| |
De toediening van het doopsel aan volwassenen
Gebeden voor geloofsleerlingen, zie blz. 1430.
Meer nog dan bij de plechtigheid van de doop der kinderen herinneren de voorbereidende ceremoniën van de doop der volwassenen aan het oude catechumenaat. Niet de borgen zijn het nu, die in plaats van den dopeling het geloof belijden en den duivel afzweren. De dopeling zelf getuigt dat het hem ernst is in de Kerk Gods te worden opgenomen en de genade van het doopsel te bewaren.
¶ Als het doopsel aan volwassenen voorwaardelijk wordt toegediend, gaan dikwijls aan deze plechtigheid de geloofsbelijdenis en de vrijspreking van de excommunicatie vooraf. Hiertoe knielt de dopeling voor den priester, die midden voor het altaar is gezeten; hij houdt de rechterhand op het evangelieboek en zegt de geloofsbelijdenis zoals op bladz. 392 is aangegeven. Hierna bidt de priester de psalm Miserere (bladz. 107) en spreekt de vrijspreking uit.
De priester, gekleed in koorhemd en paarse stola (en paarse koorkap), knielt voor het altaar en bidt in stilte. Daarna staat hij op, maakt een kruisteken, en zegt:
GOD, kom mij te hulp. |
DEUS, in adjutorium meum intende. |
℟. Heer, haast U mij te helpen. |
℟. Domine, ad adjuvandum me festina. |
| |
| |
℣. Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. |
℣. Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. |
℟. Sicut erat in principio, et nunc et semper, et in saecula saeculorum. Amen. |
℟. Zoals het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. |
Ant. Effundam super vos aquam mundam, et mundabimini ab omnibus inquinamentis vestris, dicit Dominus. |
Ant. Ik zal rein water over u uitstorten, en gij zult gereinigd worden van al uw ongerechtigheden, zegt de Heer. |
| |
Psalm 8
Domine, Dominus noster, * quam admirabile est nomen tuum in universa terra! |
Heer, onze Heer, * hoe heerlijk is uw Naam over geheel de aarde. |
Quoniam elevata est magnificentia tua, * super caelos. |
Hoger dan de hemelen * ligt gespreid uwe grootheid. |
Ex ore infantium et lactentium perfecisti laudem propter inimicos tuos, * ut destruas inimicum et ultorem. |
Uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt Gij U lof bereid om uw vijanden te verstommen, * om uw tegenstander en wie U haat te beschamen. |
Quoniam videbo caelos tuos, opera digitorum tuorum: * lunam et stellas, quae tu fundasti. |
Als ik uw hemelen zie, het werk uwer vingers, * de maan en de sterren die Gij er hebt bereid. |
Quid est homo, quod memor es ejus? * aut filius hominis, quoniam visitas eum? |
Wat is dan de mens, dat Gij hem zoudt gedenken, * een mensenkind, dat Gij zorg voor hem draagt? |
Minuisti eum paulo minus ab Angelis, gloria et honore coronasti eum: * et constituisti eum super opera manuum tuarum. |
Weinig minder dan engelen hebt Gij hem gemaakt, hem gekroond met eer en met luister, * en hem gesteld over het werk uwer handen; |
Omnia subjecisti sub pedibus ejus, * oves et boves universas: insuper et pecora campi. |
Alles hem aan de voeten gelegd, schapen en runderen alle, * en de dieren der wildernis; |
Volucres caeli, et pisces maris, * qui perambulant semitas maris. |
Vogelen des hemels en vissen der zee, * al wat de paden der zeeën bewandelt. |
Domine, Dominus noster, * quam admirabile est nomen tuum in universa terra! |
Heer, onze Heer, * hoe heerlijk is uw Naam over geheel de aarde. |
Gloria Patri. |
Eer aan den Vader. |
| |
| |
| |
Psalm 28
Offert den Heer, gij, zonen van God, * offert den Heer jongen van rammen. |
Afferte Domino, filii Dei: * afferte Domino filios arietum. |
Breng den Heer glorie en lof, brengt den Heer de eer van zijn Naam; * aanbidt den Heer in zijn heilige voorhof. |
Afferte Domino gloriam et honorem, afferte Domino gloriam nomini ejus: * adorate Dominum in atrio sancto ejus. |
De stem des Heren dreunt over de wateren, de God der heerlijkheid doet Zich horen in donder; * de Heer doet Zich horen boven de vele wateren. |
Vox Domini super aquas, Deus majestatis intonuit: * Dominus super aquas multas. |
De stem des Heren is vol kracht; * de stem des Heren is vol heerlijkheid. |
Vox Domini in virtute: * vox Domini in magnificentia. |
De stem des Heren verbrijzelt de ceders; * de Heer verbrijzelt de ceders van de Libanon; |
Vox Domini confringentis cedros: * et confringet Dominus cedros Libani: |
Hij doet de Libanon opspringen als een kalf, * de Sirion als het jong van een eenhoorn. |
Et comminuet eas tamquam vitulum Libani: * et dilectus quemadmodum filius unicornium. |
De stem des Heren spuwt bliksemschichten, * de stem des Heren doet de woestijn sidderen; de Heer doet beven de woestijn van Cades. |
Vox Domini intercidentis flammam ignis: * vox Domini concutientis desertum: et commovebit Dominus desertum Cades. |
De stem des Heren doet de herten werpen en ontbladert de wouden; * en in zijn tempel roept ieder: U zij de glorie! |
Vox Domini praeparantis cervos, et revelabit condensa: * et in templo ejus omnes dicent gloriam. |
De Heer zetelt boven de watervloed; * de Heer troont er als koning voor eeuwig. |
Dominus diluvium inhabitare facit: * et sedebit Dominus rex in aeternum. |
De Heer zal zijn volk sterkte geven; * de Heer schenkt zijn volk de zegen des vredes. |
Dominus virtutem populo suo dabit: * Dominus benedicit populo suo in pace. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
| |
Psalm 41
Zoals het hert smacht naar de waterbronnen, * zo smacht mijn ziel naar U, o God. |
Quemadmodum desiderat cervus ad fontes aquarum: * ita desiderat anima mea ad te, Deus. |
Mijn ziel dorst naar God, die machtig is en levend; * wanneer |
Sitivit anima mea ad Deum fortem vivum: * quando |
| |
| |
veniam, et apparebo ante faciem Dei? |
mag ik komen en voor Gods aanschijn treden? |
Fuerunt mihi lacrimae meae panes die ac nocte: * dum dicitur mihi quotidie: Ubi est Deus tuus? |
Tranen waren mijn brood bij dag en bij nacht, * terwijl men dagelijks mij zegt: ‘Waar is uw God?’ |
Haec recordatus sum, et effudi in me animam meam: * quoniam transibo in locum tabernaculi admirabilis, usque ad domum Dei. |
Met diepe weemoed ben ik dit indachtig: * hoe ik optrok naar de luister van de tabernakel, naar het huis van God, |
In voce exsultationis et confessionis: * sonus epulantis. |
Bij de jubel van gejuich en lofgezang, * in feestelijke stoet. |
Quare tristis es, anima mea? * et quare conturbas me? |
Waarom zijt gij bedroefd, mijn ziel, * en waarom ontstelt gij mij? |
Spera in Deo, quoniam adhuc confitebor illi: * salutare vultus mei, et Deus meus. - |
Hoop op God, want nog zal ik Hem loven: * het heil van mijn aanschijn en mijn God. - |
Ad meipsum anima mea conturbata est: * propterea memor ero tui de terra Jordanis, et Hermoniim a monte modico. |
Mijn ziel is bedroefd in mijn binnenste; * daarom ben ik Uwer indachtig, in het land van Jordaan en Hermon, in het Klein Gebergte. |
Abyssus abyssum invocat, * in voce cataractarum tuarum. |
De afgrond roept tot de afgrond * in het gedreun van uwe watervallen. |
Omnia excelsa tua et fluctus tui * super me transierunt. |
Al uw baren en golven * zijn over mij heengegaan. |
In die mandavit Dominus misericordiam suam: * et nocte canticum ejus. |
Bij dag gebiedt de Heer zijn ontferming, * en in de nacht zing ik Hem zijn loflied. |
Apud me oratio Deo vitae meae, * dicam Deo: Susceptor meus es. |
Het is een gebed tot den God mijns levens; * en ik spreek tot God: ‘Gij zijt mijn helper, |
Quare oblitus es mei? * et quare contristatus incedo, dum affligit me inimicus? |
Waarom vergeet Gij mij, * en waarom wandel ik in droefheid, terwijl de vijand mij verdrukt? |
Dum confringuntur ossa mea, * exprobraverunt mihi qui tribulant me inimici mei. |
Terwijl mijn beenderen worden verbrijzeld, * en mijn vijanden mij kwellen en honen, |
Dum dicunt mihi per singulos dies: Ubi est Deus tuus? * quare tristis es, |
En dag aan dag mij zeggen: ‘Waar is uw God?’ * Waarom zijt gij bedroefd mijn ziel, |
| |
| |
en waarom ontstelt gij mij? |
anima mea? et quare conturbas me? |
Hoop op God, want nog zal ik Hem loven: * het heil van mijn aanschijn en mijn God. |
Spero in Deo, quoniam adhuc confitebor illi: * salutare vultus mei, et Deus meus. |
Eer aan den Vader. |
Gloria Patri. |
|
Ant. Ik zal rein water over u uitstorten, en gij zult gereinigd worden van al uw ongerechtigheden, zegt de Heer. |
Ant. Effundam super vos aquam mundam, et mundabimini ab omnibus inquinamentis vestris, dicit Dominus. |
|
Heer, ontferm U over ons. |
Kyrie, eleison. |
Christus, ontferm U over ons. |
Christe, eleison. |
Heer, ontferm U over ons. |
Kyrie, eleison. |
Onze Vader... (in stilte) |
Pater noster... (secreto) |
℣. En leid ons niet in bekoring. |
℣. Et ne nos inducas in tentationem. |
℟. Maar verlos ons van het kwade. |
℟. Sed libera nos a malo. |
℣. Heer, verhoor mijn gebed. |
℣. Domine, exaudi orationem meam. |
℟. En mijn geroep kome tot U. |
℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℣. De Heer zij met u. |
℣. Dominus vobiscum. |
℟. En met uw geest. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
|
Laat ons bidden. - Almachtige, eeuwige God, die uw dienaren hebt verleend in de belijdenis van het ware geloof de heerlijkheid der eeuwige Drievuldigheid te erkennen, en in de macht van haar majesteit de Eenheid te aanbidden; wij vragen U, dat wij door standvastigheid in dit geloof steeds voor alle onheil beveiligd blijven. |
Oremus. - Omnipotens sempiterne Deus, qui dedisti famulis tuis in confessione verae fidei, aeternae Trinitatis gloriam agnoscere, et in potentia majestatis adorare Unitatem: quaesumus; ut, ejusdem fidei firmitate, ab omnibus semper muniamur adversis. |
Verhoor ons gebed, almachtige God; en breng hetgeen wij door onze nederige dienst gaan voltrekken, door de werking uwer kracht tot voltooiing. |
Adesto supplicationibus nostris, omnipotens Deus: et quod humilitatis nostrae gerendum est ministerio, tuae virtutis impleatur effectu. |
¶ Zijn er verscheidene dopelingen tegelijk, dan wordt in dit en volgende gebeden het meervoud gebruikt, behalve wanneer de priester zich tot ieder van hen afzonderlijk richt.
| |
| |
Da, quaesumus, Domine, electo (-ae) nostro (-ae), ut sanctis edoctus (-a) mysteriis, et renovetur fonte baptismatis, et inter Ecclesiae tuae membra numeretur. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
Geef, bidden wij, Heer, dat onze uitverkorene, die in de heilige geheimen is onderwezen, in het bad des doopsels worde herboren en onder de leden van uw Kerk worde geteld. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
| |
Plechtige aanneming van den geloofsleerling
De priester gaat naar het voorportaal der kerk, waar de dopeling met den borg (of de beide borgen) wacht. Hij ondervraagt den dopeling:
Hoe is uw voornaam?
De doopleerling antwoordt:
℟. N.
N., wat vraagt gij van de Kerk van God?
℟. Het geloof.
Wat geeft u het geloof?
℟. Het eeuwig leven.
Wilt gij het eeuwig leven hebben, onderhoud de geboden. Gij zult den Heer uw God liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en met geheel uw verstand, en uw naaste als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de gehele Wet en de Profeten. Het geloof nu is, dat gij één God in de Drievuldigheid en de Drievuldigheid in de eenheid vereert, zonder de personen te vermengen, noch de zelfstandigheid te verdelen. Want een ander is de persoon van den Vader, een ander die van den Zoon, een ander die van den Heiligen Geest; doch deze drie hebben één zelfstandigheid en maar één Godheid.
N., verzaakt gij den duivel?
℟. Ik verzaak.
En al zijn werken?
℟. Ik verzaak.
En al zijn ijdelheden?
℟. Ik verzaak.
Gelooft gij in God den almachtigen Vader, Schepper van hemel en aarde?
℟. Ik geloof.
Gelooft gij in Jesus Christus, zijn enigen Zoon, onzen Heer, die geboren is en geleden heeft?
℟. Ik geloof.
Gelooft gij ook in den Heiligen Geest, de heilige katholieke Kerk, de gemeenschap der heiligen, de vergeving van de zonden, de verrijzenis van het lichaam, en het eeuwig leven? ℟. Ik geloof.
| |
| |
De priester blaast den dopeling driemaal in het gelaat, en zegt:
Ga uit van hem (haar), onreine geest, en maak plaats voor den Heiligen Geest, den Vertrooster. |
Exi ab eo (ea), spiritus immunde, et da locum Spiritui Sancto Paraclito. |
Hit ademt hem kruisgewijs over het gelaat:
N., ontvang door deze ademing den goeden Geest en de zegen ✠ van God. Vrede zij met u. |
N., accipe Spiritum bonum per istam insufflationem, et Dei bene✠dictionem. Pax tibi. |
℟. En met uw geest. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
Met de duim bekruist hij voorhoofd en borst van den dopeling:
N., ontvang het teken des kruises zowel op uw voorhoofd ✠ als op uw hart ✠; aanvaard het geloof in de hemelse leringen; gedraag u zo, dat gij voortaan een tempel Gods kunt zijn, en erken vol blijdschap, dat gij door binnen te gaan in de Kerk van God aan de strikken des doods zijt ontkomen. |
N., accipe signum Crucis tam in fron✠te, quam in cor✠de: sume fidem caelestium praeceptorum. Talis esto moribus, ut templum Dei jam esse possis: ingressusque (ingressaque) ecclesiam Dei, evasisse te laqueos mortis, laetus (-a) agnosce. |
Naar omstandigheden kan hier het volgende worden ingevoegd: Is de doopleerling bekeerd uit het heidendom.
