| |
De completen
Na de grote avonddienst, de Vespers, baden de oude monniken nog enkele psalmen en gebeden voordat zij zich ter ruste legden. Uit deze oefening heeft zich op den duur het Completorium ontwikkeld, dat in het Romeinse Brevier is opgenomen als het laatste der daggetijden. De Completen hebben hun oorspronkelijk eenvoudig karakter bewaard. Tot de verandering van het Brevier onder paus Pius X bad men iedere dag onveranderlijk de psalmen, welke onder worden aangegeven. Nu bidt men deze nog op alle Zondagen en op alle feesten.
De lezer vraagt de zegen (indien geen priester aanwezig is, zegt hij: Jube, Domine, benedicere):
Jube domne bene-dí-ce-re.
De priester of de waardigste der aanwezigen spreekt de zegen:
Noctem qui-é-tam et fi-nem perféctum concédat nobis
| |
| |
| |
[Latijn]
De lezer zingt de korte lezing (eventueel kan deze door een geestelijke lezing in het Nederlands worden voorafgegaan).
Fratres: Sóbri- i estó-te, et vi-gi-lá-te:
qui- a adversá- ri- us vester di- ábo-lus, tamquam le- o rú-gi- ens,
círcu- it, quae-rens quem dévo-ret: cu- i re-sísti- te fortes in fi-de.
Tu autem Dó- mi-ne mi-se-ré-re nobis.
℣. Adju-tó-ri- um nostrum in nómi-ne Dómi-ni.
℟. Qui fe-cit coelum et terram.
| |
[Nederlands]
De voorlezer vraagt den priester de zegen:
℣. Geef mij, Heer, uw zegen.
De priester of de waardigste der aanwezigen geeft de zegen:
EEN rustige nacht en een volmaakt einde verlene ons de almachtige Heer.
En allen antwoorden:
Amen.
| |
Korte lezing
De voorlezer leest enkele verzen uit de eerste brief van sint Petrus (5, 8-9). Ook is het geoorloofd hier een gedeelte uit een geestelijk werk voor te lezen, welke lezing dan met de korte les uit de brief van sint Petrus wordt besloten.
Broeders, weest bezonnen en waakt, want uw vijand de duivel gaat rond als een brullende leeuw, zoekend wien hij kan verslinden; weerstaat hem, sterk in het geloof. Gij, Heer, ontferm U onzer. ℟. Gode zij dank.
℣. Onze hulp is in de Naam des Heren.
℟. Die hemel en aarde gemaakt heeft.
| |
| |
| |
[Latijn]
In stilte onderzoeken wij enkele ogenblikken (de duur van een Pater noster) ons geweten.
Priester en volk belijden hun schuld:
Confiteor...
℟. Misereatur tui omnipotens Deus, et dimissis peccatis tuis, perducat te ad vitam aeternam. ℣. Amen.
Confiteor Deo omnipotenti, beatae Mariae semper Virgini, beato Michaëli Archangelo, beato Joanni Baptistae, sanctis Apostolis Petro et Paulo, omnibus Sanctis, et tibi pater, quis peccavi nimis, cogitatione, verbo et opere: (hier klopt men driemaal op de borst) mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa. Ideo precor beatam Mariam semper Virginem, beatum Michaëlem Archangelum, beatum Joannem Baptistam, sanctos Apostolos Petrum et Paulum, omnes Sanctos, et te pater, orare pro me ad Dominum Deum nostrum.
℣. Misereatur vestri omnipotens Deus, et dimissis peccatis vestris, perducat vos ad vitam aeternam. ℟. Amen.
℣. Indulgentiam, absolutionem, et remissionem peccatorum nostrorum tribuat nobis omnipotens en misericors Dominus. ℟. Amen.
| |
[Nederlands]
In stilte onderzoeken wij enkele ogenblikken (de duur van een Onze Vader) ons geweten.
