| |
| |
| |
| |
Plechtigheden en gebeden der mis
Volgens het Romeinse missaal
De teksten welke door de dienaren worden gezegd, zijn aangegeven door het teken ℟. Waar dit goede gebruik bestaat, worden zij in gelezen missen door alle gelovigen gezamenlijk gezegd (gedialogeerde mis). Dikwijls worden in dit geval ook Gloria, Credo, Sanctus en Agnus Dei door alle gelovigen luide meegebeden.
| |
Dienst van gebeden en lezingen of mis der geloofsleerlingen
Aan de viering van de Eucharistie gaat in de mis een andere dienst vooraf, welke tot middelpunt heeft het geheim van Gods woord in de heilige Schrift. Enkele passages uit de heilige Schrift worden ons voorgelezen en in de preek wordt ons meestal een dezer teksten nader verklaard. Tussen de lezingen overwegen wij bovendien de woorden van de psalmzang, welke in het missaal voor iedere dag wordt aangegeven.
Over deze twee geheimen, van de Eucharistie en van Gods woord, lezen wij in de Navolging van Christus: ‘Zolang ik in de kerker van dit lichaam vertoef, heb ik twee dingen nodig: voedsel en licht. Daarom hebt Gij aan mijn zwakheid uw heilig Lichaam gegeven tot versterking van geest en lichaam, en hebt Gij uw woord als een lamp voor mijn voeten geplaatst. Zonder deze twee zou ik niet kunnen leven; want het woord van God is het licht mijner ziel, en uw Sacrament het brood des levens. Het zijn als twee tafels welke in de schatkamer der heilige Kerk zijn opgesteld. De ene is die van het heilig altaar, waarop het heilig brood rust, dit is het kostbaar Lichaam van Christus. De andere is die van de goddelijke wet, welke de heilige lering bevat, ons onderricht in het ware geloof, en ons voert recht naar het binnenste achter de voorhang, waar zich het Heilige der heiligen bevindt. U zij dank, Heer Jesus, Licht van het eeuwige Licht, voor deze dis der heilige leer, welke Gij ons door uw dienaren, profeten, apostelen en andere leraren, hebt toebereid’ (IV, 11).
| |
| |
Reeds vroegtijdig is deze dienst, welke ontleend is aan de liturgie der synagoge, zoals deze ten tijde van Christus en de apostelen bestond, met de viering der Eucharistie verbonden, zodat hij er nu een onverbrekelijk geheel mede uitmaakt. De zang der intrede (introitus) werd aan de liturgie toegevoegd, evenzo het Kyrie, de zang van het Gloria en het eerste gebed van den priester. In de middeleeuwen ontstond bovendien het gebruik, dat de priester alvorens het altaar te bestijgen, aan de voet er van zijn zonden belijdt en na de belijdenis van dienaren en volk de niet-sacramentele kwijtschelding uitspreekt.
| |
Gebeden aan de voet van het altaar
Terwijl de priester met zijn dienaren naar het altaar schrijdt, heffen de voorzangers de zang bij de intrede (introitus) aan, welke door het koor wordt voortgezet. Aan de voet van het altaar bidden priester en dienaren afwisselend:
IN nomine Patris, ✠ et Filii, et Spiritus Sancti. Amen. |
IN de Naam van den Vader ✠ en den Zoon en den Heiligen Geest. Amen. |
|
Ant. ℣. Introibo ad altare Dei. |
Ant. ℣. Ik zal ingaan tot het altaar Gods. |
℟. Ad Deum, qui laetificat juventutem meam. |
℟. Tot God die mijn jeugd verblijdt. |
| |
Psalm 42, 1-5
℣. Judica me, Deus, et discerne causam meam de gente non sancta; ab homine iniquo et doloso erue me. |
℣. Schaf mij recht, o God, en beslecht mijn zaak tegen een onheilig volk; verlos mij van den bozen en bedrieglijken mens. |
℟. Quia tu es, Deus, fortitudo mea; quare me reppulisti, et quare tristis incedo, dum affligit me inimicus? |
℟. Want Gij, o God, zijt mijn sterkte; waarom hebt Gij mij verstoten, en waarom wandel ik in droefheid, terwijl de vijand mij verdrukt? |
℣. Emitte lucem tuam et veritatem tuam; ipsa me deduxerunt, et adduxerunt in montem sanctum tuum et in tabernacula tua. |
℣. Zend uw licht uit en uw waarheid; zij zullen mij geleiden en voeren op uw heilige berg en in uw tenten. |
℟. Et introibo ad altare Dei, ad Deum qui laetificat juventutem meam. |
℟. En ik zal ingaan tot het altaar Gods, tot God die mijn jeugd verblijdt. |
℣. Confitebor tibi in cithara, Deus, Deus meus; quare tristis es, anima mea, et quare conturbas me? |
℣. Ik zal U loven op de citer, God, mijn God; waarom zijt gij bedroefd, mijn ziel, en waarom ontstelt gij mij? |