Verafschuw de afgoden, verfoei de beeldendienst. |
Horresce idola, respue simulacra. |
Is hij bekeerd uit het Jodendom:
Verafschuw het ongeloof der Joden, verfoei het bijgeloof der Hebreën. |
Horresce Judaicam perfidiam, respue Hebraicam superstitionem. |
Is hij Mahomedaan geweest:
Verafschuw het ongeloof der Mahomedanen, verfoei deze secte van ongeloof. |
Horresce Mahumeticam perfidiam, respue pravam sectam infidelitatis. |
En somtijds, als de doopleerling aanhanger is geweest van een ketterse secte:
Verafschuw de ketterse boosheid, verfoei de goddeloze secte der N. |
Horresce haereticam pravitatem, respue nefarias sectas impiorum N. |
|
Vereer God, den almachtigen Vader, en Jesus Christus, zijn enigen Zoon onzen Heer, die zal komen om te oordelen levenden en doden, en de wereld door het vuur. ℟. Amen. |
Cole Deum Patrem omnipotentem, et Jesum Christum, Filium ejus unicum, Dominum nostrum, qui venturus est judicare vivos et mortuos, et saeculum per ignem. ℟. Amen. |
| |
| |
Vervolgens bidt de priester (als er meer dan één dopeling is, in het meervoud):
Oremus. - Te deprecor, Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus, ut huic famulo tuo N., qui (famulae tuae N., quae) in hujus saeculi nocte vagatur incertus (-a) ac dubius (-a), viam veritatis et agnitionis tuae jubeas demonstrari: quatenus, reseratis oculis cordis sui, te unum Deum Patrem in Filio, et Filium in Patre cum Spiritu Sancto recognoscat, atque hujus confessionis fructum, et hic, et in futuro saeculo percipere mereatur. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - Ik smeek U, heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God, dat Gij aan uw dienaar (-ares) N., die nog in onzekerheid en twijfel door de nacht van deze wereld ronddwaalt, de weg van uw waarheid en uw kennis wilt tonen; opdat de ogen van zijn (haar) hart mogen geopend worden, om U te erkennen als den énen God, den Vader in den Zoon, en den Zoon in den Vader tezamen met den Heiligen Geest, en dat hij (zij) zowel hier als in het toekomstig leven de vrucht van deze belijdenis moge verkrijgen. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
De priester bekruist met de duim den dopeling op het voorhoofd:
Signo tibi fron✠tem, ut suscipias Crucem Domini. |
Ik teken uw voorhoofd ✠, opdat gij moogt opnemen het kruis des Heren. |
op de oren: |
|
Signo tibi au✠res, ut audias divina praecepta. |
Ik teken uw oren ✠, opdat gij zult luisteren naar Gods geboden. |
op de ogen: |
|
Signo tibi ocu✠los, ut videas claritatem Dei. |
Ik teken uw ogen ✠, opdat gij de heerlijkheid Gods zult aanschouwen. |
op de neus: |
|
Signo tibi na✠res, ut odorem suavitatis Christi sentias. |
Ik teken uw neus ✠, opdat gij de zoete geur van Christus zult gewaar worden. |
op de mond: |
|
Signo tibi os ✠, ut loquaris verba vitae. |
Ik teken uw mond ✠, opdat gij woorden des levens zult spreken. |
op de borst: |
|
Signo tibi pe✠ctus, ut credas in Deum. |
Ik teken uw borst ✠, opdat gij in God zult geloven. |
op de schouders: |
|
Signo tibi sca✠pulas, ut suscipias jugum servitutis ejus. |
Ik teken uw schouders ✠, opdat gij het juk van zijn dienst op u zult nemen. |
| |
| |
Nu bekruist hij het gehele lichaam van den dopeling, zonder hem aan te raken. De dopeling maakt het kruisteken mede:
Ik teken uw gehele lichaam in de Naam van den Vader ✠ en den Zoon ✠ en den Heiligen ✠ Geest, opdat gij het eeuwig leven zult verkrijgen en zult leven in de eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Signo te totum in nomine Pa✠tris, et Fi✠lii, et Spiritus ✠ Sancti, ut habeas vitam aeternam, et vivas in saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Vervolgens bidt de priester (als er meer dan één dopeling is, in het meervoud):
Laat ons bidden. - Verhoor, vragen wij, Heer, goedgunstig onze gebeden en bewaar deze(n) uw uitverkorene N., die getekend is met het kruis des Heren, door uw blijvende bijstand; opdat hij (zij) de eerste kennis van uw grote heerlijkheid in zijn (haar) hart beware en door het onderhouden van uw geboden tot de glorie der wedergeboorte verdiene te komen. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
Oremus. - Preces nostras, quaesumus, Domine, clementer exaudi, et hunc electum tuum (hanc electam tuam) N. Crucis Dominicae impressione signatum (-am) perpetua virtute custodi: ut, magnitudinis gloriae tuae rudimenta servans, per custodiam mandatorum tuorum ad regenerationis gloriam pervenire mereatur. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - God, die niet alleen de Schepper zijt van het menselijk geslacht, doch ook de Vernieuwer, zie goedgunstig neer op uw aangenomen volk en verleen een nieuwe aanwas aan uw Nieuw Verbond; opdat zij als kinderen der belofte zich mogen verheugen door de genade te bezitten, hetgeen zij van nature niet konden verwerven. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
Oremus. - Deus, qui humani generis ita es conditor, ut sis etiam reformator, propitiare populis adoptivis, et novo testamento sobolem novae prolis adscribe: ut filii promissionis, quod non potuerunt assequi per naturam, gaudeant suscepisse per gratiam. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
De priester legt den dopeling de hand op en bidt vervolgens (zo nodig in het meervoud):
Laat ons bidden. - Almachtige, eeuwige God, Vader van onzen Heer Jesus Christus, gewaardig U neder te zien op deze(n) uw dienaar (-ares) N., die(n) Gij tot de grondbeginselen des geloofs hebt willen roe- |
Oremus. - Omnipotens sempiterne Deus, Pater Domini nostri Jesu Christi, respicere dignare super hunc famulum tuum N., quem (hanc famulam tuam N., quam) ad rudimenta fi- |
| |
| |
dei vocare dignatus es: omnem caecitatem cordis ab eo (ea) expelle: disrumpe omne laqueos satanae, quibus fuerat colligatus (-a): aperi ei, Domine, januam pietatis tuae, ut signo sapientiae tuae imbutus (-a), omnium cupiditatum foetoribus careat, et ad suavem odorem praeceptorum tuorum laetus (-a) tibi in Ecclesia tua deserviat et proficiat de die in diem, ut idoneus (-a) efficiatur accedere ad gratiam baptismi tui, percepta medicina. Per eundem Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