Indien een priester aanwezig is, volgt op de gewone wijze de schuldbelijdenis:
Ik belijd...
℟. De almachtige God ontferme Zich over u, vergeve uw zonden, en geleide u ten eeuwigen leven. ℣. Amen.
Ik belijd voor God almachtig, voor de heilige Maria altijd Maagd, voor den heiligen aartsengel Michaël, voor den heiligen Joannes den Doper, voor de heilige apostelen Petrus en Paulus, voor alle heiligen en voor u, vader, dat ik zeer gezondigd heb in gedachte, woord en werk, (hier klopt men driemaal op de borst) door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn allergrootste schuld. Daarom vraag ik de heilige Maria altijd Maagd, den heiligen aartsengel Michaël, den heiligen Joannes den Doper, de heilige apostelen Petrus en Paulus, alle heiligen en u, vader, voor mij te bidden tot den Heer onzen God.
℣. De almachtige God ontferme Zich over u, vergeve uw zonden, en geleide u ten eeuwigen leven. ℟. Amen.
℣. Vergeving, vrijspraak en kwijtschelding onzer zonden verlene ons de almachtige en barmhartige Heer. ℟. Amen.
¶ Is er geen priester aanwezig, of bidden wij de Completen voor ons zelf, dan zeggen wij de schuldbelijdenis als volgt:
Ik belijd voor God almachtig, voor de heilige Maria altijd Maagd, voor den heiligen aartsengel Michaël, voor den heiligen Joannes den Doper, voor de heilige apostelen Petrus en Paulus en voor alle heiligen, dat ik zeer gezondigd heb in
| |
| |
| |
[Latijn]
¶ Indien geen priester aanwezig is, bidden wij gezamenlijk de schuldbelijdenis als volgt:
Confiteor Deo omnipotenti, beatae Mariae semper Virgini, beato Michaëli Archangelo, beato Joanni Baptistae, sanctis Apostolis Petro et Paulo, et omnibus Sanctis, quia peccavi nimis, cogitatione, verbo et opere: (hier klopt men driemaal op de borst) mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa. Ideo precor beatam Mariam semper Virginem, beatum Michaëlem Archangelum, beatum Joannem Baptistam, sanctos Apostolos Petrum et Paulum, et omnes Sanctos, orare pro me ad Dominum Deum nostrum.
℣. Misereatur nostri omnipotens Deus, et dimissis peccatis nostris, perducat nos ad vitam aeternam. ℟. Amen.
℣. Indulgentiam, absolutionem, et remissionem peccatorum nostrorum tribuat nobis omnipotens et misericors Dominus. ℟. Amen.
℣. Convérte nos De- us sa-lu-tá-ris noster.
℟. Et a-vérte i-ram tu- am a nobis.
De- us in adju-tó-ri- um me- um inténde.
℟. Dómi-ne ad adjuvándum me festí-na.
Gló-ri- a Patri, et Fí-li- o, et Spi-rí-tu- i Sancto.
Sic-ut e-rat in princí-pi- o, et nunc,
| |
[Nederlands]
gedachte, woord en werk, door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn allergrootste schuld. Daarom vraag ik de heilige Maria altijd Maagd, den heiligen aartsengel Michaël, den heiligen Joannes den Doper, de heilige apostelen Petrus en Paulus en alle heiligen, voor mij te bidden tot den Heer onzen God.
℣. De almachtige God ontferme Zich over ons, vergeve onze zonden, en geleide ons ten eeuwigen leven.
℟. Amen.
℣. Vergeving, vrijspraak en kwijtschelding onzer zonden verlene ons de almachtige en barmhartige God.
℟. Amen.
℣. Doe ons tot U keren, God ons heil.
℟. En wend uw toorn van ons af.
℣. God, kom mij te hulp.
℟. Heer, haast u mij te helpen.
Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest. Zoals het was in het begin,
| |
| |
| |
[Latijn]
et semper, et in saécu- la saecu-ló-rum. Amen.
Of: Laus ti-bi Dómi-ne Rex ae-térnae glo-ri-ae.
De voorzanger heft de antifoon en de psalm aan:
Gedurende de Paastijd:
| |
Psalm 4
Cum invo-cá-rem exaudivit me
in tribulatióne dilatá - sti mi - hi.
Miserere mei, * et exaudi orationem meam.
Filii hominum, usquequo gravi corde? * ut quid diligitis vanitatem, et quaeritis mendacium?
Et scitote quoniam mirificavit Dominus sanctum suum; * Dominus exaudiet me cum clamavero ad eum.
Irascimini, et nolite peccare; / quae dicitis in cordibus vestris, * in cubilibus vestris compungimini;
| |
[Nederlands]
en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Alleluja.
Van Septuagesima tot Pasen zegt men in plaats van Alleluja:
Lof zij U, Heer, Koning der eeuwige heerlijkheid.
Ant. Ontferm U mijner.
Gedurende de Paastijd:
Ant. Alleluja.
| |
Psalm 4
Het eerste gedeelte van dit avondlied is door de Kerk steeds op Christus toegepast. Evenals David de opstandelingen vermaande tot inkeer te komen en zich aan zijn koningschap te onderwerpen, zo verkondigt ook Christus hoe de Vader hem steeds verhoort en heeft verheven, en nodigt Hij allen uit zich te schikken naar zijn leiding.
Als ik U aanroep, verhoor mij, God van mijn gerechtig-
| |
| |
| |
[Latijn]
Sacrificate sacrificium justitiae, / et sperate in Domino. - * Multi dicunt: Quis ostendit nobis bona?
Signatum est super nos lumen vultus tui, Domine; * dedisti laetitiam in corde meo.
A fructu frumenti, vini, et olei sui * multiplicati sunt.
In pace in idipsum * dormiam et requiescam.
Quoniam tu, Domine, singulariter in spe * constituisti me. Gloria Patri.
| |
Psalm 90
Qui habitat in adjutorio Altissimi, * in protectione Dei caeli commorabitur.
Dicet Domino: ‘Susceptor meus es tu et refugium meum, * Deus meus sperabo in eum’. Quoniam ipse liberavit me de laqueo venantium * et a verbo aspero.
Scapulis suis obumbrabit tibi, * et sub pennis ejus sperabis. Scuto circumdabit te veritas
| |
[Nederlands]
heid; * steeds brengt Gij mij verlichting in mijn kwelling.
Ontferm U mijner * en verhoor mijn gebed.
Zonen der mensen, hoe lang nog zijt gij traag van hart? * Waarom houdt gij u aan ijdelheid en zoekt gij bedrog? Want weet dat de Heer zijn uitverkorene wonderbaar heeft verheerlijkt; * de Heer verhoort mij als ik Hem aanroep.
Al zijt gij toornig, zondigt niet; * wat gij in uw hart tegen mij beraamt, betreurt het op uw legerstede;
Brengt welgevallige offers en hoopt op den Heer. - * Velen zeggen: Wie toont ons het goede?
Verheven boven ons, o Heer, is het licht van uw aanschijn; * Gij hebt vreugde aan mijn hart geschonken
Meer dan er is bij overvloed * van koren, wijn en olie.
In vrede leg ik mij te ruste * en sluimer aanstonds in;
Want Gij alleen, o Heer, * stelt mij in veiligheid.
Eer aan den Vader.
| |
Psalm 90
Deze overweging over het vertrouwen in de bescherming van God is tegelijkertijd een heerlijk avondgebed. Voor alle gevaren van de nacht wil God ons behoeden; aan zijn engelen heeft Hij bevel gegeven ons overal te vergezellen.
Wie woont onder de hoede van den Allerhoogste, * toeft onder de bescherming van den God des hemels.
