| |
| |
| |
V. Andere gebeden
Uit de geschriften van heiligen en vromen
Voor de communie
Verlevendigen wij ons geloof in Christus en in zijn heilige Geheimen met de woorden van den heiligen Bernardus:
WAARLIJK leven wij in de schaduw van Christus, nu wij wandelen door het geloof en met zijn eigen Vlees worden gevoed, opdat wij het leven zouden hebben. Het Vlees van Christus is waarlijk spijs. Hij toch is de goede herder, die zijn leven geeft voor zijn schapen. Hij geeft voor hen zijn leven, en Hij geeft hun zijn Vlees; dat als hun losprijs, dit als hun voedsel. O welk een wonder! Hij die de herder is, is tevens zelf weide en koopprijs.
| |
Gebeden om vergeving
Zoon van God, diep gebogen voor het Sacrament van uw kostbaar Lichaam en Bloed, belijd ik mij schuldig aan alle zonden welke ik tot op dit uur heb bedreven, en deemoedig vraag ik U om vergiffenis, goede Koning Jesus Christus. Ik smeek U, dat Gij mij door uw mededogen deel laat hebben aan dit heilig Sacrament; dat Gij in uw medelijden mij deelgenoot maakt van uwe barmhartigheid, dit is: van uwe verlossing; dat Gij mij in dit sterfelijk leven verlost van de listen des duivels en van het bederf der zonde, van de smaad, welke afgunstige mensen mij aandoen, en van een plotselinge dood; en geef aan al mijn vrienden, levende en overledene, dit is aan alle christenen, de eeuwige zaligheid en het licht van de eeuwige aanschouwing.
Heer Jesus Christus, ik ben niet waardig, dat Gij komt onder mijn dak; doch, Heer, genees mij door uw grote ontferming, en ik zal gezond zijn; kom mij te hulp, en ik zal gered zijn, want Gij zijt mijn glorie. Verleen mij, Heer mijn God, dat ik uw Lichaam hier tegenwoordig en uw heilig Bloed niet ontvange tot veroordeling of ten verderve, maar tot heil mijner ziel; dat zij mij strekken tot welzijn van ziel en lichaam ten eeuwigen leven.
Zie, allergenadigste Jesus, wat ik verlangd heb, zie ik thans voor mij; zie, zeer milde Jesus, wat ik begeerd heb, is nu in mijn bezit. Daarom vraag ik U, dat ik eens met U verenigd moge zijn in de hemel, ik die vol vreugde uw Lichaam en Bloed ontvang hier op aarde.
| |
Gebed van Thomas a Kempis
Op U richt ik mijn ogen; op U vertrouw ik, mijn God, Vader van ontferming. Zegen en heilig mijn ziel met uw hemelse zegening, opdat zij uw heilige woning worde en de
| |
| |
troon van uw eeuwige heerlijkheid; opdat er niets in deze tempel uwer hoogheid worde gevonden, dat een belediging is voor de ogen uwer Majesteit.
Zie op mij neder volgens uw grote liefde en uw menigvuldige ontferming, en verhoor het gebed van uw armen dienaar, die toeft in de verre ballingschap van de schaduw des doods. Bescherm en bewaar de ziel van uw dienaar te midden van zoveel gevaren van dit vergankelijke leven; en door de hulp van uw genade, geleid hem op de weg des vredes tot het vaderland van de eeuwige heerlijkheid.