pen; verdrijf uit hem (haar) alle blindheid des harten; verbreek alle banden, waarin de duivel hem (haar) had verstrikt; open hem (haar), Heer, de poort van uw goedheid; opdat hij (zij), getekend met het teken uwer wijsheid, voortaan bevrijd blijve van alle bederf der begeerlijkheid en U in uw Kerk met een blij hart zó diene, dat hij (zij) de zoete geur uwer geboden verspreidt en voortgang maakt van dag tot dag; opdat hij (zij), na dit geneesmiddel te hebben genomen, waardig worde de genade van uw doopsel te ontvangen. Door denzelfden Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
| |
Toediening van het zout
De priester wijdt het zout:
Exorcizo te, creatura salis, in nomine Dei ✠ Patris omnipotentis, et in caritate Domini nostri Jesu ✠ Christi, et in virtute Spiritus ✠ Sancti. Exorcizo te per Deum ✠ vivum, per Deum ✠ verum, per Deum ✠ sanctum, per Deum ✠, qui te ad tutelam humani generis procreavit, et populo venienti ad credulitatem per servos suos consecrari praecepit, ut in nomine sanctae Trinitatis efficiaris salutare sacramentum ad effugandum inimicum. Proinde rogamus te, Domine, Deus noster, ut hanc creaturam salis sanctificando sancti✠fices, et benedicendo bene✠dicas, ut fiat omnibus accipientibus perfecta medicina, permanens in visceribus eorum, in nomine ejusdem |
Ik bezweer u, schepsel zout, in de Naam van God ✠ den almachtigen Vader, en in de liefde van onzen Heer Jesus ✠ Christus, en in de kracht van den Heiligen ✠ Geest. Ik bezweer u bij den levenden God ✠, bij den waarachtigen God ✠, bij den heiligen God ✠, bij den God ✠ die u tot behoud van het menselijk geslacht heeft geschapen en aan zijn dienaren gelast u voor het tot geloof komende volk te wijden, opdat gij in de Naam der heilige Drievuldigheid zoudt worden tot een heilzaam teken om den vijand te verdrijven. Daarom vragen wij U, Heer onze God, dit zout, uw schepsel, door uw heiliging te heiligen ✠ en door uw zegening te zegenen ✠, opdat het allen die het ontvangen een volmaakt geneesmiddel zij, dat werkzaam blijve in hun binnenste; in de Naam van denzelfden onzen |
| |
| |
Heer Jesus Christus, die zal komen oordelen levenden en doden, en de wereld door het vuur. ℟. Amen. |
Domini nostri Jesu Christi, qui venturus est judicare vivos et mortuos, et saeculum per ignem. ℟. Amen. |
Het volgende gebed wordt alleen gezegd, indien de doopleerling bekeerd is uit het heidendom.
Laat ons bidden. - Heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God, die zijt, die waart, en die blijft tot in eeuwigheid, wiens oorsprong onbekend is en wiens einde niet kan worden achterhaald; deemoedig smeken wij U voor uw dienaar (-ares) N,, die(n) Gij uit de dwaling van het heidendom en een schandelijke levenswandel hebt gered; gewaardig U hem (haar) te verhoren, die nederig zijn (haar) hoofd buigt voor het water des Doopsels, opdat hij (zij), herboren uit water en Heiligen Geest, den ouden mens aflegge en zich beklede met den nieuwen mens, die naar U is geschapen; moge hij (zij) het ongerepte en vlekkeloze kleed ontvangen en zo waardig zijn U, onzen God, te dienen. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
Oremus. - Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus, qui es, qui eras, et qui permanes usque in finem, cujus origo nescitur, nec finis comprehendi potest: te supplices invocamus super hunc famulum tuum N., quem (hanc famulam tuam N., quam) liberasti de errore gentilium, et conversatione turpissima: dignare exaudire eum, qui (eam, quae) tibi cervices suas humiliat ad lavacri fontem, ut, renatus (-a) ex aqua et Spiritu Sancto, exspoliatus (-a) veterem hominem, induat novum, qui secundum te creatus est; accipiat vestem incorruptam et immaculatam, tibique Deo nostro servire mereatur. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
De priester legt den dopeling het gewilde zout in de mond, en zegt:
N., ontvang het zout der wijsheid; het strekke u tot verzoening ten eeuwigen leven. ℟. Amen. |
N., accipe sal sapientiae: propitiatio sit tibi in vitam aeternam. ℟. Amen. |
Vrede zij u. ℟. En met uw geest. |
Pax tibi. ℟. Et cum spiritu tuo. |
Vervolgens bidt de priester (als er meer dan één dopeling is, in het meervoud):
Laat ons bidden. - God onzer vaderen, God, grondlegger van alle waarheid, in alle deemoed bidden wij U: zie goedgunstig neer op deze(n) uw dienaar (-ares) N., laat hem (haar) die nu voor het eerst het voedsel van dit zout proeft, niet langer hon- |
Oremus. - Deus patrum nostrorum, Deus universae conditor veritatis, te supplices exoramus, ut hunc famulum tuum (hanc famulam tuam) N. respicere digneris propitius, et hoc primum pabulum salis |
| |
| |
gustantem, non diutius esurire permittas, quo minus cibo expleatur caelesti, quatenus sit semper spiritu fervens, spe gaudens, tuo semper nomini serviens. Perduc eum (eam), Domine, quaesumus, ad novae regenerationis lavacrum, ut cum fidelibus tuis promissionum tuarum aeterna praemia consequi mereatur. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
geren, doch geef dat hij (zij) met hemelse spijs verzadigd wordt, zodat hij (zij) altijd vurig zij van geest, blijmoedig door vertrouwen en steeds uw Naam moge dienen. Geleid hem (haar), vragen wij, Heer, tot het bad der wedergeboorte, opdat hij (zij) met uw gelovigen de eeuwige prijs van uw beloften moge verkrijgen. Door Christus onzen Heer.
℟. Amen. |
| |
Bezweringen over de mannen
¶ De drie bezweringen die nu volgen worden alleen over mannen uitgesproken. Over vrouwen worden andere bezweringen gezegd, welke men hieronder vindt op bladz. 409 vlg. Zo nodig zegt de priester de volgende ondervragingen en gebeden in het meervoud. Allereerst nodigt de priester den dopeling uit het Onze Vader te bidden:
Bid, uitverkorene, buig de knieën en zeg het Onze Vader.
De geloofsleerling knielt en bidt:
Onze Vader... maar verlos ons van het kwade.
De priester vervolgt:
Sta op, eindig uw gebed, en zeg: Amen.
De geloofsleerling staat op en zegt:
Amen.
De priester zegt tot den doopborg:
Teken hem.
tot den dopeling:
Treed nader.
Eerst bekruist de doopborg met de duim het voorhoofd van den doopleerling; daarna doet de priester hetzelfde. Beiden zeggen daarbij:
In de Naam van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest.
De priester legt den dopeling de hand op:
Oremus. - Deus Abraham, Deus Isaac, Deus Jacob, Deus, qui Moysi famulo tuo in monte Sinai apparuisti, et filios Israël de terra Aegypti eduxisti, deputans eis Angelum pie- |
God van Abraham, God van Isaac, God van Jacob, God, die op de berg Sinaï aan uw dienaar Moses zijt verschenen en de kinderen van Israël uit het land van Egypte hebt gevoerd, hun den engel van uw goedheid zendend |
| |
| |
om hen dag en nacht te beschermen; gewaardig U, vragen wij, Heer, ook nu uw heiligen engel uit de hemel te zenden om dezen uw dienaar N. te behoeden en hem tot de genade van uw doopsel te geleiden. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
tatis tuae, qui custodiret eos die ac nocte: te quaesumus, Domine; ut mittere digneris sanctum Angelum tuum de caelis, qui similiter custodiat et hunc famulum tuum N., et perducat eum ad gratiam baptismi tui. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
Erken dan, vervloekte duivel, uw vonnis en geef eer aan den levenden en waarachtigen God, geef eer aan zijn zoon Jesus Christus en aan den Heiligen Geest, en ga uit van dezen dienaar Gods N., want onze God en Heer Jesus Christus heeft Zich gewaardigd hem te roepen tot zijn heilige genade en tot het bad van het doopsel. En waag het niet, vervloekte duivel, dit teken van het heilig kruis ✠, dat wij op zijn voorhoofd drukken, ooit te schenden. Door denzelfden Christus onzen Heer, die zal komen oordelen levenden en doden, en de wereld door het vuur. ✠. Amen. |
Ergo, maledicte diabole, recognosce sententiam tuam, et da honorem Deo vivo et vero, da honorem Jesu Christo, Filio ejus, et Spiritui Sancto, et recede ab hoc famulo Dei N., quia istum sibi Deus et Dominus noster Jesus Christus ad suam sanctam gratiam, fontemque baptismatis vocare dignatus est: et hoc signum sanctae Cru✠cis, quod nos fronti ejus damus, tu, maledicte diabole, numquam audeas violare. Per eundem Christum Dominum nostrum, qui venturus est judicare vivos et mortuos, et saeculum per ignem. ✠. Amen. |
En nogmaals zegt de priester:
Bid, uitverkorene, buig de knieën en zeg het Onze Vader.
De geloofsleerling knielt en bidt:
Onze Vader... maar verlos ons van het kwade.
De priester vervolgt:
Sta op, eindig uw gebed, en zeg: Amen.
De geloofsleerling staat op en zegt:
Amen.
De priester zegt tot den doopborg:
Teken hem.
tot den dopeling:
Treed nader.
Weer bekruisen doopborg en priester den doopleerling op het voorhoofd:
In de Naam van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest.
| |
| |
De priester legt hem de hand op:
Oremus. - Deus, immortale praesidium omnium postulantium, liberatio supplicum, pax rogantium, vita credentium, resurrectio mortuorum: te invoco super hunc famulum tuum N., qui, baptismi tui donum petens, aeternam consequi gratiam spirituali regeneratione desiderat: accipe eum, Domine, et quia dignatus es dicere: Petite, et accipietis; quaerite, et invenietis; pulsate, et aperietur vobis: petenti praemium porrige, et januam pande pulsanti, ut, aeternam caelestis lavacri benedictionem consecutus, promissa tui muneris regna percipiat: Qui cum Patre et Spiritu Sancto vivis et regnas Deus, in saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Laat ons bidden. - God, onsterfelijke hulp voor allen die U aanroepen, bevrijding voor wie tot U smeken, vrede voor wie tot U bidden, leven van wie in U geloven en verrijzenis der doden; ik roep U aan voor dezen uw dienaar N., die om de gave van uw doopsel vraagt en door die geestelijke wedergeboorte de eeuwige genade verlangt te verwerven; neem hem aan, Heer: Gij hebt immers dit woord willen spreken: Vraagt en gij zult verkrijgen, zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal worden opengedaan. Schenk hem dan ook de gave die hij vraagt, en open de deur op zijn kloppen, opdat hij de eeuwige zegening van het hemelse bad moge verkrijgen en aan het beloofde rijk uwer genade deelachtig worde. Die met den Vader en den Heiligen Geest leeft en heerst, God, in de eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Audi, maledicte satana, adjuratus per nomen aeterni Dei, et Salvatoris nostri Jesu Christi Filii ejus, cum tua victus invidia, tremens gemensque discede. Nihil tibi sit commune cum servo Dei N., jam caelestia cogitante, renuntiaturo tibi et saeculo tuo, et beatae immortalitati victuro. Da igitur honorem advenienti Spiritui Sancto, qui, ex summa caeli arce descendens, proturbatis fraudibus tuis, divino fonte purgatum pectus, sanctificatum Deo templum et habitaculum perficiat: ut, ab omnibus penitus noxiis |
Luister, vervloekte satan, ik bezweer u bij de Naam van den eeuwigen God en van onzen Zaligmaker Jesus Christus, zijn Zoon: ga weg van hier, overwonnen met uw afgunst, bevend en zuchtend. Geen enkele gemeenschap zij er meer tussen u en den dienaar Gods N., die voortaan, zijn geest op het hemelse gericht, u en uw wereld verloochent en voor de gelukzalige onsterfelijkheid gaat leven. Geef derhalve eer aan den Heiligen Geest, die uit de hoogste burcht des hemels reeds komt nederdalen om uw bedrieglijke listen te beschamen en de door het goddelijk bad gereinigde ziel tot een godgewijde tempel en |
| |
| |
woonplaats te maken; opdat deze dienaar Gods, van alle schande zijner vroegere zonden bevrijd, altijd dank moge brengen aan den eeuwigen God, en zijn heilige Naam zegene in de eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
praeteritorum criminum liberatus, servus Dei gratias perenni Deo referat semper, et benedicat nomen sanctum ejus in saecula saeculorum. ℟. Amen. |
Ten derden male zegt de priester:
Bid, uitverkorene, buig de knieën en zeg het Onze Vader.
De geloofsleerling knielt en bidt:
Onze Vader... maar verlos ons van het kwade.
De priester vervolgt:
Sta op, eindig uw gebed, en zeg: Amen.
De geloofsleerling staat op en zegt:
Amen.
De priester zegt tot den doopborg:
Teken hem.
tot den dopeling:
Treed nader.
Weer bekruisen doopborg en priester den doopleerling op het voorhoofd:
In de Naam van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest.