Hij mag zeggen tot den Heer: ‘Mijn beschermer zijt Gij en mijn toevlucht, * mijn God op wien ik vertrouw’.
Want Hij is het die mij bevrijdt uit de strik der jagers * en van een bitter woord.
Met zijn wieken zal Hij u overschaduwen, * en onder zijn vleugelen zult gij gerust zijn.
Als met een schild zal zijn trouw u omgeven, * gij zult niet vrezen voor de verschrikking des nachts,
Niet voor de pijl die vliegt overdag, voor het onheil dat rondwaart in het duister, * noch voor de aanval des duivels in de middag.
| |
| |
| |
[Latijn]
ejus, * non timebis a timore nocturno.
A sagitta volante in die, / a negotio perambulante in tenebris; * ab incursu et daemonio meridiano.
Cadent a latere tuo mille, / et decem millia a dextris tuis; * ad te autem non appropinquabit.
Verumtamen oculis tuis considerabis, * et retributionem peccatorum videbis.
Quoniam tu es, Domine, spes mea. * Altissimum posuisti refugium tuum.
Non accedet ad te malum, * et flagellum non appropinquabit tabernaculo tuo.
Quoniam angelis suis mandavit de te: * ut custodiant te in omnibus viis tuis.
In manibus portabunt te, * ne forte offendas ad lapidem pedem tuum.
Super aspidem et basiliscum ambulabis, * et conculcabis leonem et draconem. -
‘Quoniam in me speravit, liberabo eum; * protegam eum, quoniam cognovit nomen meum.
Clamabit ad me, et Ego exaudiam eum; / cum ipso sum in tribulatione; * eripiam eum et glorificabo eum.
Longitudine dierum replebo eum * et ostendam illi salutare meum’.
Gloria Patri.
| |
Psalm 133
Ecce nunc benedicite Dominum, * omnes servi Domini: Qui statis in domo Domini, * in atriis domus Dei nostri. In noctibus extollite manus
| |
[Nederlands]
Al vallen er duizend aan uw zijde, en tienduizend aan uw rechterhand, * tot u zal het niet genaken;
Maar met uw ogen zult gij aanschouwen * en de vergelding der boosdoeners zien.
Want Gij zijt, Heer, mijn toevlucht. * Den Allerhoogste hebt gij u tot beschermer gekozen.
Geen onheil zal u treffen, * en geen plaag naderen tot uw tent,
Want aan zijn engelen heeft Hij over u bevolen, * dat zij u bewaken op al uw wegen.
Zij zullen u op de handen dragen, * opdat gij niet uw voet zult stoten aan een steen. Op adder en koningsslang zult gij treden * en vertrappen zult gij leeuw en draak. - ‘Omdat hij op Mij heeft vertrouwd, zal Ik hem redden; * Ik zal hem beschermen, omdat hij mijn Naam heeft gekend.
Roept hij Mij aan, Ik zal hem verhoren; in kwelling zal Ik met hem zijn; * Ik zal hem bevrijden en verheerlijken.
Met lengte van dagen zal Ik hem verzadigen * en hem mijn heil doen aanschouwen.’
Eer aan den Vader.
| |
Psalm 133
Komt, looft nu den Heer, * alle gij dienaren des Heren, Gij die staat in de woning des Heren, * in de voorhoven van het huis van onzen God.
Heft in de nacht uw handen
| |
| |
| |
[Latijn]
vestras in sancta * et benedicite Dominum.
Benedicat te Dominus ex Sion, * qui fecit caelum et terram.
Gloria Patri.
En allen herhalen de antifoon:
Mi-serere mi-hi Dómi-ne, et exáudi o-ra-ti- ónem me- am
Of, gedurende de Paastijd:
Al-lelu-ia, al-le-lú- ia, al-le-lú-ia.
| |
Lofzang
Zangwijze voor Zondagen en lagere feesten:
Te lu-cis ante térmi-num, Re-rum Cre- á-tor, póscimus,
Ut pro tu- a cleménti- a, Sis praesul et custö-di- a.
| |
[Nederlands]
naar het heiligdom * en looft den Heer.
De Heer zegene u uit Sion, * Hij die hemel en aarde gemaakt heeft.
Eer aan den Vader.
Ant. Ontferm U mijner, Heer, en verhoor mijn gebed.
Gedurende de Paastijd:
Ant. Alleluja, alleluja, alleluja.
| |
Lofzang
U, voor het scheiden van het licht,
Schepper der dingen, vragen wij,
dat Gij naar uw barmhartigheid
ons leidt en in bescherming neemt.
Ver van ons blijven boze droom
en waan van ijdel nachtgezicht;
en houd den vijand van ons af,
bewaar ons lichaam onbesmet.
Geef dit, algoede Vader, en
Gij Eengeboorne Hem gelijk,
die met den Geest, den Paracleet,
regeert door alle eeuwigheid.
| |
| |
| |
[Latijn]
Zangwijze op de grote feesten:
Te lu-cis ante térmi- num, Re-rum Cre- á-tor, pósci-mus,
Ut pro tu-a cleménti- a, Sis praesul et custó-di- a.
Zangwijze voor gewone weekdagen:
Te lu-cis ante térmi-num, Re-rum Cre- á-tor, póscimus,
Ut pro tu- a cleménti- a, Sis praesul et custódi- a.
Hostemque nostrum comprime,
Regnans per omne saeculum. Amen.
Van Beloken Pasen tot het feest van 's Heren Hemelvaart:
Te lu-cis ante térmi-num, Re-rum Cre- á-tor, póscimus,
Ut pro tu- a cleménti- a, Sis prae-sul et custó-di- a.
Hostemque nostrum comprime,
In sempiterna saecula. Amen.
| |
[Nederlands]
¶ Wanneer op de feesten des Heren de lofprijzing moet worden gewijzigd, wordt deze steeds te bestemder plaatse aangegeven.
Van Beloken Pasen tot het feest van Hemelvaart luidt zij:
Aan God den Vader zij de eer,
en aan den Zoon die uit de dood
is opgestaan, en aan den Geest,
in aller eeuwen eeuwigheid.
Op de feesten van de heilige Moeder Gods:
Jesus, aan U zij heerlijkheid,
die zijt geboren uit de Maagd,
met Vader en met milden Geest,
in aller eeuwen eeuwigheid.
| |
| |
| |
[Latijn]
Op de feesten van de heilige Moeder Gods:
Te lu- cis ante térmi-num, Re-rum Cre- á- tor, póscimus,
Ut pro tu- a cle- ménti- a, Sis praesul et custó- di- a.
Hostemque nostrum comprime,
Cum Patre et almo Spiritu,
In sempiterna saecula. Amen.
¶ Wanneer op de feesten des Heren de lofprijzing moet worden gewijzigd, wordt deze steeds te bestemder plaatse aangegeven.
De priester zingt het kapittel:
Tu autem in nobis es, Domine, et nomen sanctum tuum invocatum est super nos: ne derelinquas nos, Domine Deus noster.
en allen antwoorden:
Afwisselend met het koor zingt de voorzanger de volgende beurtzang:
In manus tu- as Dó-mi-ne,
* Comméndo spí-ri- tum me- um.
℣ Rede-místi nos Dómi-ne, De- us ve-ri- tá-tis.
℣. Gló-ri- a Patri, et Fí-li- o, et Spi-rí-tu- i
| |
[Nederlands]
De priester leest vervolgens:
Kapittel (Jer. 14, 9). Gij zijt bij ons, Heer, en uw heilige Naam is over ons afgeroepen; verlaat ons niet, Heer onze God.
℟. Gode zij dank.
| |
* Korte beurtzang
℣. In uwe handen, Heer, beveel ik mijn geest.
℟. In uwe handen, Heer, beveel ik mijn geest.
