Drievuldigheid leren aanbidden.
Aan het einde van deze dag en bij het naderen van de nacht, brengen wij U, Heer, het avondoffer van het licht, en smeken wij ootmoedig uwe mildheid af. Verhelder door uw licht, wat door de schaduw der zonde in ons verduisterd wordt; breng liefde en licht in ons hart, waar de vijand slechts duisternis wil brengen. Wanneer de ogen van ons lichaam gedurende de nacht zijn ingeslapen, mogen wij dan de ogen van onze geest op U richten, almachtige God. En mogen wij, wanneer de nacht ten einde is, bij het nieuwe licht weer opstaan voor het gebed, en de komende dag verbeiden om U lof te zingen.
Nu de avond is genaderd, bidden wij U, eeuwige Heer, ons te reinigen van de werken der duisternis; opdat onze zintuigen bevrijd mogen blijven van de verleiding der boosheid en de verslapping der begoocheling verre blijve van ons hart. Omgord ons met reinheid, zodat wij U in de morgen met een zuiver hart en lichaam mogen dienen.
Zie op ons neder, Heer, en waak over de schapen van uw kudde, opdat de dief in de nacht zijn prooi niet kan besluipen en roven. Want Gij, Heer, slaapt en sluimert niet, en wordt niet moede onze zielen te bewaren. Verlicht ons hart met het licht uwer waarheid, opdat uw barmhartigheid altijd in ons hart moge uitstralen.
Almachtige, eeuwige God, des avonds, bij de dageraad en op de dag bidden wij nederig uwe Majesteit, dat Gij de duisternis der zonde uit ons hart moogt verjagen, en ons brengen tot het ware Licht dat Christus is.
God, die de nacht verlicht, en na de duisternis weer het licht doet opgaan, verleen ons dat wij deze nacht mogen doorbrengen vrij van de lagen des duivels, en, in de ochtenduren weder voor uw altaar tredend, U, o God, mogen dankzeggen.
Moge, Heer, nu de duisternis invalt, de dageraad der gerechtigheid aanbreken; en zoals Gij ons hoort, nu wij aan het einde van de dag U nederig dankzeggen, verhoor ons evenzo genadig, wanneer wij in de vroegte tot U bidden.
Ik dank U, almachtige eeuwige God, dat Gij mij in uw heilige ontferming deze dag hebt willen bewaren. Ik vraag van uw oneindige goedheid, dat ik deze nacht zonder enige zonde of hinderlaag van den duivel in vrede en in kuise rust moge doorbrengen, zodat ik in de morgen rein en gesterkt moge opstaan om U, mijn God, te prijzen.
Heer Jesus, die in de storm rustig op het schip hebt geslapen, doch zijt opgestaan en de zee en de winden hebt bevolen; geef dat mijn hart tot U waakt, ook al rust mijn lichaam hier van de arbeid.