De priester legt hem de hand op:
Ik bezweer u, onreine geest, in de Naam van den Vader ✠ en den Zoon ✠ en den Heiligen ✠ Geest, vertrek en ga uit van dezen dienaar Gods N. Hij immers beveelt het u, vervloekte en verdoemde, die te voet over de zee wandelde en aan Petrus, toen deze zonk, de rechterhand heeft gereikt. |
Exorcizo te, immunde spiritus, in nomine Pa✠tris, et Fi✠lii, et Spiritus ✠ Sancti, ut exeas, et recedas ab hoc famulo Dei N. Ipse enim tibi imperat, maledicte damnate, qui pedibus super mare ambulavit, et Petro mergenti dexteram porrexit. |
Erken dan, vervloekte duivel, uw vonnis, en geef eer aan den levenden en waarachtigen God, geef eer aan zijn Zoon Jesus Christus en aan den Heiligen Geest, en ga uit van dezen dienaar Gods N., want onze God en Heer Jesus Christus heeft Zich gewaardigd hem te roepen tot zijn heilige genade en tot het bad van het doopsel. En waag |
Ergo, maledicte diabole, recognosce sententiam tuam, et da honorem Deo vivo et vero, da honorem Jesu Christo Filio ejus, et Spiritui Sancto, et recede ab hoc famulo Dei N., quia istum sibi Deus et Dominus noster Jesus Christus ad suam sanctam gratiam, fontemque baptismatis vo- |
| |
| |
care dignatus est: et hoc signum sanctae Cru✠cis, quod nos fronti ejus damus, tu, maledicte diabole, numquam audeas violare. Per eundem Christum Dominum nostrum, qui venturus est judicare vivos et mortuos, et saeculum per ignem. ℟. Amen. |
het niet, vervloekte duivel, dit teken van het heilig kruis ✠, dat wij op zijn voorhoofd drukken, ooit te schenden. Door denzelfden Christus onzen Heer, die zal komen oordelen levenden en doden, en de wereld door het vuur. ℟. Amen. |
Als er ook vrouwen onder de doopleerlingen zijn, treden de mannen terzijde en komen de vrouwen tot den priester.
| |
Bezweringen over de vrouwen
¶ Ook de volgende ondervragingen en gebeden zegt de priester zo nodig in het meervoud.
De priester nodigt de dopelinge uit het Onze Vader te bidden:
Bid, uitverkorene, buig de knieën en zeg het Onze Vader.
De geloofsleerlinge knielt en bidt:
Onze Vader... maar verlos ons van het kwade.
De priester vervolgt:
Sta op, eindig uw gebed, en zeg: Amen.
De geloofsleerlinge staat op en zegt:
Amen.
De priester zegt tot den doopborg:
Teken haar.
tot de dopelinge:
Treed nader.
Eerst bekruist de doopborg met de duim het voorhoofd van de doopleerlinge; daarna doet de priester hetzelfde. Beiden zeggen daarbij:
In de Naam van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest.
De priester legt de dopelinge de hand op:
Oremus. - Deus caeli, Deus terrae, Deus angelorum, Deus archangelorum, Deus patriarcharum, Deus prophetarum, Deus apostolorum, Deus martyrum, Deus confessorum, Deus virginum, Deus omnium bene viventium, Deus, cui omnis lingua confitetur, et omne genu flectitur, caelestium, terrestrium et in- |
Laat ons bidden. - God van hemel en aarde, God van engelen en aartsengelen, God van aartsvaders en profeten, God van apostelen en martelaren, God van belijders en maagden, God van allen die rechtschapen leven, God, dien alle tong belijdt, voor wien alle knie zich buigt van wie in de hemel, op de aarde en onder de aarde zijn; ik smeek uw hulp af, Heer, over |
| |
| |
deze uw dienares N., dat Gij haar wilt behoeden en tot de genade van uw doopsel wilt geleiden. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
fernorum: te invoco, Domine, super hanc famulam tuam N., ut eam custodire et perducere digneris ad gratiam baptismi tui. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
Erken dan, vervloekte duivel, uw vonnis, en geef eer aan den levenden en waarachtigen God, geef eer aan zijn Zoon Jesus Christus en aan den Heiligen Geest, en ga uit van deze dienares Gods N., want onze God en Heer Jesus Christus heeft Zich gewaardigd haar te roepen tot zijn heilige genade en tot het bad van het doopsel. En waag het niet, vervloekte duivel, dit teken van het heilig kruis ✠, dat wij op haar voorhoofd drukken, ooit te schenden. Door denzelfden Christus onzen Heer, die zal komen oordelen levenden en doden, en de wereld door het vuur. ℟. Amen. |
Ergo, maledicte diabole, recognosce sententiam tuam, et da honorem Deo vivo et vero, da honorem Jesu Christo Filio ejus, et Spiritui Sancto, et recede ab hac famula Dei N., quia istam sibi Deus et Dominus noster Jesus Christus ad suam sanctam gratiam, fontemque baptismatis vocare dignatus est: et hoc signum sanctae Cru✠cis. quod nos fronti ejus damus, tu, maledicte diabole, numquam audeas violare. Per eundem Christum Dominum nostrum, qui venturus est judicare vivos et mortuos, et saeculum per ignem. ℟. Amen. |
En nogmaals zegt de priester:
Bid, uitverkorene, buig de knieën en zeg het Onze Vader.
De geloofsleerlinge knielt en bidt:
Onze Vader... maar verlos ons van het kwade.
De priester vervolgt:
Sta op, eindig uw gebed, en zeg: Amen.
De geloofsleerlinge staat op en zegt:
Amen.
De priester zegt tot den doopborg:
Teken haar.
tot de dopelinge:
Treed nader.
Weer bekruisen doopborg en priester de dopelinge op het voorhoofd:
In de Naam van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest.
De priester legt haar de hand op:
Laat ons bidden. - God van Abraham, God van Isaac, God |
Oremus. - Deus Abraham, Deus Isaac, Deus Ja- |
| |
| |
cob, Deus, qui Moysi famulo tuo in monte Sinai apparuisti, et filios Israël de terra Aegypti eduxisti, deputans eis Angelum pietatis tuae, qui custodiret eos die ac nocte: te quaesumus, Domine; ut mittere digneris sanctum angelum tuum de caelis, qui similiter custodiat et hanc famulam tuam N., et perducat eam ad gratiam baptismi tui. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
van Jacob, God, die op de berg Sinaï aan uw dienaar Moses zijt verschenen en de kinderen van Israël uit het land van Egypte hebt gevoerd, hun den engel van uw goedheid zendend om hen dag en nacht te beschermen; gewaardig U, vragen wij, Heer, ook nu uw heiligen engel uit de hemel te zenden om deze uw dienares N. te behoeden en haar tot de genade van uw doopsel te geleiden. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
Ergo, maledicte diabole, recognosce sententiam tuam, et da honorem Deo vivo et vero, da honorem Jesu Christo Filio ejus, et Spiritui Sancto, et recede ab hac famula Dei N., quia istam sibi Deus et Dominus noster Jesus Christus ad suam sanctam gratiam, fontemque baptismatis vocare dignatus est: et hoc signum sanctae Cru✠cis, quod nos fronti ejus damus, tu, maledicte diabole, numquam audeas violare. Per eundem Christum Dominum nostrum, qui venturus est judicare vivos et mortuos, et saeculum per ignem. ℟. Amen. |
Erken dan, vervloekte duivel, uw vonnis, en geef eer aan den levenden en waarachtigen God, geef eer aan zijn Zoon Jesus Christus en aan den Heiligen Geest, en ga uit van deze dienares Gods N., want onze God en Heer Jesus Christus heeft Zich gewaardigd haar te roepen tot zijn heilige genade en tot het bad van het doopsel. En waag het niet, vervloekte duivel, dit teken van het heilig kruis ✠, dat wij op haar voorhoofd drukken, ooit te schenden. Door denzelfden Christus onzen Heer, die zal komen oordelen levenden en doden, en de wereld door het vuur. ℟. Amen. |
Ten derden male zegt de priester:
Bid, uitverkorene, buig de knieën en zeg het Onze Vader.
