door onze daden en woorden, door nalatigheid, of zelfs door onvoorzichtigheid, anderen ergernis geven;
aan anderen, in het bijzonder aan hen met wie wij regelmatig verkeren, de hoogachting en voorkomendheid onthouden, waarmee wij ook zelf wensen te worden behandeld;
ons verheugen over het ongeluk van iemand, zelfs van onzen vijand, of iemand zijn voorspoed misgunnen.
Zowel de deugd van naastenliefde als de deugd van rechtvaardigheid gebiedt ons onze ouders te eren, hen te gehoorzamen en hen te helpen (vierde gebod). Eenzelfde plicht hebben wij ten opzichte van al onze overheden en van ons vaderland.
De RECHTVAARDIGHEID is de deugd, volgens welke wij ieder het zijne laten of ieder het zijne geven. De zonden tegen deze deugd zijn des te zwaarder naarmate het toegebrachte nadeel groter is. Bijzonder zwaar zijn deze zonden, als wij onrechtvaardig zijn ten opzichte van ondergeschikten en ten opzichte van hen wier belangen ons zijn toevertrouwd.
Wij zondigen tegen de rechtvaardigheid, als wij:
iemand zonder noodzaak doden of verwonden (vijfde gebod); iemand beledigen;
ons schuldig maken aan diefstal, overwinst, het onrechtvaardig behouden van gevonden goed, afpersing, verkwisting van wat wij rechtens voor het onderhoud van ouders of gezin hadden moeten gebruiken, oneerlijke concurrentie, het voeren van een onrechtvaardig civiel proces (zevende gebod); een verkeerd gebruik maken van de tijd van betaalde arbeid; afgunstig zijn op het rechtmatig bezit van anderen (tiende gebod).
Een wraakroepende zonde is het een arbeider zijn billijk loon te onthouden.
Eveneens is het een wraakroepende zonde als wij oneerlijk of zelfs maar nalatig zijn in het beheer van goederen van armen, weduwen en wezen.
Bovendien verbiedt het achtste gebod:
onwaarheid te spreken;
door een leugen iemands goede naam aan te tasten (laster); zonder voldoende reden het kwaad van iemand bekend te maken (kwaadspreken);
iemand lichtvaardig te beoordelen;
een ambtsgeheim te schenden; al deze dingen aan te moedigen of toe te laten.
Het berouw over zonden van onrechtvaardigheid is onoprecht, als wij niet het vaste voornemen hebben het toegebrachte nadeel zo goed mogelijk te herstellen (restitutie of eerherstel). Is direct herstel niet meer mogelijk, dan zijn wij gehouden onrechtvaardig verkregen goederen weg te schenken. In dit alles moeten wij nauwkeurig de aanwijzingen van den priester opvolgen.
Tot de hoofddeugd van Matigheid behoort allereerst de deugd van KUISHEID, welke het gebruik regelt van de geslachtelijke vermogens en ons daardoor dichter brengt tot de liefde tot God. In het huwelijk van gedoopten is de liefde tussen man en vrouw (en dus alle betuigingen van liefde en het geslachtelijk verkeer) geheiligd door het teken van Christus' liefde tot de Kerk, welk teken