℣. Gij hebt mij verlost, Heer, God der waarheid.
| |
| |
| |
[Latijn]
℣. Custó-di nos Dómi-ne ut pu-píl-lam ó-cu-li.
℟. Sub umbra a-lá-rum tu-á-rum prótege nos.
Zangwijze gedurende de Advent:
In manus tu- as Dómi-ne, * Comméndo spí- ri-tum me- um.
In manus. ℣. Redemísti nos Dómi-ne, De- us ve-ri- tá-tis.
* Comméndo. ℣. Gló-ri- a Patri, et Fí-li- o, et Spi-rí-tu- i
℣. Custó-di nos Dómi-ne ut pu-píl-lam ó-cu-li.
℟. Sub umbra a-lá-rum tuárum prótege nos.
| |
[Nederlands]
℟. Beveel ik mijn geest.
℣. Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest.
℟. In uwe handen, Heer, beveel ik mijn geest.
Gedurende de Paastijd:
℣. In uwe handen, Heer, beveel ik mijn geest, alleluja, alleluja,
℟. In uwe handen, Heer, beveel ik mijn geest, alleluja, alleluja.
℣. Gij hebt mij verlost, Heer, God der waarheid.
℟. Alleluja, alleluja.
℣. Eer aan den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest.
℟. In uwe handen, Heer, beveel ik mijn geest, alleluja, alleluja.
Na de beurtzang bidden wij:
℣. Bewaar mij, Heer, als uw oogappel. (P.T. Alleluja.)
| |
| |
| |
[Latijn]
Gedurende de Paastijd wordt deze beurtzang aldus gezongen:
In manus tu- as Dómi-ne, comméndo spí-ri-tum me- um:
* Alle- lú- ia, alle-lú- ia.
℣. Redemísti nos Dómi-ne,
* Alle- lú-ia, alle-lú-ia.
Fí- li- o, et Spi-rí-tu- i Sancto.
℣. Custódi nos Dómi-ne ut pu-píl-lam ó-cu-li, alle-lú- ia
℟. Sub umbra alárum tuárum prótege nos, alle-lú- ia
De voorzanger heft de antifoon aan:
| |
Lofzang van Simeon
Nunc dimíttis servum tu-um Dómi - ne,*
secúndum verbum tuum in pa - ce.
| |
[Nederlands]
℟. Bescherm mij onder de schaduw uwer vleugelen. (P.T. Alleluja.)
Ant. Bewaar ons.
| |
Lofzang van Simeon Luc. 2, 29-32
Wij leggen ons te ruste met de woorden welke de grijze Simeon bad, toen hij het goddelijk Kind in zijn
| |
| |
| |
[Latijn]
Quia viderunt oculi mei * salutare tuum,
Quod parasti * ante faciem omnium populorum:
Lumen ad revelationem gentium, * et gloriam plebis tuae Israel.
Gloria Patri.
En allen herhalen de antifoon:
Salva nos, Dómi-ne, vi-gi-lántes, custó-di nos dormi- éntes:
ut vi-gi-lémus cum Christo, et requi- escámus in pa-ce.
¶ Indien geen priester aanwezig is, wordt voor en na het volgend gebed de liturgische groet Dominus vobiscum vervangen door de aanroeping Domine, exaudi orationem meam. Et clamor meus ad te veniat.
℣. Dominus vobiscum.
℟. Et cum spiritu tuo.
Oremus. - Visita, quaesumus, Domine, habitationem istam, et omnes insidias inimici ab ea longe repelle: angeli tui sancti habitent in ea, qui nos in pace custodiant; et benedictio tua sit super nos semper. Per Dominum nostrum Jesum Christum Filium tuum, qui tecum vivit et regnat in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. ℟. Amen.
| |
[Nederlands]
armen mocht dragen. Wij hebben Christus, het enig ware Licht, leren kennen; dit is onze hoogste vrede, onze troost en onze heerlijkheid.