De geloofsleerlinge knielt en bidt:
Onze Vader... maar verlos ons van het kwade.
De priester vervolgt:
Sta op, eindig uw gebed, en zeg: Amen.
De geloofsleerlinge staat op en zegt:
Amen.
De priester zegt tot den doopborg:
Teken haar.
| |
| |
tot de dopelinge:
Treed nader.
Weer bekruisen doopborg en priester de doopleerlinge op het voorhoofd:
In de Naam van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest.
De priester legt haar de hand op:
Ik bezweer u, onreine geest, bij den Vader ✠ en den Zoon ✠ en den Heiligen ✠ Geest, vertrek en ga uit van deze dienares Gods N. Hij immers beveelt het u, vervloekte en verdoemde, die de ogen van den blindgeborene heeft geopend en Lazarus op de vierde dag na diens dood uit het graf heeft doen opstaan. |
Exorcizo te, immunde spiritus, per Pa✠trem, et Fi✠lium, et Spiritum ✠ Sanctum, ut exeas, et recedas ab hac famula Dei N. Ipse enim tibi imperat, maledicte damnate, qui caeco nato oculos aperuit, et quatriduanum Lazarum de monumento suscitavit. |
Erken dan, vervloekte duivel, uw vonnis, en geef eer aan den levenden en waarachtigen God, geef eer aan zijn Zoon Jesus Christus en aan den Heiligen Geest, en ga uit van deze dienares Gods N., want onze God en Heer Jesus Christus heeft Zich gewaardigd haar te roepen tot zijn heilige genade en tot het bad van het doopsel. En waag het niet, vervloekte duivel, dit teken van het heilig kruis ✠, dat wij op haar voorhoofd drukken, ooit te schenden. Door denzelfden Christus onzen Heer, die zal komen oordelen levenden en doden, en de wereld door het vuur. ℟. Amen. |
Ergo, maledicte diabole, recognosce sententiam tuam, et da honorem Deo vivo et vero, da honorem Jesu Christo Filio ejus, et Spiritui Sancto, et recede ab hac famula Dei N., quia istam sibi Deus et Dominus noster Jesus Christus ad suam sanctam gratiam, fontemque baptismatis vocare dignatus est: et hoc signum sanctae Cru✠cis, quod nos fronti ejus damus, tu, maledicte diabole, numquam audeas violare. Per eundem Christum Dominum nostrum, qui venturus est judicare vivos et mortuos, et saeculum per ignem. ℟. Amen. |
| |
Gebed om verlichting
De priester legt nogmaals aan ieder der doopleerlingen de hand op en bidt vervolgens, terwijl hij de hand over hen houdt uitgestrekt (zo nodig in het meervoud):
Laat ons bidden. - Heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God, bron van licht en waarheid, ik smeek uw eeuwige en allerrechtvaardigste goedheid af |
Oremus. - Aeternam ac justissimam pietatem tuam deprecor, Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus, auctor luminis et |
| |
| |
veritatis, super hunc famulum tuum (hanc famulam tuam) N., ut digneris eum (eam) illuminare lumine intelligentiae tuae: munda eum (eam), et sanctifica: da ei scientiam veram, ut dignus (-a) efficiatur accedere ad gratiam baptismi tui, teneat firmam spem, consilium rectum, doctrinam sanctam, ut aptus (-a) sit ad percipiendam gratiam tuam. Per Christum Dominum nostrum. ℟. Amen. |
over deze(n) uw dienaar (-ares) N., opdat Gij U gewaardigt hem (haar) te verlichten met het licht van uw kennis; reinig en heilig hem (haar), geef hem (haar) de ware wijsheid, opdat hij (zij) waardig worde te naderen tot de genade van uw doopsel, een vast vertrouwen, een juist inzicht en de heilige leer beware, en zo geschikt moge worden uw genade te ontvangen. Door Christus onzen Heer. ℟. Amen. |
| |
Het binnenleiden in het kerkgebouw
De priester leidt den doopleerling de kerk binnen, terwijl deze het uiteinde van diens stool in de hand houdt. Als er meer dan één doopleerling is, houdt de eerste de stool in de hand en reikt de andere hand aan den tweede, die op zijn beurt den derde bij de hand houdt, enz. Ondertussen zegt de priester:
N., ingredere in sanctam ecclesiam Dei, ut accipias benedictionem caelestem a Domino Jesu Christo, et habeas partem cum illo et sanctis ejus. ℟. Amen. |
N., treed binnen in de heilige kerk van God, opdat gij van onzen Heer Jesus Christus de hemelse zegen ontvangt, en opdat gij deel moogt hebben met Hem en zijn heiligen. ℟. Amen. |
In de kerk gekomen knielt de dopeling neer en bidt in stilte. De priester legt hem nogmaals de hand op; daarna staat de dopeling op en bidt tezamen met den priester de Twaalf artikelen van het geloof en het Onze Vader.
Ik geloof in God den almachtigen Vader, Schepper van hemel en aarde. En in Jesus Christus, zijn enigen Zoon, onzen Heer; die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de Maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven; die nedergedaald is ter helle, de derde dag verrezen uit de doden; die opgestegen is ten hemel, zit aan de rechterhand van God den almachtigen Vader; vandaar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden. Ik geloof in den Heiligen Geest; de heilige katholieke Kerk; de gemeenschap van de heiligen; de vergeving van de zonden; de verrijzenis van het lichaam; het eeuwig leven. Amen.
Onze Vader, die in de hemel zijt; uw Naam worde geheiligd; uw rijk kome; uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze
| |
| |
schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven; en leid ons niet in bekoring; maar verlos ons van het kwade. Amen.