℟. Spera in Deo, quoniam |
℟. Hoop op God, want nog zal |
| |
| |
ik Hem loven: het heil van mijn aanschijn en mijn God. |
adhuc confitebor illi; salutare vultus mei, et Deus meus. |
℣. Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. |
℣. Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. |
℟. Zoals het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. |
℟. Sicut erat in principio, et nunc, et semper, et in saecula saeculorum. Amen. |
|
Ant. ℣. Ik zal ingaan tot het altaar Gods. |
Ant. ℣. Introibo ad altare Dei. |
℟. Tot God die mijn jeugd verblijdt. |
℟. Ad Deum, qui laetificat juventutem meam. |
|
℣. Onze ✠ hulp is in de Naam des Heren. |
℣. Adjutorium ✠ nostrum in nomine Domini. |
℟. Die hemel en aarde gemaakt heeft. |
℟. Qui fecit caelum et terram. |
Diep gebogen belijdt de priester zijn schuld:
Ik belijd... |
Confiteor... |
De dienaren bidden:
De almachtige God ontferme Zich over u, vergeve uw zonden, en geleide u ten eeuwigen leven. |
Misereatur tui omnipotens Deus, et, dimissis peccatis tuis, perducat te ad vitam aeternam. |
De priester antwoordt:
Ook de dienaren belijden hun schuld:
Ik belijd voor God almachtig, voor de heilige Maria altijd Maagd, voor den heiligen aartsengel Michaël, voor den heiligen Joannes den Doper, voor de heilige apostelen Petrus en Paulus, voor alle heiligen en voor u, vader, dat ik zeer gezondigd heb in gedachte, woord en werk, (hier klopt men driemaal op de borst) door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn allergrootste schuld. Daarom vraag ik de heilige Maria altijd Maagd, den heiligen aartsengel Michaël, den heiligen Joannes den Doper, de |
Confiteor Deo omnipotenti, beatae Mariae semper Virgini, beato Michaëli Archangelo, beato Joanni Baptistae, sanctis apostolis Petro et Paulo, omnibus sanctis, et tibi, pater, quia peccavi nimis cogitatione, verbo et opere: mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa. Ideo precor beatam Mariam semper Virginem, beatum Michaëlem Archangelum, beatum Joannem Baptistam, sanctos apostolos Petrum et Paulum, om- |
| |
| |
nes sanctos, et te, pater, orare pro me ad Dominum Deum nostrum. |
heilige apostelen Petrus en Paulus, alle heiligen en u, vader, voor mij te bidden tot den Heer onzen God. |
℣. Misereatur vestri omnipotens Deus, et, dimissis peccatis vestris, perducat vos ad vitam aeternam. |
℣. De almachtige God ontferme Zich over u, vergeve uw zonden, en geleide u ten eeuwigen leven. |
℟. Amen. |
℟. Amen. |
℣. Indulgentiam, ✠ absolutionem et remissionem peccatorum nostrorum tribuat nobis omnipotens et misericors Dominus. |
℣. Vergeving, ✠ vrijspraak en kwijtschelding onzer zonden verlene ons de almachtige en barmhartige God. |
℟. Amen. |
℟. Amen. |
|
℣. Deus, tu conversus vivificabis nos. |
℣. Keer U tot ons, God, en Gij zult ons doen leven. |
℟. Et plebs tua laetabitur in te. |
℟. En uw volk zal zich in U verheugen. |
℣. Ostende nobis, Domine, misericordiam tuam. |
℣. Toon ons, Heer, uw barmhartigheid. |
℟. Et salutare tuum da nobis. |
℟. En geef ons uw heil. |
℣. Domine, exaudi orationem meam. |
℣. Heer, verhoor mijn gebed. |
℟. Et clamor meus ad te veniat. |
℟. En mijn geroep kome tot U. |
℣. Dominus vobiscum. |
℣. De Heer zij met u. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
℟. En met uw geest. |
De priester bestijgt het altaar, terwijl hij zegt:
Oremus. - Aufer a nobis, quaesumus, Domine, iniquitates nostras: ut ad Sancta sanctorum puris mereamur mentibus introire. Per Christum, Dominum nostrum. Amen. |
Laat ons bidden. - Neem, vragen wij U, Heer, onze ongerechtigheden van ons weg; opdat wij met een rein gemoed het Heilige der heiligen mogen binnentreden. Door Christus onzen Heer. Amen. |
De priester groet het altaar met een kus en vereert de relieken der heiligen:
Oramus te, Domine, per merita sanctorum tuorum, quorum reliquiae hic sunt, et omnium sanctorum: ut indulgere digneris omnia peccata mea. Amen. |
Wij bidden U, Heer, bij de verdiensten van uw heiligen, wier overblijfselen hier rusten, en van alle heiligen, dat Gij U gewaardigt al mijn zonden te vergeven. Amen. |
| |
| |
| |
Zang der intrede
Aan de epistelzijde leest de priester de introitus, die iedere dag verschillend is.
