Groot gebedenboek ten gebruike van katholieke christenen voor alle dagen en tijden van het jaar en alle omstandigheden des levens
(1951)–Cornelis Adrianus Bouman– Auteursrecht onbekend
[pagina 391]
| |
welke de priester bij ons doopsel heeft uitgesproken, of bidden de volgende gebeden. | |
De antifoon ‘vidi aquam’De zang ‘Vidi aquam’ welke bij de zegening vóór de hoogmis gedurende de Paastijd wordt gezongen, herinnert ons aan het doopsel. Het water dat de profeet (Ez. 47, 1) aan de rechterzijde uit het heiligdom zag vloeien, is het reinigende water uit Christus' zijdewonde, het beeld van het doopsel, waardoor wij deelhebben aan de verlossende dood en de verheffing des Heren. Met den psalmist loven wij God voor zijn goedheid. Ik zag water vloeien uit de tempel aan de rechterzijde, alleluja; en allen tot wie dit water is gekomen, zijn behouden, en zij zullen zeggen: Alleluja, alleluja. | |
Gebeden van de heilige Gertrudis de GroteWij herinneren ons de verschillende plechtigheden van het doopsel en vragen God trouw te mogen blijven aan wat ons daardoor werd betekend. Heer God, waarachtig Schepper en Verlosser, Gij hebt mij getekend met het heilig licht van uw aanschijn, mij verlost door de kostbare prijs van het bloed van uw eniggeboren Zoon, en mij bij het doopsel door de kracht van uw Geest doen herboren worden tot de hoop op het eeuwig leven. Geef dat ik met een oprecht, een volmaakt en zuiver hart metterdaad verzaak aan den duivel en aan al zijn werken en ijdelheden. Doe mij, mijn God en Schepper - door Jesus Christus uw Zoon, die de weg, de waarheid en het leven is, en door de werking van den Heiligen Geest - getrouw in U geloven met een eerlijk en vurig geloof, dat getooid is met werken des levens; en geef mij dat ik, vast aan U gehecht, tot het einde toe onwankelbaar in U volharde. Onder de schaduw van uw hand bescherm mij, beminnelijke Jesus, en ondersteun mij met uw kracht. Open mij de deur van uw goedheid, opdat ik, na het zout der wijsheid gesmaakt te hebben, naar waarheid vrij moge zijn van alle aardse begeerlijkheid, de zoete geur van uw onderrichtingen verspreide door U blijmoedig in uw heilige Kerk te dienen, en van dag tot dag in deugd moge toenemen. Jesus, Zon van gerechtigheid, bekleed mij met U, opdat ik naar uw voorbeeld leve. Geef dat ik onder uw leiding het kleed van de onschuld van mijn doopsel wit en zonder smet beware, en het eens ongeschonden moge tonen voor uw rechterstoel, opdat ik het bezitte ten eeuwigen leven. Jesus, niet te doven Licht, ontsteek in mij onblusbaar de brandende fakkel van uw liefde. Leer mij onberispelijk trouw te zijn aan mijn doopsel; opdat ik, wanneer ik op uw roepstem zal komen tot het bruiloftsmaal, bereid moge zijn om binnen te gaan en de heerlijkheden van het eeuwig leven waardig zij, en ik U, waarachtig Licht, en het van zoetheid overvloeiend aan- | |
[pagina 392]
| |
schijn van uw goddelijkheid moge aanschouwen. Amen. Verdrijf van mij, Heer, alle boze en onzuivere geest, die zich zoekt te verbergen in mijn hart: de geest van dwaling, van boosheid en hebzucht, van leugen en onreinheid, aangezet door de inblazingen van den duivel. Maak dat ik een trouw schaap zij van de heilige kudde van uw Christus, een waardig lid van uw Kerk, een heilig vat, een kind des lichts en een erfgenaam van uw koninkrijk; opdat ik leve volgens uw geboden, uw zegel onverlet behoede, het witte kleed van mijn doopsel onbesmet beware, en dele in het geluk van uw heiligen in uw koninkrijk. Door de genade en de liefde van uw enigen Zoon, met wien Gij, in gemeenschap met uw heiligen, goeden en levendmakenden Geest, gezegend zijt in alle eeuwigheid. Amen. | |
De geloofsbelijdenis van het concilie van Trente en het concilie van het VaticaanBij de plechtige hernieuwing der doopbeloften welke op vele plaatsen door de kinderen aan het eind van het godsdienstonderricht tijdens de schooljaren wordt verricht, wordt plechtig de geloofsbelijdenis gezegd, zoals dit sinds de eerste geschiedenis der Kerk geschiedde bij het doopsel. Bij deze gelegenheid wordt meestal de geloofsbelijdenis uitgesproken, zoals zij werd vastgesteld door het concilie van Trente en aangevuld door het concilie van het Vaticaan. Ik N. geloof vast en belijd openlijk al hetgeen de geloofsbelijdenis van de heilige Roomse Kerk behelst, te weten: Ik geloof in één God, Vader almachtig, Schepper van hemel en aarde, van alle zichtbare en onzichtbare dingen. En in één Heer Jesus Christus, Gods eniggeboren Zoon; en uit den Vader geboren vóór alle eeuwen; God van God, Licht van Licht, waren God van waren God; geboren, niet gemaakt, één in wezen met den Vader; door Hem zijn alle dingen gemaakt; die om ons mensen en om ons heil