| |
Gebed van Erasmus van Rotterdam
Welke tong of welke geest zou U waardig kunnen danken, Heer Jesus, voor de onzegbare liefde welke Gij ons bewijst. Om den gevallen mens te verlossen hebt Gij U gewaardigd mens te worden en U te bekleden met al de zwakheden onzer natuur. Vervolgens hebt Gij U, hoewel een lam van alle smetten vrij, op het altaar des kruises voor ons ten offer gebracht, en de schuld voor onze zonden ingelost om ons met uw Vader te verzoenen. Geheel uw leven en dood hebt Gij voor ons weggeschonken, aan ons geofferd en toegewijd. En nog was U dit in uw goedheid niet voldoende; maar om ons zulk een liefde nimmer te doen vergeten en ons vertrouwen op U steeds levendig te houden, voedt Gij onze zielen, vanuit de hemel waar Gij heerst in heerlijkheid, telkens weer met de spijs van uw Lichaam en verblijdt Gij haar met de heilige beker van uw Bloed. Moge uw Geest, bid ik U, mijn hart zuiveren, opdat ik niet onwaardig nader trede tot het hemels gastmaal en tot deze dis waarvoor zelfs de engelen huiveren van eerbied. Maar geef dat ik, door de uitstorting uwer volheid in het binnenste van mijn geest, moge groeien tot uwe maat, en door geestelijke wasdom gesterkt, volharde in de zalige gemeenschap van uw mystiek lichaam, dat Gij zozeer met U verenigd wilt zien als Gij verenigd zijt met den Vader door de liefde van den Heiligen Geest, wien lof zij en dankzegging in alle eeuwigheid. Amen.
| |
Gebed van den eerbiedwaardigen Ludovicus Blosius
O altijd stromende Bron van barmhartigheid, besproei Gij mijn ziel, want ik dorst naar U en verzucht naar U met al het verlangen mijns harten. Geef mij een zuivere, sterke en bestendige liefde, die mij geheel vervult en in U herschept, opdat ik al de dagen van mijn leven voor U een zoetgeurend brandoffer moge zijn.
O goede Herder, stil de honger van uw armen dienaar, verlicht mijn verblinde geest met de luister uwer tegenwoordigheid, verwarm mijn koud hart door de gloed uwer liefde. Laat het zoet geweld
| |
| |
uwer heilige liefde mij overmeesteren; laat die zuivere vlammen mij louteren, geheel doordringen en vervoeren, opdat ik naar U streve, naar U verlange en onafscheidelijk met U verbonden zij.
Kom, zoete Jesus, mijn God en mijn Heil, daal neder in mijn hart, dat tot U roept met smachtend verlangen; treed binnen in het binnenste mijner ziel. Maar vóór Gij uw intrek in haar neemt, reinig haar eerst van alle smetten. Want U, den allerreinsten God, past een reine woonplaats. Geef dat ik van liefde voor U blake; geef dat ik mijzelf vergete, dat ik niets kenne en niets beminne dan U, en mijn vreugde en mijn rust slechts vinde in U, mijn zoete Jesus. Amen.
| |
Gebed om liefde van de heilige Margareta van Cortona
Zie mij hier voor U, mijn Verlosser; ik verlang U te beminnen, en wel: U te beminnen zoveel mij dit mogelijk is. Ik werp mij in de armen uwer ontferming; ik wil mijzelf verlaten en vergeten om nog slechts te denken aan U, om nog slechts U lief te hebben, om mij slechts te laten leiden door U, mijn souverein, mijn schat, mijn leven. Gij immers, mijn Verlosser, zijt de enige die mij kan doen leven, de enige vreugde die mij verblijden kan; Gij zijt mijn rust, de rijkdom mijner ziel, mijn Bruidegom en Vader, mijn God en mijn al.
| |
Gebed van Bossuet
over de hoop op de eeuwige heerlijkheid, welke ons in de communie wordt geschonken
Mijn God en Heer Jesus Christus, op U hoop ik, en ik zal niet beschaamd worden, maar de goederen des Heren aanschouwen in het land der levenden. U, Heer, zal ik eenmaal aanschouwen; ik zal U bezitten in de hemel, en Gij zult mij vervullen met uw vreugde door mij uw aanschijn te tonen. Dit is mijn hoop en dit is mijn waarachtig leven. Gij hebt mij, Heer, uw woord, uw belofte en uwe waarheid tot pand gegeven, opdat ik zeker zou zijn van uw goedheid en mijn eeuwig geluk. En om mij hiervan nog meer te overtuigen, geeft Gij mij uw Lichaam en uw Bloed. Hoe kan ik er aan twijfelen, Heer, dat Gij mij eens Uzelven zult schenken in de hemel, nu ik U hier op aarde reeds ten volle bezit?