Heer, op uw barmhartigheid heb ik gehoopt; mijn hart verheugt zich in uw heil; ik zal zingen voor den Heer, die mij zo grote weldaden heeft bewezen. Ps. Hoe lang nog, Heer, zult Gij mij vergeten; hoe lang nog uw aangezicht van mij afwenden? |
Domine, in tua misericordia speravi; exsultavit cor meum in salutari tuo, cantabo Domino, qui bona tribuit mihi. Ps. Usquequo, Domine, oblivisceris me in finem? usquequo avertis faciem tuam a me? |
Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest; zoals het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. |
Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto; sicut erat in principio, et nunc, et semper, et in saecula saeculorum. Amen. |
Heer, op uw barmhartigheid heb ik gehoopt; mijn hart verheugt zich in uw heil; ik zal zingen voor den Heer, die mij zo grote weldaden heeft bewezen. |
Domine, in tua misericordia speravi; exsultavit cor meum in salutari tuo, cantabo Domino, qui bona tribuit mihi. |
| |
Kyrie eleison
Koor en volk zingen de aanroepingen van de oude litanie, waarmede oudtijds de mis begon. De priester bidt ze afwisselend met zijn dienaren. In zijn driedeling is deze zang een gebed tot de heilige Drievuldigheid.
Heer, ontferm U over ons. |
Kyrie, eleison. |
℟. Heer, ontferm U over ons. |
℟. Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U over ons. |
Kyrie, eleison. |
℟. Christus, ontferm U over ons. |
℟. Christe, eleison. |
Christus, ontferm U over ons. |
Christe, eleison. |
℟. Christus, ontferm U over ons. |
℟. Christe, eleison. |
Heer, ontferm U over ons. |
Kyrie, eleison. |
℟. Heer, ontferm U over ons. |
℟. Kyrie, eleison. |
Heer, ontferm U over ons. |
Kyrie, eleison. |
| |
De grote lofprijzing
De priester heft het Gloria aan, dat door koor en volk verder wordt gezongen. Het is een der oudste morgenhymnen van de Kerk, een lofprijzing van de heilige Drievuldigheid. - Bij de belijdenis van de eeuwige heerlijkheid, aan het einde van deze lofzang, tekenen wij onszelf met het kruis, hierdoor onze verwachting uitdrukkend, dat ook wij eenmaal in deze heerlijkheid zullen delen.
