
E sursum Agnus mittitur
laxare gratis debitum:
omnes pro indulgentia
vocem demus cum lacrimis; |
Van uit den hoge komt het Lam
en delgt om niet de schuldenlast;
verheft uw stem, smeekt schreiend om
vergeving Hem, wiens tweede komst |
Secundo ut cum fulserit
mundumque horror cinxerit,
non pro reatu puniat,
sed nos pius tunc protegat. |
Zal flitsen als een bliksemschicht;
als schrik de schepping slaat in ban,
dat Hij ons dàn niet straft naar schuld,
maar in zijn goedheid ons beschermt. |
Laus, honor, virtus, gloria
Deo Patri, et Filio,
Sancto simul Paraclito,
in saeculorum saecula. |
Lof, eer, en roem, en heerlijkheid
zij God den Vader, en den Zoon,
en ook den Heil'gen Paracleet,
in aller eeuwen eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Vox clamantis in deserto: Parate viam Domini. ℟. Rectas facite semitas ejus. |
℣. De stem van een roepende in de woestijn: Bereidt de weg des Heren. ℟. Maakt recht zijne paden. |
Ant. Spiritus Sanctus * in te descendet, Maria: ne timeas, habebis in utero Filium Dei, alleluja. |
Ant. De Heilige Geest * zal over u nederdalen, Maria; vrees niet, gij zult in uw schoot dragen den Zoon van God, alleluja. |
Lofzang Benedictus, bladz. 115.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Oremus. - Excita, quaesumus, Domine, potentiam tuam, et veni: ut ab imminentibus peccatorum nostrorum periculis, te mereamur protegente eripi, te liberante salvari: Qui vivis et regnas. |
Laat ons bidden. - Verwek, vragen wij, Heer, uw macht en kom; opdat wij van de dreigende gevaren onzer zonden door uw bescherming worden verlost, en door uw bevrijding worden gered. Gij die leeft en heerst. |
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
| |
De vespers
Pater. Ave. |
Onze Vader. Wees gegroet. |
Deus, in adjutorium. |
God, kom mij te hulp. |
¶ De antifoon wordt na iedere psalm herhaald. In het officiële koorgebed bidt men op de gewone Zondagen en weekdagen vóór de psalm slechts de eerste woorden van de antifoon (tot aan *).
| |
| |
1 Ant. |
1 Ant. |
OP die dag * zullen de bergen druipen van zoetheid, en de heuvels overvloeien van melk en honing, alleluja. |
IN illa die * stillabunt montes dulcedinem, et colles fluent lac et mel, alleluja. |
De psalmen van de Zondag, bladz. 189.
2 Ant. Verheug u, * dochter Sion, en spring op van vreugde, dochter Jerusalem, alleluja. |
2 Ant. Jucundare, * filia Sion, et exsulta satis, filia Jerusalem, alleluja. |
3 Ant. Zie, de Heer zal komen * en al zijn heiligen met Hem; en op die dag zal er een groot licht zijn, alleluja. |
3 Ant. Ecce Dominus veniet * et omnes Sancti ejus cum eo: et erit in die illa lux magna, alleluja. |
4 Ant. Allen die dorst hebt, * komt tot het water; zoekt den Heer, wanneer Hij Zich laat vinden, alleluja. |
4 Ant. Omnes sitientes, * venite ad aquas: quaerite Dominum, dum inveniri potest, alleluja. |
5 Ant. Zie, komen gaat * de grote Profeet, en Hij zal Jerusalem hernieuwen, alleluja. |
5 Ant. Ecce veniet * Propheta magnus, et ipse renovabit Jerusalem, alleluja. |
| |
Kapittel Rom. 13, 11
Broeders: thans is het voor ons de tijd om uit de slaap op te staan; want nu is ons heil dichter bij dan toen wij het geloof aanvaardden. ℟. Gode zij dank. |
Fratres: Hora est jam nos de somno surgere: nunc enim propior est nostra salus quam cum credidimus. ℟. Deo gratias. |
| |
Avondlofzang
¶ Van deze lofzang vindt men de gewijzigde tekst (Creator alme siderum) met melodie op bladz. 1521.