Loof, mijn ziel, den Heer; en al wat in mij is love zijn heilige Naam. Gij komt tot mij, o Jesus, want in dit Sacrament schenkt Gij U geheel en al, met uw lichaam en bloed, met uw heilige ziel en uw eeuwige godheid; Gij schenkt mij geheel uw aanbiddelijke Persoon.
Hoewel ik U in deze ballingschap, Heer, bezit in verhulde gedaante, zijt Gij toch Dezelfde dien ik eens onverhuld zal bezitten in de hemel. Kom daarom tot mij, Heer Jesus, en vervul mij met U; laat mij nu reeds de smaak genieten
| |
| |
van het hemelse gastmaal, waar Gij de eeuwige spijze zult zijn van mensen en engelen. Neem mij nu reeds bij de hand, o Heer, opdat ik U eenmaal van aangezicht tot aangezicht moge aanschouwen.
Mijn ziel, vind in Jesus Christus een hoop welke zoveel verhevener is en sterker dan de verwachting van de vergankelijke goederen dezer wereld. Want zelfs al zouden wij hier op aarde een koninkrijk verwachten, wat is het anders dan ijdele glorie, de schittering van een enkele dag, een drukkende last voor ons geweten? Maar eens, Heer, zal ik met U heersen in eeuwigheid. Mijn ziel zal gelukkig zijn, want zij zal uw heerlijkheid aanschouwen. Mijn lichaam zal vervuld worden met uw glorie en uw leven, omdat reeds hier op aarde uw Lichaam in mij zijn kracht heeft gewerkt. Want wie U eet, zal nimmer sterven, maar Gij zult hem opwekken op de jongste dag. Gij hebt dit gezegd, en ik geloof het. Eens, als de dood mij nadert, zult Gij, Jesus, mij te midden van de duisternissen van dat laatste ogenblik tot teerspijze zijn; ik zal dan niet vrezen, omdat Gij bij mij zijt. Mijn vlees zal rusten in vrede, en het bederf zal geen macht over mij behouden. Gij zult mij de wegen des levens tonen, mij verblijden door de aanschouwing van uw aangezicht, en mij voor eeuwig overstelpen met hemelse geneugten.
Hoe goed is het mij dat ik mij hecht aan mijn God, en in Hem mijn vertrouwen stel.
| |
Verzuchtingen van de eerbiedwaardige Margareta van het heilig sacrament
U behoort mijn leven, o goddelijk Licht, dat nimmer door enige schaduw werd verduisterd. U behoort mijn leven, eeuwige Reinheid, nimmer door enige smet ontwijd. Ja, wees Gij mijn enige liefde, brandende liefdevlam van mijn God. Kom, Jesus, mijn Koning, oneindige heiligheid, ongeschapen schoonheid altijd oud en altijd nieuw, goddelijke Bruidegom mijner ziel. O kom, mijn God; kom, mijn liefde en mijn al, mijn enig leven.
Ook kan men bidden de volgende gebeden, waarin Thomas a Kempis alle gevoelens heeft samengevat, welke ons bij het ontvangen van de heilige Geheimen moeten bezielen.
‘Komt tot Mij, gij allen die belast en beladen zijt, en Ik zal u verkwikken’. O, hoe zoet is voor het oor van den zondaar dit vriendenwoord, waarmede Gij, mijn Heer en God, den ellendige en arme uitnodigt tot de gemeenschap van uw allerheiligst Lichaam. Want hiertoe word ik aangespoord, door deze woorden, zo vol goedheid, zoetheid en liefde. Maar mijn zonden beangstigen mij, en mijn onrein geweten verbiedt mij zulke grote geheimen te ontvangen. Gij echter gaat voort mij te vermanen om vertrouwvol tot U te komen, als ik deel aan U
| |
| |
wil hebben; om de spijze der onsterfelijkheid te ontvangen, als ik de heerlijkheid van het eeuwig leven wil verwerven.