Eer aan God in den hoge, |
Gloria in excelsis Deo, |
En op aarde vrede aan de mensen van goede wil. |
Et in terra pax hominibus bonae voluntatis. |
| |
| |
Laudamus te; |
Wij loven U; |
Benedicimus te; |
Wij zegenen U; |
Adoramus te; |
Wij aanbidden U; |
Glorificamus te; |
Wij verheerlijken U; |
Gratias agimus tibi propter magnam gloriam tuam, |
Wij zeggen U dank om uw grote heerlijkheid, |
Domine Deus, Rex caelestis, Deus Pater omnipotens. |
Heer God, hemelse Koning, God Vader almachtig. |
|
Domine Fili unigenite, Jesu Christe, |
Heer eniggeboren Zoon, Jesus Christus, |
Domine Deus, Agnus Dei, Filius Patris, |
Heer God, Lam Gods, Zoon des Vaders, |
Qui tollis peccata mundi, miserere nobis; |
Die wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer; |
Qui tollis peccata mundi, suscipe deprecationem nostram; |
Die wegneemt de zonden der wereld, neem ons smeekgebed aan; |
Qui sedes ad dexteram Patris, miserere nobis. |
Die zit aan de rechterhand des Vaders, ontferm U onzer. |
Quoniam tu solus Sanctus, |
Want Gij alleen zijt heilig, |
Tu solus Dominus, |
Gij alleen de Heer, |
Tu solus Altissimus, Jesu Christe. |
Gij alleen de Allerhoogste, Jesus Christus. |
|
Cum Sancto Spiritu ✠ in gloria Dei Patris. Amen. |
Met den Heiligen Geest ✠ in de heerlijkheid van God den Vader. Amen. |
| |
Het eerste gebed
Volgens oud gebruik wordt de litaniezang van het Kyrie (later uitgebreid met de lofprijzingen van het Gloria) afgesloten door het gebed waarin de priester de beden der gelovigen samenvat (collecta). Het is iedere dag verschillend. - Alvorens het gebed uit te spreken, begroet de priester de gelovigen:
℣. Dominus vobiscum. |
℣. De Heer zij met u. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
℟. En met uw geest. |
|
Oremus. - Deus, quem docente Spiritu Sancto paterno nomine invocare praesumimus: crea in nobis fidelium corda filiorum; ut ad promissam hereditatem adgredi valeamus per debitam servitutem: Per Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in uni- |
Laat ons bidden. - God, dien wij volgens de onderrichting van den Heiligen Geest met de naam van Vader wagen toe te spreken, schep in ons een hart van trouwe kinderen; opdat wij U dienen naar het behoort en zo de beloofde erfenis mogen bereiken. Door onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van dien |
| |
| |
Heiligen Geest, God, door alle eeuwen der eeuwen. |
tate ejusdem Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. |
℟. Amen. |
℟. Amen. |
| |
Het epistel
Hierna leest de priester, de subdiaken of een voorlezer het epistel, een lezing uit de heilige Schrift, welke gewoonlijk aan een van de brieven (epistolae) der apostelen is ontleend. Zij is voor iedere dag verschillend.
Les uit de eerste brief van den heiligen apostel Johannes (4, 8-14). |
Lectio epistolae beati Joannis apostoli. |
Veelgeliefden, God is liefde. Hierin is de liefde Gods in ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon in de wereld heeft gezonden, opdat wij door Hem zouden leven. Hierin is die liefde gelegen, niet alsof wij liefde hebben bewezen aan God, maar dat Hij ons eerst heeft liefgehad, en zijn Zoon gezonden heeft als verzoening voor onze zonden. Veelgeliefden, als God ons zó heeft liefgehad, dan moeten wij ook elkander beminnen. Niemand heeft God ooit gezien. Als wij elkander beminnen, woont God in ons en is zijn liefde in ons volmaakt. Hieraan weten wij, dat wij in Hem verblijven en Hij in ons, dat Hij ons van zijn Geest gegeven heeft. En wij hebben gezien en wij getuigen, dat de Vader zijn Zoon gezonden heeft als Zaligmaker van de wereld. |
Carissimi: Deus caritas est. In hoc apparuit caritas Dei in nobis, quoniam Filium suum unigenitum misit Deus in mundum, ut vivamus per eum. In hoc est caritas: non quasi nos dilexerimus Deum, sed quoniam ipse prior dilexit nos, et misit Filium suum propitiationem pro peccatis nostris. Carissimi, si sic Deus dilexit nos, et nos debemus alterutrum diligere. Deum nemo vidit unquam. Si diligamus invicem, Deus in nobis manet, et caritas ejus in nobis perfecta est. In hoc cognoscimus quoniam in eo manemus et ipse in nobis: quoniam de Spiritu suo dedit nobis. Et nos vidimus et testificamur quoniam Pater misit Filium suum Salvatorem mundi. |
℟. Gode zij dank. |
℟. Deo gratias. |
| |
De psalmzang
De psalmzang van het koor is voor iedere dag verschillend. Meestal bestaat zij uit een beurtzang, graduale geheten, en het alleluja, gevolgd door een vers.