Nogmaals legt de priester hem de hand op en zegt vervolgens:
Het is u waarlijk niet onbekend, satan, dat u straffen en folteringen te wachten staan, de dag van het oordeel, de dag van de eeuwige straf: de dag die komen zal als een brandend vuur, waarin u en al uw engelen een eeuwige ondergang is bereid. Daarom, verdoemde en doemwaardige, geef eer aan den levenden en waarachtigen God, geef eer aan zijn Zoon Jesus Christus, geef eer aan den Heiligen Geest den Vertrooster, in wiens Naam en in wiens kracht ik u, onreine geest, wie gij ook zijt, gebied te wijken en uit te gaan van deze(n) dienaar (-ares) Gods N., die(n) dezelfde onze God en Heer Jesus Christus heden door zijn gave tot zijn heilige genade en zegening en tot het bad des doopsels heeft willen roepen; opdat hij (zij) door het water der wedergeboorte een tempel Gods zou worden tot vergeving van al zijn (haar) zonden. In de Naam van denzelfden Jesus Christus, onzen Heer, die zal komen oordelen levenden en doden, en de wereld door het vuur. ℟. Amen. |
Nec te latet, satana, imminere tibi poenas, imminere tibi tormenta, imminere tibi diem judicii, diem supplicii sempiterni; diem, qui venturus est velut clibanus ardens, in quo tibi, atque universis angelis tuis praeparatus sempiternus erit interitus. Proinde, damnate, atque damnande, da honorem Deo vivo et vero, da honorem Jesu Christo Filio ejus, da honorem Spiritui Sancto Paraclito, in cujus nomine atque virtute praecipio tibi, quicumque es, spiritus immunde, ut exeas, et recedas ab hoc famulo Dei N., quem (hac famula Dei N., quam) hodie idem Deus et Dominus noster Jesus Christus ad suam sanctam gratiam et benedictionem, fontemque baptismatis dono vocare dignatus est: ut fiat ejus templum per aquam regenerationis in remissionem omnium peccatorum. In nomine ejusdem Domini nostri Jesu Christi, qui venturus est judicare vivos et mortuos, et saeculum per ignem. ℟. Amen. |
| |
Het openen der oren
De priester bevochtigt zijn duim met speeksel en raakt de beide oren van den dopeling aan. Hij spreekt daarbij de woorden des Heren:
Ephpheta, dat is: Open u. |
Ephpheta, quod est: Adaperire. |
eveneens de neus:
Tot zoete geur. En gij, duivel, vlucht; want het oordeel Gods is nabij. |
In odorem suavitatis. Tu autem effugare, diabole; appropinquabit enim judicium Dei. |
| |
| |
| |
Verzaking aan den duivel
De priester vraagt:
Hoe is uw voornaam?
En de doopleerling antwoordt:
℟. N.
N., verzaakt gij den duivel?
℟. Ik verzaak.
En al zijn werken?
℟. Ik verzaak.
En al zijn ijdelheden?
℟. Ik verzaak.
| |
Zalving met olie
De priester zalft den dopeling, eerst op de borst, dan tussen de schouders, met de olie der geloofsleerlingen:
Ego te lineo ✠ oleo salutis in Christo Jesu Domino nostro in vitam aeternam. ℟. Amen. |
Ik zalf u ✠ met de olie des heils, in Christus Jesus onzen Heer, ten eeuwigen leven. ℟. Amen. |
Pax tibi. ℟. Et cum spiritu tuo. |
Vrede zij met u. ℟. En met uw geest. |
| |
Laatste bezwering
Over iederen doopleerling afzonderlijk spreekt de priester:
Exi, immunde spiritus, et da honorem Deo vivo et vero. Fuge, immunde spiritus, et da locum Jesu Christo Filio ejus. Recede, immunde spiritus, et da locum Spiritui Sancto Paraclito. |
Ga uit, onreine geest, en geef eer aan den levenden en waarachtigen God. Vlucht, onreine geest, en maak plaats voor Jesus Christus, zijn Zoon. Wijk terug, onreine geest, en maak plaats voor den Heiligen Geest, den Vertrooster. |
| |
Laatste geloofsbelijdenis
De priester verwisselt de paarse stool (en koorkap) tegen een witte. De dopeling wordt naar de doopvont geleid. Hier vraagt de priester, alvorens de eigenlijke doophandeling te verrichten, hem nogmaals uitdrukkelijk naar zijn geloof:
Hoe is uw voornaam?
℟. N.
N., gelooft gij in God den almachtigen Vader, Schepper van hemel en aarde?
℟. Ik geloof.
Gelooft gij in Jesus Christus, zijn enigen Zoon, onzen Heer, die geboren is en geleden heeft?
℟. Ik geloof.
Gelooft gij ook in den Heiligen Geest, de heilige katholieke Kerk, de gemeenschap van de heiligen, de vergeving van de
| |
| |
zonden, de verrijzenis van het lichaam, en het eeuwig leven?
℟. Ik geloof.
N., wat vraagt gij?
℟. Het doopsel.
Wilt gij gedoopt worden?
℟. Ik wil.
| |
Het doopsel
Terwijl de borg (of de beide borgen) den dopeling vasthouden, of hem tenminste aanraken, schept de priester water uit de vont en doopt hem in de Naam der allerheiligste Drievuldigheid:
N., ik doop u in de Naam van den Vader ✠ en den Zoon ✠ en den Heiligen ✠ Geest. |
N., ego te baptizo in nomine Pa✠tris, et Fi✠lii, et Spiritus ✠ Sancti. |
Bij het voorwaardelijke doopsel zegt de priester:
Indien gij niet gedoopt zijt, doop ik u in de Naam van den Vader ✠ en den Zoon ✠ en den Heiligen ✠ Geest. |
Si non es baptizatus (-a), ego te baptizo in nomine Pa✠ tris, et Fi✠lii, et Spiritus ✠ Sancti. |
| |
Zalving met chrisma
De priester zalft den pasgedoopte met het heilig chrisma kruisgewijs op de kruin, en zegt:
De almachtige God, Vader van onzen Heer Jesus Christus, die u uit water en den Heiligen Geest heeft doen herboren worden en die u vergiffenis van alle zonden heeft geschonken, Hij zalve ✠ u met het chrisma des heils, in denzelfden Christus Jesus onzen Heer, ten eeuwigen leven. ℟. Amen. |
Deus omnipotens, Pater Domini nostri Jesu Christi, qui te regeneravit ex aqua et Spiritu Sancto, quique dedit tibi remissionem omnium peccatorum, ipse te liniat ✠ chrismate salutis in eodem Christo Jesu Domino nostro in vitam aeternam. ℟. Amen. |
Vrede zij met u. ℟. En met uw geest. |
Pax tecum. ℟. Et cum spiritu tuo. |
De priester reikt hem het witte kleed:
Ontvang het witte kleed, en blijf het dragen zonder smet tot voor de rechterstoel van onzen Heer Jesus Christus, opdat gij het eeuwige leven moogt verkrijgen. ℟. Amen. |
Accipe vestem candidam, quam perferas immaculatam ante tribunal Domini nostri Jesu Christi, ut habeas vitam aeternam. ℟. Amen. |
en de brandende kaars:
Ontvang de brandende kaars, en bewaar uw doopsel onberispelijk; onderhoud Gods geboden, opdat, als de Heer ter bruiloft |
Accipe lampadem ardentem, et irreprehensibilis custodi baptismum tuum: serva Dei mandata, ut, cum |
| |
| |
Dominus venerit ad nuptias, possis occurere ei una cum omnibus sanctis in aula caelesti, et vivas in saecula saeculorum. ℟. Amen. |
komt, gij Hem met alle heiligen in het hemels hof tegemoet kunt gaan en moogt leven in de eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
Ten slotte neemt de priester afscheid van den dopeling met de woorden:
N., vade (ite) in pace, et Dominus sit tecum (vobiscum). ℟. Amen. |
N., ga(at) in vrede, en de Heer zij met u. ℟. Amen. |
|
|