Maar wie ben ik, Heer, dat ik zou wagen tot U te naderen. Zie, de hemelen kunnen U niet bevatten, en toch zegt Gij: Komt allen tot Mij. De engelen en aartsengelen deinzen van eerbied terug, de heiligen en rechtvaardigen sidderen van vrees; en Gij zegt: Komt allen tot Mij. Als Gij zelf dit niet zeidet, Heer, wie zou geloven dat het waar was? Als Gij ons niet beval, wie zou het bestaan tot U te naderen? Moses, uw grote dienaar en bijzondere vriend, maakte een ark uit onbederfelijk hout en bekleedde haar met allerzuiverst goud, om er de Wetstafelen in neder te leggen. En ik, bedorven schepsel, zal het wagen U, den Maker der Wet en den Gever des levens, zo lichtvaardig te ontvangen? Toch is er een zeer groot verschil tussen de ark des verbonds met de gedachtenissen welke zij bevatte en uw allerzuiverst Lichaam met zijn oneindige volmaaktheden; tussen de offers der Wet, welke slechts voorafbeeldingen waren van wat komen ging, en de waarachtige offerande van uw Lichaam, welke de vervulling is van alle vroegere offers.
Vertrouwend echter op uw goedheid en uw grote ontferming, nader ik tot U, o Heer, de zieke tot den geneesheer, de hongerige en dorstige tot de bron des levens, de arme tot den Koning des hemels, de dienaar tot zijn meester, het schepsel tot zijn Schepper, de geheel verlatene tot zijn teerhartigen vertrooster. Want dit hoogste en allerheiligste Sacrament is het heil van ziel en lichaam, het geneesmiddel voor alle geestelijk lijden, waardoor mijn fouten worden genezen, mijn hartstochten beteugeld, de bekoringen weggenomen of krachteloos gemaakt, een grotere genade wordt ingestort, de nog tere deugd wordt ontwikkeld, het geloof wordt gesterkt, de hoop wint aan kracht, en de liefde wordt ontstoken en verwijd. Want vele goederen hebt Gij in dit Sacrament geschonken en schenkt Gij nog altijd aan uw geliefden die dit godvruchtig nuttigen, o Beschermer van mijn ziel, Hersteller van de menselijke zwakheid en Gever van alle innerlijke troost. Wie toch, die nederig nadert tot de bron van zoetheid, draagt niet een weinig zoetheid er van weg? Of wie, die bij een laaiend vuur staat, ontvangt er niet een weinig warmte? Gij zijt deze bron, altijd vol en overvloeiend, dit altijd laaiende en nimmer dovende vuur.
Daarom, mijn Heer en God, mijn Schepper en Verlosser wil ik U ontvangen met zulk een gevoelen, eerbied en lofprijzing, met zulk een dankbaarheid, waardigheid en liefde, in zulk een geloof, hoop en reinheid, als U ontvangen en verlangd heeft uw allerheiligste Moeder, de roemrijke
| |
| |
Maagd Maria, toen zij den engel die haar het geheim der menswording boodschapte, nederig en godvruchtig ten antwoord gaf: ‘Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord’. In de eenvoud mijns harten wijd ik U mijzelven tot uw eeuwigen dienaar, als een offer tot uw voortdurende lof. Neem mij aan tegelijk met deze heilige offerande van uw kostbaar Lichaam, welke ik U breng in het bijzijn van de engelen die mij onzichtbaar omringen, opdat zij strekke tot mijn heil en tot dat van geheel uw volk.
In deze gezindheid kom ik tot U, mijn Heer en mijn God, voor wien geheel mijn binnenste openligt en die alleen mij op volmaakte wijze kunt troosten en bijstaan. Gij weet waaraan ik bovenal behoefte heb; Gij weet hoe arm ik ben aan deugden. Zie, ik sta voor U in mij armoede en naaktheid, en vraag en smeek om uw genade en ontferming. Verkwik uw hongerigen bedelaar, verwarm mijn kilheid met het vuur van uw liefde, verlicht mijn blindheid door de luister uwer tegenwoordigheid. Laat mij niet hongerig en dor van U heengaan, maar handel met mij volgens uw ontferming, gelijk Gij zo dikwijls heerlijk hebt gewerkt in uw heiligen. Wees Gij alleen mijn zoetheid, nu en tot in eeuwigheid, omdat Gij alleen mijn voedsel zijt en drank, mijn liefde en mijn vreugde. Ontferm U, Heer, ontferm U over hen die uw barmhartigheid afsmeken, geef uw genade aan wie haar behoeven, en maak ons zodanig dat wij waardig worden uw genade te genieten en tot het eeuwig leven te komen, als de dag aanbreekt van uw eeuwige klaarheid en de schaduwen der voorafbeelding zullen verdwijnen.