Ik zeide: Heer, wees mij genadig; genees mijn ziel, want ik heb tegen U gezondigd. Ps. |
Ego dixi: Domine, miserere mei; sana animam meam, quia peccavi tibi. ℣. Bea- |
| |
| |
tus, qui intelligit super egenum et pauperem, in die mala liberabit eum Dominus. |
40, 5. ℣. Gelukkig hij die zorg draagt voor zwakken en armen; op de onheilsdag zal de Heer hem verlossen. Ps. 40, 2. |
|
Alleluja, alleluja. |
Alleluja, alleluja. |
℣. Verba mea auribus percipe, Domine; intellige clamorem meum. Alleluja. |
℣. Laat mijn woorden doordringen tot uw oren, Heer; luister naar mijn geroep. Ps. 5, 2. Alleluja. |
| |
Het evangelie
Plechtig zingt de priester of de diaken de passage uit de heilige Evangeliën, welke voor de dag is aangewezen. Wij staan op en luisteren eerbiedig, want hier is Christus zelf die tot ons spreekt. Bij het begin tekenen wij voorhoofd, mond en borst met het kruisteken, opdat wij den Heer en zijn heilswerk steeds in onze gedachten mogen hebben, met de mond belijden en met ons hart beleven.
℣. Dominus vobiscum. |
℣. De Heer zij met u. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
℟. En met uw geest. |
℣. Sequentia sancti Evangelii secundum Matthaeum. |
℣. Vervolg van het heilig Evangelie volgens Mattheus (5, 1-12). |
℟. Gloria tibi, Domine. |
℟. Eer zij U, o Heer. |
|
In illo tempore: Videns Jesus turbas, ascendit in montem, et cum sedisset, accesserunt ad eum discipuli ejus, et aperiens os suum, docebat eos, dicens: Beati pauperes spiritu, quoniam ipsorum est regnum caelorum. Beati mites, quoniam ipsi possidebunt terram. Beati qui lugent, quoniam ipsi consolabuntur. Beati qui esuriunt et sitiunt justitiam, quoniam ipsi saturabuntur. Beati misericordes, quoniam ipsi misericordiam consequentur. Beati mundo corde, quoniam ipsi Deum videbunt. Beati pacifici, quoniam filii Dei vocabuntur. Beati qui persecutionem patiuntur propter justitiam, quoniam ipsorum est regnum caelorum. Beati estis, cum male- |
In die tijd ging Jesus bij het zien der menigte de berg op; en toen Hij Zich had neergezet, kwamen zijn leerlingen tot Hem. Dan opende Hij de mond en onderrichtte hen als volgt: Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het rijk der hemelen. Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde bezitten. Zalig zij die wenen, want zij zullen getroost worden. Zalig zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid verwerven. Zalig de zuiveren van harte, want zij zullen God zien. Zalig de vredebrengers, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden. Zalig zij, die vervolging lijden om wille der gerechtigheid, want aan hen behoort het rijk der hemelen. Zalig zijt gij, wan- |
| |
| |
neer men u beschimpt en vervolgt en valselijk beschuldigt van allerlei kwaad om mijnentwille; verheugt en verblijdt u, want overvloedig is uw loon in de hemel. |
dixerint vobis, et persecuti vos fuerint, et dixerint omne malum adversum vos, mentientes propter me: gaudete et exsultate, quoniam merces vestra copiosa est in caelis. |
℟. Lof zij U, o Christus. |
℟. Laus tibi, Christe. |
| |
De geloofsbelijdenis
Dikwijls, op Zondagen altijd, heft de priester na het evangelie of de preek het Credo aan, dat door koor en volk verder wordt gezongen. Het is het geloofssymbool waarin wij de Godmensheid van den Zoon en de mysteries van zijn heilswerk belijden, gelijk deze waarheden op de kerkvergadering van Nicea als de leer der Kerk zijn uitgesproken. - Bij de belijdenis van de komende heerlijkheid tekenen wij onszelf met het kruis, in de verwachting dat ook wij in die heerlijkheid zullen delen.