NU laat ✠ Gij, Heer, uw dienaar gaan * volgens uw woord in vrede;
Want mijn ogen * hebben uw heil gezien,
Dat Gij bereid hebt * voor het aanschijn aller volkeren: Een licht tot openbaring aan de heidenen * en tot heerlijkheid van uw volk Israël.
Eer aan den Vader.
Ant. Bewaar ons, Heer, terwijl wij waken, en bescherm ons als wij slapen; opdat wij mogen waken met Christus, en rusten in vrede. (In de Paastijd: Alleluja.)
℣. Heer, verhoor mijn gebed.
℟. En mijn geroep kome tot U.
* Laat ons bidden. - Bezoek, vragen wij, Heer, deze wonìng, en weer verre van haar alle listen van den vijand; dat uw heilige engelen er in
| |
| |
| |
[Latijn]
℣. Dominus vobiscum.
℟. Et cum spiritu tuo.
℣. Bene-di-cámus Dómi-no. ℟. De- o grá-ti- as.
De priester of de waardigste der aanwezigen zegt:
Benedicat et custodiat nos omnipotens et misericors Dominus, Pater, ✠ et Filius, et Spiritus Sanctus. ℟. Amen.
Vervolgens wordt een der antifonen van de Moeder Gods gezongen (latijnse tekst met melodie op bladz. 1577 vlg.). En ten slotte:
℣. Divinum auxilium maneat semper nobiscum. ℟. Amen.
En in stilte bidden wij nog Pater, Ave en Credo in Deum.
| |
[Nederlands]
wonen om ons in vrede te bewaren, en dat uw zegen altijd over ons mag blijven. Door onzen Heer Jesus Christus uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van den Heiligen Geest, God, door alle eeuwen der eeuwen.
℟. Amen.
℣. Heer, verhoor mijn gebed.
℟. En mijn geroep kome tot U.
℣. Zegenen wij den Heer.
℟. Gode zij dank.
| |
De zegen
Zegene en bescherme ons de almachtige en barmhartige Heer, de Vader ✠ en de Zoon en de Heilige Geest. ℟. Amen.
Vervolgens wordt een der antifonen van de Moeder Gods gebeden (zie bladz. 200 vlg.).
Moge Gods hulp voortdurend met ons blijven. ℟. Amen.
En in stilte bidden wij nog Onze Vader, Wees gegroet en Ik geloof in God den almachtigen Vader.
| |
Gebed na de getijden
Na de getijden van de dag bidden vele priesters het volgende gebed.
Sacrosanctae et individuae Trinitati, crucifixi Domini nostri Jesu Christi humanitati, beatissimae et gloriosissimae semperque Virginis Mariae fecundae integritati, et omnium sanctorum universitati sit sempi- |
Aan de allerheiligste Drievuldigheid, één in Wezen; aan de mensheid van onzen gekruisigden Heer Jesus Christus; aan de zeer heilige en roemrijke, altijddurende en vruchtbare ongeschondenheid van de Maagd Maria; en aan ge- |
| |
| |
heel de menigte der heiligen, zij eeuwige lof, eer, macht en heerlijkheid gebracht door ieder schepsel; en ons worde vergiffenis geschonken van al onze zonden; door de ongemeten eeuwen der eeuwen. ℟. Amen. |
terna laus, honor, virtus et gloria ab omni creatura, nobisque remissio omnium peccatorum, per infinita saecula saeculorum. ℟. Amen. |
℣. Gelukkig de schoot van de Maagd Maria, die den Zoon van den eeuwigen Vader heeft gedragen. ℟. En gelukkig de borsten, welke Christus den Heer hebben gevoed. |
℣. Beata viscera Mariae Virginis, quae portaverunt aeterni Patris Filium. ℟. Et beata ubera, quae lactaverunt Christum Dominum. |
En in stilte: Onze Vader en Wees gegroet.
|
|