| |
Na de communie
In zijn geschrift over de voorbereiding tot de mis onderricht ons de heilige Bonaventura als volgt aangaande de dankzegging na de communie:
Als gij na de communie in het geheel geen geestelijke verkwikking bespeurt, kan dit een teken zijn dat gij geestelijk ziek zijt of zelfs gestorven. Want gij hebt een vuur in uw binnenste gebracht, en gevoelt geen warmte; gij hebt honing ontvangen in uw mond, en proeft geen zoetheid. Als gij echter enige vertroosting bespeurt, schrijf dit dan niet aan uzelf toe, maar aan Gods onmetelijke goedheid, welke zich uitstrekt ook tot de bozen, en onwaardigen vertroost. En zeg in uw hart: ‘Hij heeft mij met zijn weldaden overstelpt, opdat ik mijn ellende zou verachten. Als Hij reeds zo met mij handelt, nu ik een zondaar ben, wat zal Hij dan wel doen als ik mijn leven heb gebeterd? Daarom wil ik mijzelf veranderen uit geheel mijn krachten en Hem voor altijd aanhangen’. Denk echter niet dat gij dit uit uzelf vermoogt; gij kunt het alleen met de hulp van zijn genade.
| |
| |
| |
Dankgebed van Balduinus van Kantelberg
Hoe groot is uw goedheid, Heer, dat Gij U niet hebt ontzien Uzelf door de hand van uw dienaar in mijn hart te doen voeren. Hoe groot ook, Heer, is mijn waardigheid en mijn vrijheid; Gij immers hebt mij in staat gesteld en mij een vrije wil geschonken, opdat ik zou kunnen verwerpen wat U mishaagt, het goede zou kunnen kiezen wat U aangenaam is, en U op deze wijze zou kunnen aanhangen, deel aan U hebben, U bezitten in mijn binnenste en U, gelijk Gij verdient, boven alles beminnen. Neem hiertoe, Heer, mijn versteend en onbesneden hart uit mij weg; geef mij een nieuw hart, een hart van vlees, een zuiver hart. Gij, die de harten reinigt en de reine harten bemint, bezit het mijne en neem er uw verblijf, en vervul het geheel met uw volheid, welke hoger is dan mijn grootste hoogte en dieper dan het meest verborgen deel van mijn binnenste. Gij, die het oerbeeld zijt der schoonheid en het enige zegel der heiligheid, teken mijn hart volgens uw beeld, vorm het naar uwe ontferming. Want Gij zijt de God van mijn hart, en Gij zijt mijn erfdeel in eeuwigheid.
| |
Gebed om liefde van de heilige Teresia van het kind Jesus
O goddelijke Zaligmaker, uw oneindige liefde heeft U er toe gebracht op de wereld te komen, U voor mij op te offeren en uw verblijf in mijn hart te vestigen. Ontvang dan geheel mijn persoon, mijn wil en mijn verstand als een bewijs van dankbaarheid voor zoveel goedheid. Voortaan wil ik leven uit liefde tot U, en uit liefde tot U wil ik sterven. Elke dag, Heer, ga ik verder op de weg naar de eeuwigheid en langzaam en zeker kom ik de avond van mijn leven nabij. Ik bid U, blijf bij mij met uw liefde en uw genade. Geef mij sterkte om mijn kruis van elke dag uit liefde tot U te dragen. Aangemoedigd en aangespoord door het voorbeeld uwer wondergrote liefde, wil ik van nu af alles verrichten uit liefde tot U. Vooral wil ik er mij op toeleggen al mijn kruisen - zware en lichte - in vereniging met U te dragen en alles uit liefde tot U te lijden. O mijn Welbeminde, leer mij U beminnen, gelijk Gij verdient bemind te worden.