Ik geloof in één God, Vader almachtig, Schepper van hemel en aarde, van alle zichtbare en onzichtbare dingen. |
Credo in unum Deum, Patrem omnipotentem, factorem caeli et terrae, visibilium omnium et invisibilium. |
|
En in één Heer Jesus Christus, Gods eniggeboren Zoon. |
Et in unum Dominum Jesum Christum, Filium Dei unigenitum. |
En uit den Vader geboren vóór alle eeuwen. |
Et ex Patre natum ante omnia saecula. |
God van God, Licht van Licht, waren God van den waren God. |
Deum de Deo, lumen de lumine, Deum verum de Deo vero. |
Geboren, niet gemaakt, één in wezen met den Vader; door Hem zijn alle dingen gemaakt. |
Genitum, non factum, consubstantialem Patri: per quem omnia facta sunt. |
Die om ons mensen en om ons heil uit de hemel is nedergedaald. |
Qui propter nos homines et propter nostram salutem descendit de caelis. |
|
(Hier knielen wij met eerbied neder.) |
|
En het vlees heeft aangenomen door den Heiligen Geest uit de maagd Maria, en mens is geworden. |
Et incarnatus est de Spiritu Sancto ex Maria virgine: et homo factus est. |
Die voor ons ook werd gekruisigd, onder Pontius Pilatus heeft geleden, en begraven is. |
Crucifixus etiam pro nobis: sub Pontio Pilato passus, et sepultus est. |
| |
| |
Et resurrexit tertia die, secundum Scripturas. |
En Hij is verrezen ten derden dage, volgens de Schriften. |
Et ascendit in caelum: sedet ad dexteram Patris. |
En Hij is opgeklommen ten hemel; zit aan de rechterhand des Vaders. |
Et iterum venturus est cum gloria judicare vivos et mortuos: cujus regni non erit finis. |
En Hij zal wederkomen met heerlijkheid om te oordelen over levenden en doden; en er zal geen eind zijn aan zijn rijk. |
|
Et in Spiritum Sanctum, Dominum et vivificantem, qui ex Patre Filioque procedit. |
En in den Heiligen Geest, den Heer en Levendmaker, die uit den Vader en den Zoon voortkomt. |
Qui cum Patre et Filio simul adoratur et conglorificatur, qui locutus est per prophetas. |
Die met den Vader en den Zoon tezamen wordt aanbeden en gelijkelijk verheerlijkt; die gesproken heeft door de profeten. |
Et unam sanctam catholicam et apostolicam Ecclesiam. |
En in de éne, heilige, katholieke en apostolische Kerk. |
Confiteor unum baptisma in remissionem peccatorum. |
Ik belijd één doopsel tot vergeving der zonden. |
Et exspecto resurrectionem mortuorum. |
En ik verwacht de verrijzenis der doden. |
Et vitam ✠ venturi saeculi. Amen. |
En het leven ✠ van de komende eeuwigheid. Amen. |
|
De priester begroet de gemeente: |
|
℣. Dominus vobiscum. |
℣. De Heer zij met u. |
℟. Et cum spiritu tuo. |
℟. En met uw geest. |
℣. Oremus. |
℣. Laat ons bidden. |
De gebeden voor de noden van Kerk en wereld, welke oudtijds op deze uitnoodiging volgden, zijn sinds lang weggevallen, zodat de dienst van gebeden en lezingen, ook wel mis der geloofsleerlingen genoemd, met de begroeting door den priester wordt besloten.
| |
De viering van de eucharistie
Aan de eigenlijke viering der Eucharistie gaat vooraf de toebereiding der offergaven. De gaven van brood en wijn, welke wij van God ontvingen, worden aan God teruggeschonken, daar zij bestemd zijn voor de offerviering; hiertoe worden zij van ieder profaan gebruik afgezonderd. Deze gaven symboliseren de bereidheid waarmede wij voor het altaar treden en al het onze, ja onszelf willen afstaan aan God. Door de aanbieding der gaven wordt bovendien uitgedrukt, dat de Kerk de heilige offergaven der Eucharistie ook als haar eigen offeranden mag beschouwen. Dit alles tezamen is de zin welke de Kerk in de loop van de tijd aan de offerande heeft gehecht. Een offer is zij niet: het enige offer van de Nieuwe Wet is dat van Calvarië, hetwelk ons door het mysterie van Christus' Lichaam en Bloed tegenwoordig wordt gesteld.
| |
| |
| |
Offerzang
Tijdens de offerande van brood en wijn zingt het koor het offertorium, dat voor iedere dag verschillend is. De priester leest de tekst van het offertorium uit het misboek.