uit de hemel is nedergedaald; en het vlees heeft aangenomen door den Heiligen Geest uit de Maagd Maria, en mens is geworden; die voor ons ook werd gekruisigd, onder Pontius Pilatus heeft geleden en begraven is; en Hij is verrezen ten derden dage, volgens de Schriften; en Hij is opgeklommen ten hemel, zit aan de rechterhand des Vaders; en Hij zal wederkomen met heerlijkheid om te oordelen over levenden en doden; en er zal geen einde zijn aan zijn rijk. En in den Heiligen Geest, den Heer en Levendmaker, die uit den Vader en den Zoon voortkomt; die met den Vader en den Zoon tezamen wordt aanbeden en gelijkelijk verheerlijkt; die gesproken heeft door de profeten. En in de éne, heilige, katholieke en apostolische Kerk. Ik belijd één doopsel tot vergeving der zonden. En ik verwacht de verrijzenis der doden, en het leven van de komende heerlijkheid. Amen. | |
[pagina 393]
| |
Ik geloof en neem vast aan de apostolische en kerkelijke overleveringen, en alle andere gebruiken en instellingen van dezelfde Kerk. Ook neem ik de heilige Schrift aan volgens de zin die onze Moeder de heilige Kerk heeft gehouden en nog houdt, aan wie het toekomt te oordelen over de ware zin en de uitlegging van de heilige Schrift; en ik zal die nooit verstaan of uitleggen, dan volgens het algemene gevoelen van de vaderen. Ik belijd ook, dat er waarlijk en eigenlijk zeven Sacramenten van de nieuwe Wet zijn, ingesteld door Jesus Christus onzen Heer, en tot zaligheid van de mensen noodzakelijk, ofschoon zij niet alle voor eenieder nodig zijn, namelijk; het Doopsel, het Vormsel, het heilig Sacrament des Altaars, de Biecht, het laatste Oliesel, het Priesterschap en het Huwelijk; en dat deze Sacramenten genade geven; ook dat het Doopsel, het Vormsel en het Priesterschap, zonder heiligschennis, niet meer dan ééns kunnen worden ontvangen. Ik neem aan de aangenomen en goedgekeurde gebruiken van de Katholieke Kerk bij de plechtige bediening van de genoemde Sacramenten.
Ik neem ook aan en keur goed al hetgeen de heilige Kerkvergadering van Trente over de erfzonde en de rechtvaardigmaking heeft beslist en uitgesproken. Ook belijd ik, dat in de Mis een ware, eigenlijke en verzoenende offerande voor levenden en doden aan God wordt opgedragen; en dat in het Allerheiligste Sacrament des Altaars het Lichaam en Bloed van onzen Heer Jesus Christus, met zijn ziel en zijn Godheid waarlijk, inderdaad en in wezen tegenwoordig is, en dat de gehele zelfstandigheid van het brood in zijn Lichaam en de gehele zelfstandigheid van de wijn in zijn Bloed wordt veranderd, welke verandering in de Katholieke Kerk ‘Transsubstantiatie’ wordt genoemd. Ook belijd ik, dat men onder iedere gedaante Christus, geheel en volkomen, in het Sacrament waarlijk ontvangt.
Ik geloof vast dat er een vagevuur is, en dat de zielen aldaar door de voorbeden van de gelovigen worden geholpen; en eveneens, dat men de Heiligen, die met Christus heersen, mag eren en aanroepen; dat zij God voor ons bidden, en dat men hun overblijfselen mag vereren.
Ik belijd vast, dat men de beelden van Christus, van de altijd Maagd gebleven Moeder van God, en van andere Heiligen mag hebben en behouden, en aan deze de verschuldigde eer en achting bewijzen.
Ik belijd ook, dat de macht om aflaten te verlenen door Christus in de Kerk is achtergelaten, en dat het gebruik van de aflaten het Christenvolk allerheilzaamst is.
Ik erken de Heilige, Katholieke, Apostolische, Roomse | |
[pagina 394]
| |
Kerk als de Moeder en Meesteres van alle Kerken; en ik beloof en zweer oprechte gehoorzaamheid aan den Roomsen Paus, die de opvolger van den Vorst der Apostelen, den heiligen Petrus, en de Stedehouder van Jesus Christus is.
Ik neem ook aan en belijd zonder enige twijfeling al het overige, wat door de heilige Kerkregels en door de algemene Kerkvergaderingen, bijzonder door de heilige Kerkvergadering van Trente en door die van het Vaticaan, is geleerd, vastgesteld en uitgesproken, inzonderheid over het opperherderschap van den Paus van Rome en diens onfeilbaar leraarsambt. Ik veroordeel, verwerp en doem tevens al hetgeen daartegen is, en alle ketterijen die door de Kerk zijn veroordeeld, verworpen en gedoemd.
Dit waar katholiek geloof, buiten hetwelk niemand kan zalig worden en dat ik thans vrijwillig belijd, en in waarachtigheid houd, dit zelfde geloof beloof en zweer ik N. met de hulp van God, tot de laatste adem van mijn leven geheel en onvervalst te zullen behouden en belijden (en naar mijn best vermogen te zullen zorgen, dat het door mijn onderhorigen, en door degenen die mij in mijn ambtsbetrekking zijn toevertrouwd, altijd worde gehouden, onderwezen en verkondigd). Zo helpe mij God en deze heilige Evangeliën Gods. |
|