| |
Ander gebed om Gods liefde van Ludovicus Blosius
Trek mijn ziel tot U, oneindige Schoonheid. Verhef haar boven alle schepselen, en bind haar aan U vast met de onverbreekbare band ener eeuwige liefde. Wat zal ik zoeken of verlangen tenzij U, die het beginsel en de bron en de volheid zijt van alle goed, dit goddelijk merg vol zoetheid hetwelk mijn ziel voedt en versterkt? Alles wat Gij niet zijt, moge niet langer voor mij bestaan; moge ik voor
| |
| |
altijd slechts denken aan U, U alleen beminnen; moge ik altijd streven naar U om mij met U te verenigen, om in U te wonen, om U te prijzen en te zegenen met al mijn vermogens, om U te dienen alle dagen van mijn leven. Mogen alle vergankelijke zaken waardevol of nutteloos zijn in mijn ogen naargelang zij betrekking hebben op U, op uw grenzenloze goedheid en uw wonderbare volmaaktheden. Deze mogen de enige regel zijn voor mijn waardering of verachting. Gewaardig U, volgens uw ondoorgrondelijk raadsbesluit, in mijn hart het onzegbaar werk uwer liefde te voltrekken. Verander mij geheel en al in U, opdat ik slechts één moge zijn met uw geest, en - mijzelf volkomen afgestorven - slechts leve in U en voor U.
| |
Gebed van Erasmus van Rotterdam
om een waardig lidmaat der heilige Kerk te blijven
Ik zeg U dank, o Jesus Christus, voor de onzegbare liefde waarmede Gij door uw dood het mensdom hebt willen verlossen; en ik bid U niet toe te laten, dat uw allerheiligst Bloed tevergeefs voor mij zou zijn vergoten. Maar verenig uw Lichaam steeds met mijn ziel, en geef door uw Bloed het leven aan mijn geest, opdat ik voortdurend groeie in deugden en een waardig lid worde van uw mystieke lichaam, hetwelk de Kerk is; opdat ik mij nimmer afscheide van het allerheiligst verbond, dat Gij bij het laatste avondmaal door het reiken van Brood en Kelk met uw uitverkoren leerlingen hebt gesloten, en door hen met allen die door het doopsel in uw gemeenschap werden opgenomen.
| |
Gebed voor levenden en doden
Heer, wiens schat van barmhartigheid voor allen openstaat; die niet wilt dat iemand ten onder gaat, maar dat alle mensen tot de zaligheid komen; die daarom voor allen zijt gestorven en dit Sacrament hebt ingesteld; maak zalig, mijn God, uw dienaren die op U hopen; wees uwe gemeente indachtig, welke Gij van het begin af hebt bezeten. Heer, red uw volk en zegen uw erfdeel; en leid en verhef hen tot in eeuwigheid.
Kom uw dienaren te hulp, die Gij door uw kostbaar Bloed hebt vrijgekocht. Zend hun, Heer, uw hulp uit uw heiligdom, en bescherm hen uit Sion. Ontferm U over mijn ouders, mijn broeders en zusters, vrienden en weldoeners, en over allen voor wie ik beloofde te bidden. Schenk hun de verdienste van uw kostbaar Bloed hetwelk tot ons heil werd vergoten, opdat zij in dit leven de genade ontvangen U te dienen en U te behagen, en eens tot de heerlijkheid van het eeuwig leven komen, waar zij U voor altijd zullen genieten; opdat zij met de hulp van uw genade hun leven op aarde zo mogen doorbrengen, dat zij in de hemel het loon van het eeuwig leven ontvangen.
| |
| |
| |
Tot de heilige Moeder van God
Allerzoetste Maagd en Moeder, die denzelfden Heer dien ik zojuist heb ontvangen, door de overschaduwing van den Heiligen Geest in uw allerheiligste schoot hebt mogen dragen; spreek voor mij ten beste bij uw Zoon, en verkrijg voor mij vergiffenis voor alle verstrooidheid en gebrek aan eerbied waaraan ik mij bij het ontvangen van dit allerhoogste Sacrament heb schuldig gemaakt.
|
|