Luister naar de stem van mijn gebed, mijn Koning en mijn God; want tot U richt ik mijn bede, Heer. Ps. 5, 3-4. |
Intende voci orationis meae, Rex meus et Deus meus; quoniam ad te orabo, Domine. |
| |
Toebereiding der offergaven en offerande
Terwijl de priester het brood offert en het aldus bestemt voor de eucharistische viering, bidt hij dat hij zelf en alle gelovigen aan de vrucht van deze viering deel mogen hebben.
Aanvaard, heilige Vader, almachtige eeuwige God, deze smetteloze offerande, die ik, uw onwaardige dienaar, U opdraag, mijn levende en waarachtige God, voor mijn ontelbare zonden, overtredingen en nalatigheden, en voor alle omstanders, alsmede voor alle gelovige christenen, levenden en doden; opdat zij mij en hun strekke tot heil voor het eeuwige leven. Amen. |
Suscipe, sancte Pater, omnipotens aeterne Deus, hanc immaculatam hostiam, quam ego indignus famulus tuus offero tibi Deo meo vivo et vero, pro innumerabilibus peccatis, et offensionibus, et negligentiis meis, et pro omnibus circumstantibus, sed et pro omnibus fidelibus christianis vivis atque defunctis: ut mihi et illis proficiat ad salutem in vitam aeternam. Amen. |
De priester mengt een weinig water in de wijn, en zegt:
God, die de waardigheid der menselijke natuur zo wonderbaar hebt geschapen en nog wonderbaarlijker hebt hersteld; geef ons door dit zinnebeeld van water met wijn deelgenoot te worden aan de Godheid van Hem, die Zich gewaardigd heeft onze mensheid te delen, Jesus Christus, uw Zoon, onzen Heer, die met U leeft en heerst in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. Amen. |
Deus, qui humanae substantiae dignitatem mirabiliter condidisti, et mirabilius reformasti: da nobis per hujus aquae et vini mysterium, ejus divinitatis esse consortes, qui humanitatis nostrae fieri dignatus est particeps, Jesus Christus, Filius tuus, Dominus noster, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. Amen. |
| |
| |
Evenals het brood offert de priester de wijn:
Offerimus tibi, Domine, calicem salutaris, tuam deprecantes clementiam: ut in conspectu divinae majestatis tuae, pro nostra et totius mundi salute, cum odore suavitatis ascendat. Amen. |
Wij offeren U, Heer, de kelk des heils, en smeken uw goedertierenheid: dat hij voor het aanschijn van uw goddelijke Majesteit, tot heil van ons en van de gehele wereld, in zoete geur moge opstijgen. Amen. |
Met het brood en de wijn offeren wij onszelf in nederigheid en met berouw:
In spiritu humilitatis et in animo contrito suscipiamur a te, Domine: et sic fiat sacrificium nostrum in conspectu tuo hodie, ut placeat tibi, Domine Deus. |
Dat wij, Heer, in geest van ootmoed en met een berouwvol hart door U worden aangenomen; en moge ons offer heden voor uw aanschijn zo worden voltrokken, dat het U behage, Heer God. |
Veni, sanctificator, omnipotens aeterne Deus: et benedic hoc sacrificium, tuo sancto nomini praeparatum. |
Kom, Heiligmaker, almachtige eeuwige God, en zegen dit offer, dat voor uw heilige Naam is bereid. |
De priester wast de handen en bidt psalm 25, 6-12:
Lavabo inter innocentes manus meas; et circumdabo altare tuum, Domine; |
Met de onschuldigen was ik mijn handen, en ga rond uw altaar, Heer; |
Ut audiam vocem laudis, et enarrem universa mirabilia tua. |
Om een stem van lof te doen horen, en al uw wonderen te verkondigen. |
Domine, dilexi decorem domus tuae et locum habitationis gloriae tuae. |
Heer, ik bemin de luister van uw huis, en de woonplaats van uw heerlijkheid. |
Ne perdas cum impiis, Deus, animam meam, et cum viris sanguinum vitam meam; |
Verderf niet, o God, mijn ziel met die van de zondaars, en mijn leven met dat van mensen die bloed vergieten; |
In quorum manibus iniquitates sunt; dextera eorum repleta est muneribus. |
Wier handen vol zijn van misdaad, wier rechterhand gevuld is met geschenken. |
Ego autem in innocentia mea ingressus sum; redime me et miserere mei. |
Maar ik wandel in onschuld, red mij, en wees mij genadig. |
Pes meus stetit in directo; in ecclesiis benedicam te, Domine. |
Mijn voet staat op de effen weg; in de bijeenkomsten, Heer, zal ik U loven. |
| |
| |
Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. |
Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto. |
Zoals het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. |
Sicut erat in principio, et nunc et semper, et in saecula saeculorum. Amen. |
Gebogen voor het midden van het altaar, bidt de priester, reeds zinspelend op het eucharistische offer, dat de gedachtenis van Christus' heilswerk is:
Aanvaard, heilige Drievuldigheid, deze offerande, die wij U opdragen tot herdenking van het lijden, de verrijzenis en de hemelvaart van onzen Heer Jesus Christus; en ter ere van de heilige Maria altijd maagd, den heigen Joannes den Doper, de heilige apostelen Petrus en Paulus, van dezeGa naar voetnoot1) en alle heiligen; opdat zij hun tot eer en ons tot heil moge strekken, en opdat zij, wier gedachtenis wij vieren op aarde, zich gewaardigen in de hemel onze voorsprekers te zijn. Door denzelfden Christus onzen Heer. Amen. |
Suscipe, sancta Trinitas, hanc oblationem, quam tibi offerimus ob memoriam passionis, resurrectionis et ascensionis Jesu Christi, Domini nostri: et in honorem beatae Mariae semper Virginis, et beati Joannis Baptistae, et sanctorum apostolorum Petri et Pauli, et istorum et omnium sanctorum: ut illis proficiat ad honorem, nobis autem ad salutem; et illi pro nobis intercedere dignentur in caelis, quorum memoriam agimus in terris. Per eundem Christum Dominum nostrum. Amen. |
De priester wendt zich tot de omstanders en nodigt hen uit met hem het laatste gebed van de offerande te bidden:
Bidt, broeders, dat mijn en uw offer welgevallig zij aan God, den Vader almachtig. |
Orate, fratres: ut meum ac vestrum sacrificium acceptabile fiat apud Deum Patrem omnipotentem. |
℟. De Heer aanvaarde het offer uit uw handen tot lof en eer van zijn Naam, tot voordeel ook van ons en van geheel zijn heilige Kerk. |
℟. Suscipiat Dominus sacrificium de manibus tuis ad laudem et gloriam nominis sui, ad utilitatem quoque nostram, totiusque Ecclesiae suae sanctae. |
| |
Het gebed over de offergaven
Dit is het oudste en was eertijds het enige gebed van de offerande. Het is iedere dag verschillend en wordt tegenwoordig in stilte door den priester gebeden. Ook van dit gebed is de inhoud vrijwel altijd, dat wij God vragen de lofprijzing van het eucharistische offer te aanvaarden en ons en de
| |
| |
gehele Kerk in de vrucht er van te doen delen. Wederom wordt nu reeds meestentijds gezinspeeld op het eucharistische offer der Kerk, waarvan Christus tegelijk offergave en hogepriester is, omdat de Kerk de offerande van brood en wijn als de onvolkomen uitdrukking van dit eigenlijke offer beschouwt, en als het symbool van de innerlijke gesteltenis waarmede wij aan de viering daarvan willen deelnemen.
Deus, qui legalium differentiam hostiarum unius sacrificii perfectione sanxisti: accipe sacrificium a devotis tibi famulis, et pari benedictione, sicut munera Abel, sanctifica; ut, quod singuli obtulerunt ad majestatis tuae honorem, cunctis proficiat ad salutem. Per Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, |
God, die de veelheid van de offers der oude wet door de volmaaktheid van het éne offer tot vervulling hebt gebracht; aanvaard de offergave van uw getrouwe dienaren, en heilig haar met eenzelfde zegen als de gaven van Abel; opdat wat enkelen tot verheerlijking van uw Majesteit hebben aangebracht, allen tot heil moge strekken. Door onzen Heer Jesus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van den Heiligen Geest, God, |
En luide besluit de priester:
per omnia saecula saeculorum. |
door alle eeuwen der eeuwen. |
℟. Amen. |
℟. Amen. |
|
-
voetnoot1)
- Dit is: van de heiligen wier relieken in het altaar rusten (of misschien: van de heiligen wier feest wij vieren).
|