℣. Gij zijt Petrus.
℟. En op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen.
℣. Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest.
℟. Zoals het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Laat ons bidden. - Heer Jesus Christus, Zoon van den levenden God, die de waarachtige, almachtige God zijt, de glans en het beeld van den eeuwigen Vader, en het eeuwige leven; Gij die de hoeksteen zijt, niet door mensenhanden uit de berg gehouwen, en de onveranderlijke grondslag; bevestig in uw Naam deze steen die hier gelegd wordt. En Gij, die het begin en einde zijt, het beginsel waarin God de Vader van den beginne alles heeft geschapen, wees, vragen wij, het beginsel, de groei en de voltooiing van dit werk, dat tot lof en heerlijkheid van uw Naam begonnen moet worden. Die met den Vader en den Heiligen Geest leeft en heerst, God, door alle eeuwen der eeuwen. ℟. Amen.
De priester besprenkelt de steen met wijwater en tekent met een scherp voorwerp een kruis op de zes vlakken van de steen; hij zegt daarbij:
In de Naam van den Vader ✠ en den Zoon ✠ en den Heiligen ✠ Geest. ℟. Amen.
Hierna bidt hij:
Laat ons bidden. - Ze✠gen, Heer, deze steen, uw schepsel, en verleen door de aanroeping van uw heilige Naam: dat allen die met oprechte bedoeling aan de bouw van deze kerk medewerken, gezondheid van lichaam en een geneesmiddel voor hun ziel ontvangen. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen.