De biecht
Als wij voor den priester zijn neergeknield, vragen wij zijn zegen:
Eerwaarde Vader, geef mij uw zegen.
De priester zegent ons:
Dominus sit in corde tuo et in labiis tuis, ut rite confitearis omnia peccata tua, in nomine Patris, et Filii, et Spiritus Sancti. Amen. |
De Heer zij in uw hart en op uw lippen, opdat gij waardig uw zonden moogt belijden. In de Naam van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. Amen. |
En wij beginnen onmiddellijk met onze belijdenis. Biechten wij niet bij onzen gewonen biechtvader, dan beginnen wij de belijdenis als volgt:
Mijn laatste biecht is geweest... (weken of maanden) geleden.
Na de belijdenis luisteren wij aandachtig en met eerbied naar de vermaningen en raadgevingen van den biechtvader. Nadat hij ons de penitentie heeft opgelegd, bidden wij voor het kruisbeeld een oefening van berouw.
Barmhartige God, ik heb spijt over mijn zonden, omdat ik uw straffen heb verdiend, maar vooral, omdat ik U, mijn grootsten Weldoener en het hoogste Goed, heb beledigd. Ik verfoei al mijn zonden en beloof, met de hulp van uw genade, mijn leven te beteren en niet meer te zondigen. Heer, wees mij zondaar genadig!
onderwijl spreekt de priester de absolutie over ons uit:
Misereatur tui omnipotens Deus, et, dimissis peccatis tuis, perducat te ad vitam aeternam. Amen. |
De almachtige God ontferme Zich over u, vergeve uw zonden, en geleide u ten eeuwigen leven. Amen. |
Indulgentiam, absolutionem, et remissionem peccatorum tuorum tribuat tibi omnipotens et misericors Dominus. Amen. |
Vergeving, vrijspraak en kwijtschelding uwer zonden verlene u de almachtige en barmhartige God. Amen. |
Dominus noster Jesus Christus te absolvat; et ego auctoritate ipsius te absolvo ab omni vinculo excommunicationis et interdicti, in quantum possum, et tu indiges. Deinde ego te absolvo a peccatis tuis, in no- |
Onze Heer Jesus Christus moge u vrijspreken; en ik, op zijn gezag, spreek u vrij van alle band van excommunicatie en interdict, voor zover dit in mijn vermogen is en gij dit behoeft. En vervolgens ontsla ik u van uw zonden, in de Naam van den |