Gij, Schepper mild van 't sterrenheir,
zelf eeuwig licht van wie gelooft,
Christus, Verlosser van 't heelal,
verhoor ons, smekend in gebed. |
Conditor alme siderum,
aeterna lux credentium,
Christe, Redemptor omnium,
exaudi preces supplicum; |
In uw erbarming met het lot
der schepping tot de dood gedoemd,
redt Gij de zieke wereld en
schenkt schuldigen een medicijn. |
Qui, condolens interitu
mortis perire saeculum,
salvasti mundum languidum,
donans reis remedium, |
Toen reeds der tijden avond viel:
een bruigom uit het bruidsvertrek,
zó tradt Gij uit de pure kluis
der hoog te eren Moedermaagd. |
Vergente mundi vespere,
uti sponsus de thalamo,
egressus honestissima
virginis matris clausula. |
| |
| |
Cujus forti potentiae
genu curvantur omnia,
caelestia, terrestria,
nutu fatentur subdita, |
Voor uw geduchte sterkte buigt
de knieën alles wat bestaat:
de hemel, 't aardse, al erkent
zich onderworpen aan uw wenk; |
Occasum sol custodiens,
luna pallorem retinens,
candor in astris relucens
certos observans limites. |
De zon kent tijd van ondergang,
de maan weerhoudt haar bleke schijn,
de glans die in de sterren straalt
houdt zich aan wetten, hem gesteld. |
Te deprecamur, hagie,
venture judex saeculi,
conserva nos in tempore
hostis a telo perfidi. |
U bidden wij, Hoogheilige,
die eens als Wereldrechter komt:
wees Gij ons in de tijd een schild,
weer af verdorven vijands pijl. |
Laus, honor, virtus, gloria
Deo Patri, et Filio,
Sancto simul Paraclito,
in saeculorum saecula. |
Lof, eer en kracht en heerlijkheid
zij God den Vader, en den Zoon,
en ook den Heil'gen Paracleet,
in aller eeuwen eeuwigheid. |
Amen. |
Amen. |
℣. Rorate, caeli, desuper, et nubes pluant justum. ℟. Aperiatur terra, et germinet Salvatorem. |
℣. Dauwt, hemelen, uit den hoge; en wolken, regent den Gerechte. ℟. Aarde, open u, en doe den Verlosser ontspruiten. |
Ant. Ne timeas, Maria, * invenisti enim gratiam apud Dominum: ecce concipies, et paries filium, alleluja. |
Ant. Vrees niet, Maria, * want gij hebt genade gevonden bij den Heer; zie, gij zult ontvangen en een Zoon baren, alleluja. |
Lofzang Magnificat, bladz. 198.
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
|
Oremus. - Excita, quaesumus, Domine, potentiam tuam, et veni: ut ab imminentibus peccatorum nostrorum periculis, te mereamur protegente eripi, te liberante salvan: Qui vivis et regnas. |
Laat ons bidden. - Verwek, vragen wij, Heer, uw macht en kom; opdat wij van de dreigende gevaren onzer zonden door uw bescherming worden verlost, en door uw bevrijding worden gered. Gij die leeft en heerst. |
|
Domine, exaudi. |
Heer, verhoor. |
Benedicamus. |
Zegenen wij. |
Fidelium animae. |
Dat de zielen. |
Pater. |
Onze Vader. |
Dominus det nobis. |
De Heer geve ons. |
Hierna bidt men ter ere van de heilige Moeder van God: Alma Redemptoris Mater, bladz. 200
| |
| |
¶ Gedurende de eerste week van de Advent, tot en met de Lauden van Zaterdag, kan men de Lauden en Vespers bidden zoals op de eerste Zondag, maar met de psalmen van de betreffende weekdag.
|
|